De Gereformeerde Kerk te Puttershoek

Van Weverseinde naar Rembrandtstraat.

De Gereformeerde Kerk te Puttershoek-Maasdam werd op 21 oktober 1849 geïnstitueerd als Christelijke Afgescheidene Gemeente (in oktober 2019 bestaat deze kerk dus 170 jaar).

Kaart: Google.

In en in de wijde omgeving van Puttershoek woonden vóór 1849 slechts enkele gezinnen, die lid waren van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Dordrecht. Frans Dorsman, Lena van de Graaf, Cornelis Barendrecht, Cornelis van de Graaf en Teunis van der Waal waren enkelen van de in en rond Puttershoek wonende leden van die gemeente.

‘Te klein’.

Deze gemeenteleden en enkele anderen deelden halverwege 1849 aan de kerkenraad van Dordrecht mee dat ze in hun woonplaats Puttershoek graag een eigen zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente wilden stichten. Dat zag de Dordtse kerkenraad echter niet zitten, vooral omdat de groep gemeenteleden in en rond Puttershoek erg klein was. Ds. S.M. Flesch (1812-1862) van Dordrecht vroeg de broeders uit Puttershoek of ze wel goed hadden doorgerekend hoeveel een zelfstandig kerkelijk leven kostte! Er was immers een kerkgebouw nodig en een predikant; en stond hun ‘het schrikbeeld’ van de gemeente in het aanpalende ’s-Gravendeel niet meer voor ogen? Zíj hadden in 1842 óók een eigen gemeente gesticht, maar al op 5 september 1849 – zéér onlangs! – was de gemeente teniet gegaan. ‘De wereld’ sprak er schande van ‘wanneer men op geen goed fundament begint te bouwen’.

De broeders in Puttershoek waren er echter van overtuigd dat het wel zou lukken; bovendien konden de vrouwelijke gemeenteleden nauwelijks naar de kerk in Dordrecht komen; ook dat moest veranderen! En voor een kerkgebouw hadden ze al lang plannen gemaakt. Daarom herhaalden ze hun verzoek in augustus 1849. De classis ging op 11 september 1849 akkoord en benoemde de pas aan de kerk van Dordrecht verbonden ds. Flesch tot consulent van de aanstaande gemeente in Puttershoek.

Ds. S.M. Flesch (1812-1862).

Instituering (1849).

Op 12 september 1849 (de dag na de classis!) werd daarom in Puttershoek een vergadering gehouden waar ‘een kleine schare’ van omstreeks vijftien personen aanwezig was; niet alleen uit Puttershoek, maar ook uit omliggende dorpen, zoals uit Strijen, Maasdam, Mijnsheerenland en Groote Lindt. Bovendien waren natuurlijk ds. Flesch en twee Dordtse ouderlingen present. Ds. Flesch besprak de plannen met de aanwezigen en gaf toen gelegenheid tot de verkiezing van ambtsdragers. C. van de Graaf en C. van Maastricht werden gekozen tot ouderlingen, en als diaken werd C. Barendrecht aangewezen. Op 21 oktober 1849 – men had ruim de tijd eventueel bezwaren tegen de verkozenen in te dienen – werden deze broeders door ds. Flesch in het ambt bevestigd. Daarmee was de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Puttershoek een feit!

Aanvankelijk kerkte de kleine Puttershoekse gemeente in een houten schuur van ouderling Cornelis van de Graaf aan de dijk die het Weverseinde heet. Predikanten uit de omgeving en mogelijk ook oefenaars zullen in de diensten in de schuur zijn voorgegaan. Ds. Flesch in ieder geval niet lang meer, want hij had ondertussen in Dordrecht problemen gekregen met zijn gemeente: ‘Er kwamen klachten uit de gemeente van scheurmakerij, laster en meinedigheid, voortvloeiende uit die allerakeligste bron van geldzucht’. In oktober 1850 werd hij door de classis geschorst en ds. Flesch onttrok zich meteen met een deel van zijn Dordtse gemeente aan de Christelijke Afgescheidene Kerk.

Geen erkenning bij de overheid gevraagd.

Veel Afgescheiden gemeenten vroegen zich af of zij bij de overheid erkenning en daarmee vrijheid van godsdienstoefening zouden aanvragen, om verschoond te blijven van vervolging door de overheid. In Puttershoek had men het er kort na de instituering ook over gehad. Maar in 1851 besloot men daartoe níet over te gaan.

De eerste predikant: ds. P. den Boer (van 1857 tot 1863).

Waar de pastorie en de kerkschuur ongeveer stonden.

Voor fl. 1.400 kocht de kerkenraad in maart 1858 een woning en toebehoren op de dijk langs de Oude Maas, het Weverseinde genaamd. De koop, omvattende een huis, schuur en erf, was eigendom geweest van de al genoemde ouderling Cornelis van de Graaf. De nu gekochte schuur was de plaats waar sinds 1849 de kerkdiensten van de toen negentig leden tellende gemeente gehouden werden; op dezelfde plaats waar de latere stenen kerk, die na de watersnood in 1953 verloren ging, ook stond.

Toen de eerste predikant, in de persoon van ds. P. den Boer (1828-1901) van Genderen, op 9 november 1857 aantrad (van hem is geen foto bekend), kon hij meteen al zijn intrek nemen in de eerst gehuurde, maar in maart 1858 gekochte woning van Van de Graaf op het Weverseinde langs de Oude Maas.

Vijandigheid…

De Afgescheidenen van Puttershoek hadden het aanvankelijk niet makkelijk. Op zondag werd drie keer een dienst gehouden. De derde dienst, die ’s avonds gehouden werd, droeg meer het karakter van een ‘gezelschap’, een min of meer informeel samenzijn met een godsdienstige strekking. Maar met die gang van zaken waren sommigen het niet eens: ook de derde dienst behoorde voluit eredienst te zijn! Want juist die avondbijeenkomst werd door nogal wat gemeenteleden bijgewoond, omdat ze ’s morgens en ’s middags niet naar de schuurkerk durfden komen. Dat kwam door de vijandigheid van een aantal dorpsgenoten. Zo bleef de avonddienst toch als echte kerkdienst bestaan.

In de periode van ds. Den Boer ging het aantal lidmaten van de gemeente van Puttershoek enigszins vooruit; verscheidene personen sloten zich door het doen van belijdenis bij de gemeente aan.

Ds. E. van de Kamp (van 1864 tot 1870).

Ds. E. van de Kamp (1827-1912).

Ds. Den Boer nam op 31 augustus 1863 afscheid van Puttershoek en vertrok naar de kerk van Baarland. Op 29 december van het jaar daarop, 1864, na ruim een jaar vacant te zijn geweest, deed ds. E. van de Kamp (1827-1912) van Noordwijk-Binnen intrede. Van hem werd verteld dat hij “een trouwe zielenherder was en een Evangelieprediker in den goeden en gezonden zin van ’t woord. Het geloof, waardoor hij zelf leefde, prees hij anderen aan als het eenig middel der zaligheid”.

Een stenen kerkgebouw (1864).

Weverseinde met de gereformeerde kerk en de pastorie uit 1875.

Al voordat de nieuwe predikant intrede deed was de kerkenraad in overleg gegaan over de bouw van een nieuwe kerk. De schuur op het Weverseinde zal niet meer voldaan hebben en/of te klein geworden zijn. Toen men dus behoefte kreeg aan een groter en beter kerkgebouw is op de meest eenvoudige wijze een oplossing bedacht: de nieuwe ‘eenvoudige’ stenen kerk werd in 1864 gewoon achteraan de bestaande pastorie gebouwd (die overigens in 1875 grondig ‘verbouwd’ of door een nieuwe vervangen werd).

Ds. Van de Kamp had het met enkele gemeenteleden niet makkelijk. De ‘voornaamste’ onder hen was schipper Frans Dorsman. Waar het geschil precies over handelde is niet bekend, maar wel weten we dat Dorsman en enkele getrouwen op een gegeven moment op zondag niet meer naar de kerk op het Weverseinde gingen, maar met een scheepje koers zetten naar een andere kerk in de omgeving.

Het interieur van de kerk op het Weverseinde.

‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ (1869).

In 1869 veranderde de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente te Puttershoek’. Dat kwam door een landelijke kerkenfusie tussen de Christelijke Afgescheiden Kerk (de hoofdstroom uit de Afscheiding van 1834), en een kerkgenootschap dat daarvan in 1838 was afgesplitst: de ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’. In 1838 waren namelijk allerlei verschillen van inzicht de oorzaak geweest van het gescheiden optrekken, met eigen gemeenten en kerkelijke vergaderingen; maar na enkele jaren van overleg kwamen beide synodes in 1869 zover dat men besloot te herenigen onder de naam ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’. Ook de gemeente van Puttershoek nam die naam aan.

De predikanten tussen 1870 en 1892.

Ds. W. Raman (1829-1919).

De opvolger van ds. Van de Kamp, ds. W. Raman (1829-1919) van Waddinxveen, stond maar kort in Puttershoek: niet meer dan een jaar. Op 13 november 1870 deed hij intrede en op 3 december 1871 nam hij al weer afscheid. Hij vertrok toen naar de kerk van Vlissingen.

Ds. G.A. Gezelle Meerburg (1841-1903).

Ds. G.A. Gezelle Meerburg (1841-1903) kwam als kandidaat naar Puttershoek en bleef daar van 1873 tot 1877 (hij werd op 2 november 1873 door zijn broer, ds. A.H. Gezelle Meerburg (1845-1905) van ’s-Gravendeel in het ambt bevestigd). Tijdens zijn ambtsperiode werd in 1875 de pastorie voor fl. 4.500 zeer ingrijpend verbouwd – of helemaal opnieuw gebouwd. De eerste steen werd door broeder A. van Es gelegd. Maar het laatste woord over deze kostbare aangelegenheid was er nog niet over gesproken, want ‘de daarvoor aangegane schuld veroorzaakte zorgen die tot 1887 nawerkten’.

Ds. H. Cramer (1831-1917).

Ds. H. Cramer (1831-1917) van Kamperland stond na ds. Gezelle Meerburg ongeveer een jaar in Puttershoek, namelijk van 4 mei 1879 – toen hij intrede deed – tot 27 juni 1880 toen hij afscheid nam en spoorslags naar Oud-Beijerland vertrok; waarom is onbekend. “Hij had een gulle, opgewekte, blijde natuur, met een open oog voor de komische zijde van het leven, nochtans ernstig en gemoedelijk en gehecht aan de oude gereformeerde leer. (…) Op den preekstoel was hij plechtig en deftig, toch kwam ook hier de guit nu en dan om het hoekje gluren”.

Ds. C.J. Eckhardt (1853-1894).

Ds. C.J. Eckhardt (1853-1894) kwam als kandidaat naar Puttershoek en deed op 11 november 1883 intrede na in het ambt bevestigd te zijn door ds. E.F. Smit (1827-1884) van Gorinchem. Ds. Eckhardt stond ongeveer vijf jaar in Puttershoek; jaren die niet zonder problemen verliepen. “Tijdens zijn verblijf werd het geestelijke leven zeer gedrukt door de stoffelijke nood en bovenal doordat er geschil was gerezen op de kerkeraad”. Het ging allemaal om geld. De (ver-)bouw van de pastorie (in 1875) had veel geld gekost, zodat de kerk een behoorlijke schuld had. Bovendien waren enkele belangrijke financiële papieren spoorloos verdwenen, die weliswaar teruggevonden werden, maar ten gevolge van de problemen had een ouderling inmiddels bedankt.

De nieuwe pastorie op het Weverseinde.

Ds. Eckhart nam op 24 maart 1888 afscheid en vertrok naar de kerk van ’s-Gravenmoer.

Strijd over Doleantie en Vereniging.

In 1886 stond de landelijke kerkelijke strijd in de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen, in het middelpunt van de belangstelling; in het land, maar ook in Puttershoek. Nadat de Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken samen een nieuw kerkverband hadden gevormd ontstonden al snel landelijke (synodale) contacten met de Christelijke Gereformeerde Kerk, met het doel beide kerken te verenigen tot één kerkgenootschap, De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Niet alleen in Puttershoek, maar in heel het land waren echter al vóór 1892 bezwaren gerezen tegen de landelijke samenvoeging van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Nogal wat christelijke gereformeerden hielden vol dat de synodes de plaatselijke kerken niet hadden geraadpleegd over de landelijke vereniging. En van de visie van dr. A. Kuyper (1837-1920) – de leider van de Doleantie – op de betekenis van doop en Verbond moesten nogal wat christelijke gereformeerden niet veel hebben. Trouwens, had dr. Kuyper in zijn kerkelijk weekblad ‘De Heraut’ niet herhaaldelijk opgemerkt dat de Afscheiding van 1834 geen ‘werk Gods’ was?! En waarom moest de naam van Christus uit de naam van de nieuwe kerk – ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ – verdwijnen?

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

Op de synode van 1892 hadden daarom al twee predikanten een bezwaarschrift ingediend tegen de Vereniging van de kerken. Het waren ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten en ds. Js. Wisse Czn. (1843-1921) van Den Haag. Maar beide synodes tekenden op 17 juni 1892 de Acte van Vereniging toch.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921).

Dat was voor beide predikanten en vele volgelingen in het land aanleiding om niet met ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ mee te gaan maar de Christelijke Gereformeerde Kerk voort te zetten. Ook in Puttershoek bestonden bij nogal wat leden bezwaren tegen de ‘Vereniging’.

Ds. P. den Boer (van 1892 tot 1901).

Ds. P. den Boer (1828-1901) stapte in 1888 in Veere na een ruzie uit de Chr. Geref. Kerk en ging over naar de Vrije Geref. Gemeente. In 1892 keerde hij met berouw terug. Hij werd toen (voor de tweede keer) predikant te Puttershoek (uit ‘De Bazuin’, 15 april 1892).

De kerkenraad van Puttershoek had het er moeilijk mee. Welke predikant zou de verdeeldheid in de gemeente kunnen beteugelen? Men zag slechts één uitweg: een beroep uitbrengen op ds. P. den Boer, die van 1857 tot 1863 ook al in Puttershoek had gestaan. De predikant nam het beroep aan en deed op 18 december 1892 voor de tweede maal intrede in Puttershoek. Enkele maanden eerder, op 17 juni 1892, was intussen de landelijke vereniging tussen beide kerken een feit geworden. Daardoor spitste de onenigheid zich in de gemeente steeds meer toe. “Ds. Den Boer stond tot aan zijn overlijden midden in de strijd die een en ander veroorzaakte. (…) Zóo erg was het in het kerkelijk leven dat men sprak van scheurziekte”.

Ds. Den Boer overleed plotseling, in het harnas, op 6 september 1901.

Ds. A. Voogel (van 1906 tot 1919).

Ds. A. Voogel (1857-1934).

Na het overlijden van ds. Den Boer volgde een vacaturetijd van ongeveer vijf jaar. Op 2 september 1906 deed ds. A. Voogel (1857-1934) van Waarder intrede in Puttershoek op een traktement van fl. 600 per jaar. Aanvankelijk ging maar een klein gedeelte van zijn gemeente ter kerke; dat alles door de moeilijke jaren die tijdens het predikantschap van ds. Den Boer beleefd werden. Het feit dat zijn jaartraktement al snel naar fl. 1.000 werd opgekrikt, toont aan dat ‘zijn jaren in Puttershoek rijk gezegend werden’; de kerk zat na verloop van tijd weer vol.

Een galerij en een orgel.

In zijn ambtsperiode kwamen ‘velen uit de Ned. Herv. tot de Gereformeerde Kerk over. (…) Zijn prediking werd zeer gezocht. Ze was steeds kort, zaakrijk, getrouw en op den man af’. Geen wonder dat het kerkgebouw al snel vergroot moest worden door er een galerij in te bouwen en bovendien werd in 1908 een kerkorgel aangeschaft, dat geplaatst werd door de fa. Proper uit Kampen.

Puttershoek langs de Oude Maas van boven gezien.

Een kerkscheuring… (1920).

Ondertussen was nog steeds de strijd over de landelijke ‘Vereniging’ met de Dolerenden in Puttershoek niet uitgewoed. De strijd had in de jaren voor en tijdens de tweede ambtsperiode van ds. Den Boer ook in Puttershoek voor veel opwinding en verdeeldheid gezorgd. En in 1920 werd het voorlopige eindoffensief gevoerd: een drietal ouderlingen trad uit de Gereformeerde Kerk om zich aan te sluiten bij de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk van de predikanten Van Lingen en Wisse, gevolgd door ‘een niet gering aantal leden’ (dat laatste is overigens niet te zien aan de ledentallen van Puttershoek zoals die tussen 1918 en 1922 in het landelijk ‘Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland’ vermeld worden: zonder uitzondering wordt in die jaren het aantal van 440 zielen genoemd). In het dorp ontstond dus een ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente; in de jaren ’50 van de vorige eeuw werd de gemeente echter opgeheven; het aantal leden bedroeg toen namelijk niet meer dan rond de dertig.

Oefenaar B.H.J. Jansen (van 1923 tot 1926).

Ds. Voogel had intussen op 26 oktober 1919 afscheid genomen van Puttershoek en vertrok naar de kerk van Kamerik. De kerkenraad zag zich dus geplaatst voor het beroepen van een nieuwe voorganger. Men vond deze in oefenaar B.H.J. Jansen, die de kerk van Puttershoek tussen 1 april 1923 en 29 augustus 1926 diende.

Ds. J. Snoek (van 1930 tot 1937).

Ds. J. Snoek (1870-1937) en echtgenote Jannetje de Vries.

Daarna volgde een vacante periode waaraan na ongeveer vier jaar, in 1930, een eind kwam doordat ds. J. Snoek (1870-1937) van Vrijhoeve-’s-Grevelduin-Capelle (na daarvoor als oefenaar-evangelist in Nieuwlande/Langerak (Dr.) te hebben gewerkt) ‘na veel strijd’ het beroep naar Puttershoek aannam. Hij deed op 13 april intrede en werd door zijn leermeester, prof. dr. T. Hoekstra (1880-1936) van ‘Kampen’, in het ambt bevestigd. “Weer begon hij als met vernieuwde kracht en ijver den arbeid en ook hier ontbrak de zegen niet. Wel werden hem de tegenspoeden niet gespaard, ook in het huiselijk en gemeenteleven”.

“Vooral de onverwachte dood van zijn trouwe echtgenoote brak hier zijn kracht. Op bezoek zijnde bij een van zijn kinderen in Friesland, werd zij hem ontrukt na eenige uren ongesteldheid. Na dit overlijden brak een tijd van vooral geestelijk lijden aan met vaak pijn en smart”.

Ds. J. Snoek (1870-1937).

Hij stond zeven jaar en een week in Puttershoek. “Op 25 december 1936 overviel hem, terwijl hij te ’s-Gravendeel preekte, een ernstige ongesteldheid, die spoedige opname in het ziekenhuis ‘Eudokia’ nodig maakte. Hij begeerde echter te Puttershoek te sterven, zodat hij na eenige tijd daarheen terug keerde. Vaak was het verstand beneveld, maar in heldere oogenblikken was zijn geloofsoog verhelderd en de hope vast, en kon hij roemen in de genade van den Heere Jezus Christus. Na een pijnlijk ziekbed overleed hij” op 20 april 1937. De predikant werd in Urk naast zijn ouders, vrouw en vrienden begraven, “waar de gehele bevolking van het eiland hem op zijn laatste aardse reis ten grave vergezelde”. Ook ouderling J.A. van de Brugge van Puttershoek sprak aan het graf.

Ds. J. Lafeber (van 1938 tot 1946).

Ds. J. Lafeber (1909-1977).

De vacante periode duurde ditmaal niet lang. Op 27 februari 1938 deed ds. J. Lafeber (1909-1977) – hulppredikant van Westervoort (voor Lobith) – intrede in Puttershoek. “Omstreeks de jaarwisseling 1937/1938 nam hij dankbaar het beroep aan dat de kerk van Puttershoek op hem had uitgebracht. Hij was er gezien en geliefd”, zodat de kerk vlak voor de oorlog, in 1939, weer eens vergroot moest worden. “Met name in de oorlogsjaren 1940-1945 is hij velen tot steun geweest. Het was ook tijdens de Puttershoekse periode dat een kind moest worden afgestaan aan Hem die leven geeft en neemt”. Op 20 januari 1946 nam hij afscheid van Puttershoek en vertrok naar de kerk van West-IJsselmonde.

Ds. J.G.W. Terhaak (van 1947 tot 1973).

Ds. J.G.W. Terhaak (1911-1973).

Ook deze vacature werd redelijk snel weer vervuld, toen namelijk ds. J.G.W. Terhaak (1911-1973) van Bergambacht op 20 april 1947 intrede deed in Puttershoek. Het was zijn laatste gemeente, want op 28 augustus 1973 overleed hij na een hartaanval.

Voor ons verhaal is tijdens zijn ambtsperiode vooral de ingebruikneming van de nieuwe kerk aan de Rembrandtstraat van belang, omdat daarmee ons overzicht van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Puttershoek (-Maasdam) afgerond wordt.

Van de oude naar de nieuwe kerk (1962).

De locatie van de oude en de nieuwe kerk (kaart: Google).

Allereerst is het van belang op te merken dat de kerk op het Weverseinde in 1947 een inwendige restauratie onderging. Er kwam een nieuw orgelfront, er werden nieuwe banken geplaatst, er kwam een nieuwe preekstoel, enz. Maar na de watersnoodramp van 1953 moest de kerk aan het Weverseinde worden afgebroken. De dijk langs de Oude Maas te Puttershoek moest namelijk met op zijn minst een halve meter worden opgehoogd en dus ook verbreed. Het probleem was dat op de dijk tal van huizen en andere gebouwen stonden, waaronder ook de pastorie en de gereformeerde kerk. Deze moesten allemaal plaats maken voor verhoging en verbreding van de dijk.

De nieuwe gereformeerde kerk kort na de oplevering.

Van de burgerlijke gemeente kon in het uitbreidingsplan van Puttershoek aan de Rembrandtstraat een stuk grond worden gekocht voor het symbolische bedrag van fl. 1. De verwezenlijking van de nieuwe kerk betekende voor de kerkelijke gemeente van Puttershoek een grote verbetering, want de oude kerk op het Weverseinde stond geregeld onder water. Zelfs nog in het laatste jaar van haar bestaan (1962) gebeurde dat, ook al kon de kerk met zgn. vloedplanken worden afgeschermd. Maar ook dan was het nog een heel werk om droge voeten te houden. “Ik heb tenminste wel eens een hele nacht staan scheppen”, zei ds. Terhaak tijdens een interview.

In gebruik genomen.

Hoe dan ook, de nieuwe kerk werd gebouwd naar ontwerp van architect A. van de Broek uit Vlaardingen. Het was de eerste kerk van deze architect. De totale kosten van kerk en pastorie werden op fl. 450.000 begroot. Maar in verband met de reden die tot deze nieuwbouw leidde, heeft het Nationaal Rampenfonds een groot deel van deze kosten voor zijn rekening genomen, namelijk fl. 304.500. De gemeente zélf bracht door middel van een jeugdactie, een vrouwenactie en een bouwfonds in drie jaar tijd ongeveer fl. 30.000 bij elkaar. Daarin is ook begrepen een bedrag voor de banken, die namelijk voor ongeveer de helft werden geschonken in natura! Op 18 januari 1961 werd de eerste paal voor de nieuwe kerk geslagen, en op 31 maart 1962 werd dit gebouw met een speciale kerkdienst in gebruik genomen.

Hoe de kerk opgeleverd werd.

Het interieur van de nieuwe kerk kort na de oplevering.

In grote trekken bestond het complex uit een rechthoekige kerkzaal met een bijgebouw, en op het punt waar deze beide onderdelen aan elkaar verbonden zijn was de entree. Los van het complex werd een grote driekantige toren van beton met uurwerk en luidklok gebouwd.

De banken werden opgesteld in twee rijen. Het excentrisch middenpad tussen de banken was iets naar links verschoven. In totaal waren in de banken 308 zitplaatsen. Maar dit aantal was voor uitbreiding vatbaar, want het eerste dat opviel als men de nieuwe kerk binnenkwam, was de overtollige ruimte. Alleen al door het bijplaatsen van stoelen kon het aantal zitplaatsen makkelijk worden uitgebreid tot 450 en dan nog bleef voldoende vrije ruimte over zonder dat tekort werd gedaan aan de sfeer.

Het orgel.

Het orgel zoals dat in 1962 vanuit de oude kerk in de nieuwe kerk overgeplaatst werd.

Het orgel uit 1908 werd, voorzien van een nieuw front, naar de nieuwe kerk overgebracht. In 1966 werd het instrument door de fa. H.B. Scheuerman en Zn. uit Rotterdam met een vrij pedaal uitgebreid, terwijl dezelfde firma het orgel in 1975 restaureerde. Ook werd een aantal stemmen aan het instrument toegevoegd en werd een vrijstaande speeltafel geplaatst. Na de laatste uitbreiding in 1997 telde het instrument 16 stemmen en 1.088 pijpen. In 2008 werd het orgelfront opnieuw vernieuwd en de balustrade verlengd, zodat het één geheel vormde met het nieuwe interieur van de kerkzaal.  Want deze werd in 2003-2004 van binnen ingrijpend verbouwd, en op 25 april 2004 weer in gebruik genomen.

Tenslotte…

Het interieur van de kerkzaal in 2004, na de ingrijpende verbouwing (foto: website GK Puttershoek).

Op een sterke uitbreiding van de kerkelijke gemeente werd bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk niet gerekend. Weliswaar werd de kerk gebouwd in het nieuwe uitbreidingsplan van Puttershoek, maar een groot deel daarvan werd noodzakelijk door de opruiming van de huizen langs de dijk.

Weliswaar wordt ons verhaal ‘Van Weverseinde naar Rembrandtstraat’ hier afgerond, maar ook na het overlijden van ds. Terhaak volgden nog meerdere predikanten die de Gereformeerde Kerk van Puttershoek (sinds 11 mei 1994 ‘Gereformeerde Kerk te Puttershoek-Maasdam’) dienden. De kerk aan de Rembrandtstraat doet nog steeds dienst als kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk te Puttershoek-Maasdam.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Puttershoek (- Maasdam).

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Puttershoek (-Maasdam) tussen 1896 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

P. Boender, [Toespraak bij de herdenking van het 100-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Puttershoek]. Puttershoek, 1949

H. Fidder, Dijkverhoging in Puttershoek leidde tot kerkbouw. In: Centraal Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, 10e jrg. nr. 18, 5 mei 1962

J. Groeneveld, H. van Noordwijk, En nooit houden ze op over de centen. 150 jaar Gereformeerde Kerk van Puttershoek/Maasdam. Puttershoek, 1999

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg

C. Smits, De Afscheiding van 1834, Tweede deel, Classis Dordrecht c.a. Dordrecht, 1974

© 2019. GereformeerdeKerken.info