Toegelaten tot De Gereformeerde Kerken in Nederland (1896).
( < Naar deel 1 ) – Maar nu de rest nog! Toelating tot de Gereformeerde Kerken in Nederland! Aan de classis Dordrecht werd daartoe om medewerking gevraagd.
Deze besloot begin februari 1895 de jonge kerk voorlopig – als adviserend lid – toe te laten tot de classis Dordrecht, totdat de Generale Synode Middelburg 1896 een definitief besluit genomen zou hebben. Daarom stuurde de kerkenraad van Brussel ‘een dringende bede’ aan de Generale Synode, die in augustus en september 1896 bijeenkwam. Daarin maakten ze ook nu melding van hun bezwaren tegen aansluiting bij de Belgische Christelijke Zendingskerk, al stonden De Gereformeerde Kerken in Nederland daarmee officieel in correspondentie, wat zoveel als kerkelijke erkenning ‘als kerk van Christus’ inhield.
Maar, vonden de Brusselse gereformeerden, de kerkregering van de BCZK was ‘niet overeenkomstig de eis des Woords, gelijk die beleden wordt in de Drie Formulieren van Enigheid’. Nee, ze schreven dit niet om kritiek op die kerk te oefenen, want de Brusselse gereformeerden hadden haar lief en hadden ook veel aan haar te danken, maar toch.
Ditmaal liep alles zoals gehoopt werd. De Synode ging akkoord! Dat besluit was mede te danken aan de goede diensten die dr. A. Kuyper en dr. F.L. Rutgers in dat opzicht bewezen hadden. De ‘Deputaten voor de correspondentie met buitenlandsche kerken’ rapporteerden in het verslag van hun bevindingen over de voorgaande jaren uiteraard over meer dan alleen over de ‘kwestie-Brussel’. In de voorstellen van de Deputaten was onder punt 6 slechts te lezen: ‘De Gereformeerde Kerk van Brussel op te nemen in ons kerkverband en voorloopig te doen inwonen bij de classis Dordrecht’.
Maar ds. P. Biesterveld (1863-1908), hoogleraar aan de Theologische School in Kampen, schreef als rapporteur van de Deputaten nóg iets: ‘Aan de Belgische Zendingskerk voor te stellen eene conferentie met onze beide hoogleraren kerkrecht, de professoren dr. F.L. Rutgers en D.K. Wielenga [1841-1902] inzake de inrichting dier kerk’. Die kerk, zo stelde het rapport enkele pagina’s eerder, ontkende niet ‘dat hunne inrichting niet is, zooals door het Gereformeerde kerkrecht en de Gereformeerde kerkregeering wordt vereischt’. Om vast te stellen of de Gereformeerde Kerken in Nederland eigenlijk nog wel correspondentie konden voeren met die kerk, moest met de leiding van de Belgische kerk vergaderd worden.
‘De Synode vereenigt zich [op 2 september 1896] na breede bespreking met algemeene stemmen met de conclusie van de praeadviserende commissie’, de Deputaten. Zo was aan de wensen van de Brusselse broeders en zusters, en niet in het minst aan die van br. A.G. van Deth volledig voldaan!
Iets over het kerkelijk leven.
Vanaf het begin dat de gereformeerden in Brussel bijeenkwamen hield het gezin van de heer Van Deth in diens woning boven een winkel aan de Kiekenstraat (Rue du Marché aux Poulets), huisgodsdienstoefeningen, waar preken gelezen werden, onder meer door de al eerder genoemde heer R. Husen uit Utrecht, die vanaf 1890 immers de kinderen van het gezin Van Deth catechisatie gaf, en die op 25 december 1893 er zijn vijftigste reis op had zitten; daaraan werd gepaste aandacht besteed. Een paar jaar na het begin van de huisdiensten werden ook anderen daarbij uitgenodigd. Soms kwamen er gereformeerde predikanten uit Nederland om in de diensten voor te gaan.
Na verloop van tijd wilde men geregelde wekelijkse diensten hebben; dat gebeurde voor het eerst op zondag 5 februari 1893, waar een preek van dr. Kuyper gelezen werd, namelijk ‘De Heer onze Rotssteen’. Ook werden er weer preken gelezen door Van Deth, Husen, Tensen of Van Oordt, waarbij gemiddeld rond de vijfentwintig toehoorders aanwezig waren. De collecteopbrengsten werden besteed aan de vergoeding van reis- en verblijfkosten van predikanten en andere voorgangers. Later werden ook collecten ‘voor de armen’ gehouden, waarvan de opbrengsten meegegeven werden aan de voorgangers van elders voor hun eigen kerk.
De eerste officiële kerkdienst was natuurlijk die van 30 december 1894 toen de kerk van Brussel onder leiding van ds. H.J. Reuijl van Dordrecht geïnstitueerd werd. De week daarna was ds. C.L.F. van Schelven (1858-1933) uit Wageningen de voorganger. Maar na verloop van tijd kwamen er vaker predikanten uit Nederland over, zoals prof. dr. H. Bavinck (1854-1921) van ‘Kampen’, maar ook ds. L. Lindeboom (1845-1933) van ‘Kampen’, ds. N.A. de Gaay Fortman (1845-1927) van Amsterdam, ds. F. Lion Cachet (1835-1899) uit Rotterdam, ds. J.E. Vonkenberg (1869-1934) uit Huizen (Noord-Holland) en ds. J.H.M.G. Wolf (1859-1907) uit Maasland; hij zou in 1898 de eerste predikant van de kerk van Brussel worden.
Kerken aan de Kiekenmarkt (tot 1901).
Zoals gezegd werden de eerste jaren – vanaf de eerste bijeenkomst van de Brusselse gereformeerden tot 1901 – in de woning van de heer Van Deth, boven een delicatessenwinkel aan de Kiekenmarkt (Rue du Marché aux Poulets) de huisbijeenkomsten gehouden.
Na de officiële kerkinstituering op 30 december 1894 begon de wens een eigen kerkzaal te hebben steeds meer vorm te krijgen. Zo had de voorzitter van de kerkenraad in mei 1898 een aanbod gekregen om voor 1.000 francs per jaar een ruimte te huren. Terwijl men naar een geschikt lokaal uitkeek werd voor dat doel geld bijeengebracht.
De eerste predikant: ds. J.H.M.G. Wolf (van 1898 tot 1907).
Inmiddels had de kerkenraad het beroepingswerk ter hand genomen. Een beroep werd uitgebracht op ds. J.H.M.G. Wolf van Maasland, die men al een beetje kende; hij nam dit aan en deed op 9 oktober 1898 intrede met een preek naar aanleiding van psalm 123. Zijn jaartraktement bedroeg in principe 6.000 francs, zonder verdere toelagen, al was men er vooraf nog niet helemaal zeker van of men dat bedrag wel bij elkaar kon krijgen.
Het is vooral ook aan de inzet van de predikant te danken geweest dat in Brussel op 1 september 1901 een christelijke school kon worden geopend, in hetzelfde gebouw als waarin de Gereformeerde Kerk destijds was gehuisvest: de Nieuwe Graanmarkt 5. Ook bevorderde de predikant de oprichting van de gereformeerde Jongelingsvereniging ‘Da Costa’.
Kerken aan de Nieuwe Graanmarkt (1901-1927).
In 1901 vond men in de Nieuwe Graanmarkt op nummer 5 een ruimte, ‘vriendelijk gelegen in het midden der stad’. Omdat de Gereformeerde Kerk volgens de Belgische wet geen rechtspersoonlijkheid bezat huurden twee gemeenteleden het ‘in zeer goede staat verkerende én gehouden’ gebouw, waarvan de kerk voor 2.000 francs per jaar de benedenverdieping mocht gebruiken als gereformeerde kerk (ook de school werd in het gebouw ondergebracht). De naam ‘Gereformeerde Kerk’ werd dan ook duidelijk op de voorgevel aangebracht. Van het inmiddels ingezamelde geld werd de inventaris bekostigd, terwijl ook verscheidene geschenken werden aangeboden. De gemeente telde inmiddels honderddertig gemeenteleden.
Een advertentie in het Christelijke Volksblad, om de opening van het kerkgebouw op zondag 7 juli 1901 bekendheid te geven, werd geweigerd omdat het blad geen advertenties van andere kerken wilde opnemen, ‘teneinde verwikkelingen te voorkomen’. De officiële ingebruikneming onder leiding van ds. Wolf ging natuurlijk gewoon door, al had men gedurende de middagdienst hinder van het lawaai dat veroorzaakt werd door deelnemers aan een balspel dat zich voor de kerk afspeelde. Omdat men daarvan later vaker last had werd de burgemeester gevraagd maatregelen te nemen. Daaraan werd echter geen gehoor gegeven. Pas in 1911 vertrokken de balspelers naar elders.
Ds. Wolf was op 4 december 1907 na een ernstige ziekte van een paar maanden op 48-jarige leeftijd overleden, zodat de kerk vacant was. Op 9 december 1907 werd hij na een rouwdienst die geleid werd door ds. W. Hepp (1879-1950) van Antwerpen begraven op het kerkhof van de gemeente Schaarbeek.
Ds. Chr. Warner (van 1909 tot 1919).
In februari 1909 bracht de kerkenraad een beroep uit op ds. Chr. Warner (1880-1919) van Raamsdonk, die dit aannam en op 6 juni 1909 intrede deed in de kerk van Brussel. Hij werd in het ambt bevestigd door ds. T. Ferwerda (1876-1944) van Monnickendam waarna hij intrede deed naar aanleiding van 1 Corinthiërs 2 de verzen 1 en 2: “En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.“
Ondertussen was de gemeente in 1911 gegroeid naar meer dan tweehonderd leden en de beperkte ruimte was de aanleiding dat uitgekeken werd naar een terrein om een grotere kerk te bouwen, dat aan de buitenkant ook duidelijk als zodanig te herkennen zou zijn. Voor dat doel werd dan ook geld ingezameld.
De predikant werd echter ziek en na korte tijd – op 4 december 1919 – overleed hij op 39-jarige leeftijd. Vlak voordat hij ziek werd had hij nog een kerkdienst geleid, waarin hij een preek hield naar aanleiding van de woorden van 2 Timotheüs 4 de verzen 6 tot 8, waarin onder meer voorkwamen de woorden ‘… en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid …’.
Ds. D.J. Couvée (van 1924 tot 1927).
De kerkenraad had direct na het overlijden van ds. Warner het beroepingswerk weer ter hand genomen, maar het ging moeizaam en daarom werd op ds. C.L.F. van Schelven om hulp gevraagd, die wel eens in Brussel voorging. Uiteindelijk bracht men in november 1923 een beroep uit op ds. D.J. Couvée (1889-1978) van Meppel. Deze nam de roeping aan en deed op 6 april 1924 intrede in de kerk van Brussel.
De nieuwe kerk aan de Léon Lepagestraat (1927).
Kort voor de komst van de nieuwe predikant was in februari 1923 al besloten dat zou worden overgegaan tot de bouw van een nieuwe grotere kerk, in plaats van de huidige kerk te vergroten. Er werd aan de plannen veel ruchtbaarheid gegeven door publicaties in Nederlandse dagbladen. Ook dr. H. Colijn (1869-1944) – zelf gereformeerd en in die tijd minister-president en minister van Financiën – beval de plannen van de Brusselse kerk in 1925 aan. Vele giften werden door de Brusselse kerk ontvangen.
Daarmee kon men in ieder geval proberen de plannen te realiseren. Aan de Léon Lepagestraat nummer 33 tot 35 werd een geschikt stuk bouwgrond gevonden ter grootte van 285 m², waarvoor de kerkenraad ruim 185.000 francs moest neertellen. Architect Tj. Kuipers (1857-1942) was door de kerkenraad gevraagd een ontwerp voor de kerk-met-toren te maken. De gebr. Doms uit Vilvoorde kregen de klus van ruim 381.000 francs in uitvoering. Uiteraard viel ds. Couvée de eervolle taak te beurt op 30 augustus 1926 de eerste steen te leggen, als waardering voor de grote inspanningen die hij zich voor de kerkbouw getroost had. Nadat ook het interieur van de kerk in orde gebracht was werden de kosten achteraf op ongeveer 700.000 francs berekend.
De laatste dienst in het oude kerkgebouw aan de Nieuwe Graanmarkt werd op 26 juni 1927 gehouden, want het pand moest kort daarop leeg worden opgeleverd. Ds. J.P. Visscher (1862-1936) van Nieuw Lekkerland was in die dienst de voorganger. Kort daarvoor, op 20 maart 1927, had ds. Couvée namelijk afscheid genomen van de gemeente van Brussel wegens het aannemen van een beroep van de kerk van Hillegersberg-Straatweg. Nog enige tijd moest men zich behelpen met een gehuurd pand in de Loxumstraat op nr. 45, voordat men naar de nieuwe kerk aan de Léon Lepagestraat kon verhuizen.
De nieuwe kerk werd in gebruik genomen op 22 februari 1928. Omdat het gebouw – in verband met de vigerende wettelijke regels – op naam stond van de speciaal voor dat doel in het leven geroepen Vereeniging ‘Guy de Bray’, werd de naam van de kerk al gauw Guido de Bres-kerk.
Daarmee beëindigen we onze beschrijving van het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Brussel.
En verder….
De Gereformeerde Kerk te Antwerpen (1899).
Het bleef niet bij de instituering van de Gereformeerde Kerk in Brussel. Al snel daarna werd namelijk op 8 januari 1899 de Gereformeerde Kerk te Antwerpen geïnstitueerd. Eigenlijk was deze instituering het gevolg van een conflict van gemeentelid J. Mulder met de kerkenraad van de Antwerpse Protestantse Evangelische (Hervormde) Kerk. Hij werd als reactie op zijn verzet tegen volgens hem onschriftuurlijke besluiten van de kerkenraad geschrapt als lid van de kerk, waarna enkele gelijkgezinden die gemeente ook verlieten. Zij werden als gastlid toegelaten tot de Gereformeerde Kerk te Klundert. Ook zij kwamen aanvankelijk als huisgemeente bijeen, maar op 8 januari 1899 werd de kerk officieel geïnstitueerd.
In 1953 werd in het nabijgelegen Hoboken een evangelisatiepost van de kerk van Antwerpen gesticht, sinds maart 1956 in het bezit van een eigen kerkgebouw. Pogingen er een Gereformeerde Kerk te institueren liepen op niets uit.
De Gereformeerde Kerk te Gent (1926).
In Gent werd de Gereformeerde Kerk in 1926 geïnstitueerd. Problemen in de Belgische Christelijke Zendingskerk te Gent waren er de aanleiding van dat in 1897 met hulp van de kerk van Antwerpen besloten werd in eigen kring bijeen te komen voor godsdienstoefeningen. Maar pas vele jaren later zou men met regelmaat samenkomen. Al die tijd waren pogingen om een zelfstandige Gereformeerde Kerk te stichten op niets uitgelopen. Op 10 december 1926 kon de kerkinstituering uiteindelijk toch plaatsvinden. Van januari 1927 tot 1929 verleende de kerk van Brussel pastorale zorg aan de gemeenteleden in Gent en hielp zij ook bij de voorziening van preekbeurten. Op 1 augustus 1929 deed de eerste predikant van Gent intrede, in de persoon van kandidaat B.W. Ganzevoort (1901-1990), die deze kerk – zijn eerste gemeente – ongeveer zeventien jaar lang diende.
De Gereformeerde Kerk te Mechelen (1938).
Toen in 1911 een aantal gemeenteleden van de Evangelische Hervormde Kerk in Mechelen onder leiding van J. Stadeler in conflict kwam met de kerkenraad over de preken van de toenmalige voorganger, scheidden ze zich van die kerk af en zochten ze aansluiting bij de Gereformeerde Kerk te Brussel. Na allerlei verwikkelingen organiseerde de Antwerpse kerkenraad vanaf 1 juli 1925 om de week zogenaamde ‘weekdiensten’ op door-de-weekse dagen in Mechelen. Vooral door de inspanningen van C. Zwaan werden er geregelde diensten gehouden terwijl in januari 1932 een eigen kerkgebouw in gebruik genomen kon worden. Een en ander leidde op 1 maart 1938 tot de instituering van de Gereformeerde Kerk te Mechelen. De eerste predikant van deze kerk was ds. W. Fijn van Draat (1910-1998).
De Gereformeerde Kerk te Denderleeuw (1953).
In opdracht van de Gereformeerde Kerk te Brussel werd in 1923 door evangelisatiepredikant ds. A. Lauwers (1870-1955) – een tot het protestantisme bekeerde roomse priester – begonnen met evangelisatiewerk in Denderleeuw. Daarbij werd veel tegenwerking ondervonden van het gemeentebestuur zowel als vanuit de lokale rooms-katholieke parochie. Desondanks kon in Denderleeuw op 28 oktober 1953 de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd worden. De eerste eigen predikant van deze kerk was ds. H.J. Hegger (1916-2012), die net als ds. Lauwers vroeger ook rooms-katholiek priester geweest was.
De Gereformeerde Kerk te Boechout (1955).
Aanvankelijk behoorden de gereformeerden in het dorp Boechout tot de kerk van Antwerpen, maar toen de gereformeerde Klaas Sluys als werknemer in een fabriek van smaakstoffen en parfumolie in Boechout ging werken, meende hij dat daar mogelijkheden waren de Gereformeerde Kerk te stichten. Hij begon er met intensief evangelisatiewerk, daarbij hevig tegengewerkt vanuit de plaatselijke rooms-katholieke parochie. Vanaf 24 september 1952 kwam de inmiddels gegroeide groep gereformeerden geregeld bijeen in de woning van Sluys.
Een aantal van hen vormde een comité dat zich ging inzetten voor de instituering van de Gereformeerde Kerk en voor de stichting van een christelijke school. Als ‘het wonder van Boechout’ kwamen kerk en school er inderdaad. De Gereformeerde Kerk werd er op 25 mei 1955 geïnstitueerd. K. Sluys beschreef zijn belevenissen in een boek, getiteld ‘Het wonder van Boechout’.
De synode benoemde Deputaten (1927).
De gereformeerde Generale Synode van Groningen 1927 benoemde het Deputaatschap voor de Evangelisatie in België. Dit was het gevolg van het feit dat in de jaren ’20 in de kerk van Brussel een conflict ontstaan was over het evangelisatiewerk van die kerk, dat door de synode van Assen 1926 behandeld werd. Bij de bestudering van de problemen kwam de latere Synode van Groningen 1927 tot de slotsom dat voor het evangelisatiewerk in België vooral ook financiële steun vanuit Nederland noodzakelijk was. De Deputaten stonden de kerken in België bij, vooral als het ging om het evangelisatiewerk. Overigens werd de naam van het Deputaatschap later veranderd in ‘Generale Deputaten voor de zaken van de Belgische Kerken’.
De classis België (1974).
Aanvankelijk behoorden de gereformeerden van Brussel – zoals al opgemerkt – vanaf 1896 tot de Classis Dordrecht. Ook de later gestichte Gereformeerde Kerken werden aan die classis toevertrouwd. Maar in de Belgische kerken begon men zich langzamerhand te beseffen dat deze kerken zich moesten voegen naar de Belgische kerkelijke en maatschappelijke toestanden. Om als Belgische kerken geregeld onderling overleg te kunnen voeren werd de Kring België van de Gereformeerde Kerken opgezet, die overigens kerkrechtelijk geen gezag had. Op 10 december 1950 kwam men als zodanig voor het eerst bijeen. In 1958 vond men het echter tijd worden een officiële ‘meerdere vergadering’ te worden, zoals een classis. Per 1 januari 1974 werd de Classis België ingesteld.
De classis België na vijf jaar opgeheven (1978).
De gereformeerde Classis België sprak in 1968 uit meer te willen samenwerken met de Protestantse Evangelische Kerk van België. Daaruit vloeiden gesprekken voort over kerkelijk samengaan, waaraan sinds 1971 ook de Hervormde Kerk van België meedeed (de vroegere ‘Belgische Christelijke Zendingskerk’). Uiteindelijk ontstond daaruit per 1 januari 1979 de Verenigde Protestantse Kerk in België. Besloten werd dat de daarin participerende kerken per 31 december 1978 ophielden te bestaan. Zo ook de Gereformeerde Kerken die sinds 1894 in België waren ontstaan. Door het Breed Moderamen van de Generale Synode van Zwolle 1977/1979 werd besloten dat de Classis België, behorende tot de Particuliere Synode Noord-Brabant en Limburg, per 1 januari 1979 ophield te bestaan.
Ledentallen van de Gereformeerde Kerken in België.
Bronnen onder meer:
Acta der Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Dordrecht in den jare 1893. Amsterdam, 1893
Acta der Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Middelburg van 11 aug. tot 4 sept. 1896. Leiden, 1897
A. de Raaf, Guido de Bres-Kerk van Brussel (voorheen Gereformeerde Kerk). Historisch Overzicht 1894-1984. g.p., 1984.
A. de Raaf en P. van Beek, Korte wordingsgeschiedenis van de Gereformeerde Kerken in België. In: Archief van de Classis België van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Utrecht, 1988
N.N., Ons Zilveren Jubileum [van de Brusselse ‘Stadsevangelisatie’], 1 november 1880 – 1 november 1905. Brussel, 1905
[De heer A. de Raaf (1922-2004), wiens geschriften als voornaamste bron voor het bovenstaande verhaal werden gebruikt, was de grote deskundige op het gebied van de Belgische Gereformeerde Kerken. Zo schreef hij onder meer:
Een Eeuw Silo, over de Silo-Kerk te Brussel-Laken;
Guido de Bres-kerk van Brussel (voorheen Gereformeerde Kerk), Historisch overzicht 1894-1984;
Bewaar het Pand, een eeuw Protestantse Kerk aan de Bexstraat te Antwerpen;
Een Open Poort naar het Zuiden, Geschiedenis van het Deputaatschap voor de ‘Zaken van de Belgische Kerken van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1927-1992).
Ook inventariseerde en beschreef hij het Archief van de Classis België van De Gereformeerde Kerken in Nederland.]
© 2020. GereformeerdeKerken.info