De Gereformeerde Kerk te Numansdorp (1)

In 1876 ontstond in het Zuid-Hollandse Numansdorp een Christelijke Gereformeerde Gemeente, vanuit de Afscheiding van 1834. Deze sloot zich in 1892 aan bij ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

Kaart: Google.

De eerste Afgescheiden Gemeente (1841-1848).

Maar al veel eerder, in 1841, was in het dorp een ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ gesticht, die het echter maar enkele jaren volhield: in 1848 ging de gemeente teniet. Het was slechts een kleine groep, volgens Van der Aa slechts bestaande uit dertig zielen; samen met de leden in het Land van Strijen, een polder daar in de buurt, telde de gemeente op haar hoogtepunt maximaal honderd leden. Maar ze hadden volgens Van der Aa wel een eigen ‘goed eenvoudig kerkgebouw, zonder toren of orgel’, dat ‘aan het noordeinde des dorps’ stond.

Aanvankelijk behoorde de gemeente van Numansdorp tot de Christelijke Afgescheidene Kerk, maar door onderlinge twisten – onder meer over de vraag welke kerkorde de Afgescheidenen moesten aannemen: de Dordtse Kerkorde of het reglement van ds. H.P. Scholte (1805-1868) van Utrecht – koos de gemeente van Numansdorp de zijde van de kerkengroep rond ds. Scholte.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Een eigen kerk (1842).

Het bovengenoemde ‘goed eenvoudig kerkgebouw zonder toren of orgel‘ werd door de Numansdorpse Afgescheidenen in 1842 gesticht. Een stuk land – ‘gelegen in de Numanspolder’ – werd ‘in altijddurende erfpacht gegeven aan de Christelijke Afgescheidene Gemeente’, voor de bouw van de kerk. Volgens dr. Smits heeft het kerkje gestaan ‘tussen de Molendijk en de tegenwoordige Hallinxweg, ongeveer op de plaats waar later het Groene Kruisgebouw kwam te staan’.

Een verzoek om vrijheid van godsdienst (1842).

Op 7 mei 1842 stuurden eenendertig Afgescheiden inwoners van de burgerlijke gemeente Numansdorp een rekest aan de koning met het verzoek ‘als eene Christelijke Afgescheidene gemeente (…) te worden erkend en toegelaten’. Volgens de toen geldende wetten mochten zonder toestemming van de burgerlijke overheid geen Afgescheiden bijeenkomsten gehouden worden, wanneer er meer dan twintig personen aanwezig waren. Ook mochten er geen ‘kerkelijke handelingen’ verricht worden, zoals de bediening van doop en avondmaal; ook collecteren was niet toegestaan.

Tegelijk met het verzoekschrift werd het vereiste reglement meegestuurd, volgens hetwelk de gemeente bestuurd werd. Numansdorp stuurde dus niet de Dordtse Kerkorde mee, maar het Utrechtse Reglement van ds. Scholte. De vrijheid werd verleend.

De gemeente verdwijnt (1848).

Ds. Pieter Zonne (1807-1865) – van hem is geen foto bekend – preekte in 1845 en 1846 in Numansdorp, emigreerde in 1847 naar Amerika en stichtte daar Cedar Grove.

Eind 1845 vestigde ds. P. Zonne (1807-1865) van Genderen zich in Numansdorp, omdat hij door een aantal leden van de Afgescheiden Gemeente ‘geroepen’ was daar als predikant voor te gaan (van ds. Zonne is geen foto bekend). In Genderen was hij kort daarvoor, in september 1845, geschorst en het jaar daarop afgezet. Dat had te maken met het feit dat hij als predikant een afwijkend standpunt had ingenomen ten aanzien van de schorsing van een groepje van vier kerkenraadsleden te Amsterdam, onder leiding van J. Wormser. De synode had de schorsing goedgekeurd, maar ds. Zonne vond dat de schorsing ‘een willekeurige, de gemeente verscheurende handelswijs’ was. Het kostte hem dus zijn predikantschap in Genderen.

Zo kwam hij naar Numansdorp. Maar daar bleef hij niet lang, want in 1846 werd hij beroepen door ‘de groep Wormser’ te Amsterdam. Ook leidde hij kerkdiensten bij de welgestelde, de Afgescheidenen goedgezinde mevrouw Zeelt te Baambrugge. In mei 1847 emigreerde hij naar Cedar Grove in Amerika, en stierf daar in 1865.

Het graf van ds. Zonne in Amerika.

Ook ds. Scholte ging in 1847 de grote plas over en vestigde zich in Pella, Iowa. Toen ook Dirk Bollaart, een van de vooraanstaande Afgescheidenen in Numansdorps gemeente, naar Amerika vertrok (ds. Scholte achterna, óók naar Pella), was de gemeente van Numansdorp drie van haar leidslieden kwijt. En daar bleef het niet bij, want ook een aantal gemeenteleden vertrok naar het land van de onbegrensde mogelijkheden, zodat de gemeente uiteindelijk niet meer dan twaalf manslidmaten telde. ‘De gemeente kan niet meer in al haar behoeften voorzien’, zo schreef de kerkenraad bij de opheffing in 1848 aan de koning. Het kerkgebouw in de Numanspolder werd voor fl. 500 overgenomen door Arie van der Waal en niet veel later gesloopt. Kort daarop ging de gemeente teniet; er was daarna nauwelijks nog binding tussen de verspreid wonende gemeenteleden.

De hervormde kerk te Numansdorp.

Een aantal leden sloot zich aan bij de in april 1836 geïnstitueerde Christelijke Afgescheidene Gemeente te Zuid-Beijerland en ging daar naar de kerk. Maar ook degenen die dat níet deden, samen met enkelen die pas in Numansdorp waren komen wonen, konden zich niet vinden in de prediking in de plaatselijke hervormde gemeente, waar ds. W.H. Houwel van 1850 tot 1880 op de kansel stond. Ze probeerden in het eigen dorp bij elkaar te komen om preken te lezen, te zingen en te bidden.

Christelijke Gereformeerde Kerk (1869).

In 1869 was de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ trouwens van naam veranderd. Dat kwam door een landelijke fusie met de ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’. Deze was enkele jaren na het begin van de Afscheiding, rond 1838, ten gevolge van allerlei verschillen van mening als zelfstandig kerkgenootschap ontstaan door afsplitsing van de Christelijke Afgescheidene Kerk. Maar in de jaren ‘60 waren onderhandelingen over hernieuwde eenwording op gang gekomen, die uiteindelijk in juli 1869 tot gevolg hadden dat beide kerken zich verenigden tot de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’. Slechts een paar gemeenten deden daaraan niet mee en bleven op zichzelf staan.

Diensten in Numansdorp.

In die tijd kregen de christelijke gereformeerden in Numansdorp het voor elkaar dat een vroegere monnik, Roel genaamd, in een schuur aan de Torenstraat voorging; maar toch bevredigde ‘de eenzijdigheid’ van zijn prediking niet en ging men na verloop van tijd alsnog richting Zuid-Beijerland. Maar ook dát beviel vooral in de herfst en de winter niet vanwege de regen, de stormen, de kou en de grote afstand.

Ds. B. de Jong (1837-1910).

Een van hen, Hendrik Hendrikse, stelde toen zijn huis ter beschikking om daar bij elkaar te komen. Totdat ds. B. de Jong (1837-1910), die van 1873 tot 1875 in Zuid-Beijerland stond, toezegde zo nu en dan in de gehuurde schuur aan de Torenstraat te komen preken. Ook ds. Js. van der Linden (1852-1926) van Westmaas en anderen ging daar zo nu en dan voor.

Ds. Js. van der Linden (1852-1926).

Een eigen kerkgebouw (1876).

Omdat de eenvoudige schuur in de Torenstraat na verloop van tijd niet voldeed en bovendien slechts gehuurd werd, ontwaakte al spoedig de wens een eigen kerkgebouw in het dorp te hebben. Vandaar dat eind jaren ’70 voor fl. 2.500 van C. de Lange een woning aan de Havenstraat gekocht werd. Door een interne verbouwing werd het huis voor het houden van kerkdiensten geschikt gemaakt; de kosten van de woning en de verbouwing (fl. 1.400) werden gedekt door een hypotheek en een tweetal particuliere leningen, terwijl ook gemeenteleden zélf geld bijeenbrachten.

In de Havenstraat stond de eerste echte eigen kerk, die in 1876 in gebruik genomen werd.

De nieuwe kerk werd op 3 september 1876 onder leiding van ds. Van der Linden van Westmaas in gebruik genomen.

Een eigen gemeente (1876).

Bijna drie maanden na de ingebruikneming van het kerkje in de Havenstraat werd ook de tweede wens vervuld: een zelfstandige gemeente te worden. Daarvoor hebben vooral drie predikanten zich ingespannen. Ten eerste ds. C.J.I. Engelbrecht (1839-1899) van Spijkenisse. Hij ‘bevestigde’ in aanwezigheid ‘van vele belangstellenden’ de leden van de aanstaande gemeente op 29 november 1876; hij legde uit wat de aanstaande kerkinstituering inhield, en de gemeenteleden legden tegenover hem de belofte af hun kerkelijk leven te zullen vormgeven overeenkomstig de belijdenisgeschriften en de Dordtse Kerkorde.

Ds. C.J.I. Engelbrecht (1839-1899).

Vervolgens werd onder leiding van ds. Engelbrecht, ds. Van der Linden van Westmaas en ds. K. Kleinendorst (1820-1892) van Vlaardingen de verkiezing van ambtsdragers gehouden. Gekozen werden de ouderlingen H. Hendrikse en A. Kievit en de diaken Teunis Vos Pzn. Ds. Kleinendorst bevestigde hen tijdens de dienst op diezelfde 29ste november in het ambt; daarmee was de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente te Numansdorp’ een feit!

Ds. K. Kleinendorst (1820-1892) institueerde de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Numansdorp door de verkozen ambtsdragers te bevestigen.

Het kerkelijk leven begint.

Aanvankelijk was er natuurlijk nog geen eigen predikant. Zo nu en dan kwamen classispredikanten voor het leiden van een dienst naar Numansdorp, maar ook trad zo nu en dan een oefenaar op. En als nóch predikant nóch oefenaar aanwezig was, behielp men zich met preeklezen door een ouderling.

Ds. G. Goris (1849-1933) van Westmaas wees de broeders in Numansdorp echter op hulponderwijzer L.C.F. van Kamp (1851-1897), die preekconsent had en voor predikant studeerde. Student Van Kamp werd gevraagd in Numansdorp voor te gaan en stemde daarmee in. Op 27 november 1878 werd hij als ouderling-voorganger c.q. oefenaar aan de gemeente van Numansdorp verbonden, waar hij tot maart 1880 bleef, met als salaris fl. 10 per week (minus fl. 6 kostgeld). Meer kon de gemeente vanwege de financiële situatie niet betalen. Achteraf bleek zelfs dat bij zijn vertrek fl. 12 achterstallig traktement niet kon worden uitbetaald. Zijnde de goedheid zelve schonk hij het de kerk van Numansdorp. Vanwege zijn zwakke gezondheid nam hij op 8 maart 1880 afscheid en verhuisde naar Wormerveer. Daar zette hij zijn studie voort en werd op 10 juni 1886 op artikel 8 van de Kerkorde (‘singuliere gaven’) als predikant beroepbaar gesteld. Als zodanig diende hij de kerken van Wormerveer en Heemse en hij overleed op 7 februari 1897 ‘na langdurig lijden’.

Ds. J. Passchier (van 1887 tot 1898).

Ds. J. Passchier (1834-1901).

Er volgde voor de kleine, zwakke gemeente een vacante periode van maar liefst zeven jaar. In die tijd emigreerden verscheidene gemeenteleden, onder wie enkele kerkenraadsleden, naar Amerika. Omdat de gemeente desondanks een eigen predikant wilde, besloot de kerkenraad alvast een pastorie te huren, waarvoor fl. 140 per jaar moest worden betaald. Vervolgens begon de kerkenraad ook met het beroepingswerk. Dat ging niet van een leien dakje, mogelijk door het lage traktement van fl. 800 (al was het ‘met vrij wonen’). In ieder geval bedanken achtereenvolgens vijf predikanten voor een op hen uitgebracht beroep.

Uiteindelijk beriep de kerkenraad emeritus-predikant ds. J. Passchier (1834-1901) van ’s-Gravenmoer, omdat hij tijdens een preekbeurt in Numansdorp een goede indruk had gemaakt. Hoewel hij had aangegeven dat hij wegens zijn gezondheidstoestand op korte termijn emeritaat zou aanvragen, bleven de gemeenteleden hem als predikant wensen. Op 11 december 1887 deed hij dan ook intrede, met een preek naar aanleiding van 1 Corinthe 1 de verzen 23 en 24. Het viel achteraf met het aanvragen van het emeritaat wat mee, want ds. Passchier bleef ongeveer elf jaar, tot 24 april 1898, aan de kerk van Numansdorps kerk verbonden. Omdat hij emeritaatsgeld ontving kon het traktement beperkt blijven tot fl. 400 a fl. 500 per jaar met vrij wonen, vrijdom van belasting en zes vrije zondagen.

De Gereformeerde Kerk te Numansdorp (1892).

Tijdens de ambtsperiode van ds. Passchier vond in 1892 opnieuw een landelijke kerkenfusie plaats. Ditmaal tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, respectievelijk afkomstig uit de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886. Beide synodes bekrachtigden de eenwording op 17 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam en samen gingen beide kerken verder als ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Ook de kerk van Numansdorp noemde zich sindsdien ‘De Gereformeerde Kerk te Numansdorp’.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921).

Het was wat dat betreft overigens niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Want nog op dezelfde christelijke gereformeerde synode, waar in 1892 besloten zou worden akkoord te gaan met de Vereniging met de Dolerenden, kwam een bezwaarschrift binnen, ondertekend door ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) van Den Haag en ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten.

Zij waren het met de Vereniging tussen beide kerken niet eens. Ze hielden vol dat met de plaatselijke gemeenten nooit overleg gevoerd was over de (wenselijkheid van de) ‘Vereniging’; en waarom moest de naam van Christus uit de nieuwe kerknaam verdwijnen? Ook hadden ze bezwaren tegen de visie die dr. A. Kuyper (1837-1920) had op onder andere de betekenis van de doop. Toen de Vereniging tussen beide kerken toch doorging, besloten zij de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ voort te zetten. Meerdere gemeenten in het land volgden hen.

De kerk vergroot.

De gemeente van Numansdorp groeide ondertussen onder leiding van ds. Passchier gestaag, en de kerkdiensten werden goed bezocht. Dat was dan ook de reden dat de kerk in de Havenstraat te klein werd en de kerkenraad moest besluiten tot vergroting van het kerkgebouw over te gaan. Nadat de gemeenteleden fl. 300 bijeengebracht hadden en voor fl. 400 een lening afgesloten was, werd met de verbouwing begonnen. De financiële situatie van de gemeente werd er mede daardoor echter niet beter op, terwijl ook voor de diaconie nogal wat geld nodig was. De verhuurster van de pastorie was gelukkig bereid de huurprijs met fl. 100 per jaar te verlagen, terwijl de predikant vrijwillig van zijn salaris fl. 4 per maand inleverde. En de classis verleende financiële bijstand door de kerk van Numansdorp tot ‘hulpbehoevende kerk’ te verklaren.

‘Om te blijven wat wij waren, namelijk christelijk gereformeerd…’.

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

Behalve de financiële problemen ontstonden na het afscheid van ds. Passchier in 1898 in Numansdorp problemen met een aantal gemeenteleden, die klaagden over de gang van zaken tijdens de kerkdiensten én over de Vereniging met de Dolerenden, in 1892. Zoals we hierboven al schreven waren er meerdere gemeenten die daarmee niet akkoord gingen en daarom de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ wilden voortzetten, onder leiding van ds. Wisse en ds. Van Lingen. Ook in Numansdorp waren dus meerdere gemeenteleden die bezwaren hadden tegen de eenwording met de Dolerenden. Ook de prediking in Numansdorp was volgens hen niet meer overeenkomstig Schrift en Belijdenis. Vandaar dat – ondanks dat de kerkenraad met hen in gesprek ging en hen vermaande – ze meedeelden over te gaan naar de Christelijke Gereformeerde Kerk.

De financiële problemen waarmee de kerk van Numansdorp tóch al te maken had, werden daardoor vergroot. Het geld, van een of meer van hen geleend voor de bouw van de kerk, werd door hen teruggevraagd, en dus moest de kerkenraad op zoek naar een andere financier. Die werd gevonden en deze was bovendien bereid het geld onder gunstige voorwaarden te lenen. Dat de groei van de kerk ondertussen enige tijd stagneerde zal hiermee te maken gehad hebben.

Ds. E. Schouten (van 1903 tot 1907).

Ds. E. Schouten (1879-1949).

Ondanks het feit dat de emeritaatsaanvraag van ds. Passchier veel langer op zich had laten wachten dan men aanvankelijk dacht, kwam dat moment in 1898 toch. Op 27 april dat jaar nam ds. Passchier afscheid van Numansdorp en brak opnieuw een vacante periode aan, ditmaal van ongeveer vijf jaar. Het beroep op ds. A. Mulder (1860-1938) van Schoonrewoerd werd niet aangenomen, maar toen kandidaat E. Schouten (1879-1949) uit Dordrecht beroepen werd, nam deze het aan, werd op 1 maart 1903 door ds. C. Lindeboom (1872-1938) van Bolnes in het ambt bevestigd en deed dezelfde dag intrede. Hem was een traktement van fl. 900 toegezegd, met vrij wonen en vrijdom van belasting.

De gemeente leefde op en groeide weer! Er was bijvoorbeeld voldoende geld om een eigen pastorie te bouwen die, inclusief de grond, ruim fl. 4.700 kostte. De predikant nam eind 1906 echter een beroep van de kerk van Bolnes aan en nam op 17 februari 1907 afscheid van Numansdorp. Als zegenbede werd hem door de gemeente psalm 121 vers 4 toegezongen.

Ds. D. van der Meulen (van 1907 tot 1910).

Ds. D. van der Meulen (1870-1942) op latere leeftijd.

De vacature kon snel worden opgevuld. Op 10 november van hetzelfde jaar deed namelijk ds. D. van der Meulen (1870-1942) uit het Friese Schettens intrede, na in de ochtenddienst door ds. J.C. Dagevos (1873-1932) van Zuid-Beijerland in het ambt bevestigd te zijn. Het traktement bedroeg fl. 900. Ook tijdens zijn ambtsperiode bleef de gemeente bleef groeien en bloeien.

Een nieuwe kerk (1908).

Daardoor werd het nodig de inmiddels te kleine kerk in de Havenstraat in te ruilen voor een groter bedehuis in de Torenstraat. Financieel gezien kón dat door het bloeiende kerkelijk leven. Kerkcollecten, giften en renteloze aandelen maakten de bouw mogelijk. Architect A.K. Kruithof maakte de plannen voor de kerk-met-consistoriekamer en voor nog geen fl. 5.800 kon de bouw worden voltooid.

De nieuwe gereformeerde kerk ‘Eben Haëzer’ aan de Torenstraat te Numansdorp.

In 1908 kon de kerk in de Torenstraat onder leiding van ds. Van der Meulen en in aanwezigheid van ds. Js. van der Linden uit Den Haag, in gebruik genomen worden. De intochtspsalm was psalm 122 vers 1. De preek werd gehouden naar aanleiding van psalm 124 vers 8: ‘Onze hulp is in den Name des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft’. In de voorgevel van de kerk was een gedenksteen aangebracht met als tekst: ‘Eben Haëzer’: Tot hiertoe heeft de Heere geholpen.

Ds. Van der Meulen nam op 6 februari 1910 afscheid van de inmiddels ruim 200 leden tellende kerk van Numansdorp en vertrok naar Wormerveer.

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info