De Gereformeerde Kerk te Renkum-Heelsum (3)

Ds. A. Plaatsman (van 1947 tot 1952).

( < Naar deel 2 ) – Al na ongeveer vier maanden deed de nieuwe predikant intrede in de persoon van ds. A. Plaatsman (1910-1986) van het Friese Sybrandaburen, op 29 juni 1947.

Ds. A. Plaatsman (1910-1986).

Voor het eerste beroep dat door de kerkenraad op hem was uitgebracht had hij bedankt. Hij nam zijn intrek in de gehuurde pastorie aan de Utrechtsestraat 122, gebouwd door architect F.A. Eschauzier; een maand later werd het huis voor fl. 21.000 door de kerk als pastorie aangekocht.

De predikant had mede leiding te geven aan de wederopbouw van het kerkelijk leven en van de kerkelijke goederen, want aanvankelijk was het kerkgebouw slechts bij wijze van lapwerk gerepareerd. Tijdens de renovatie van de kerk werd ook een achttal prachtige glas-in-loodramen met bijbelse voorstellingen aangebracht.

Een van de glas-in-loodramen (foto: Reliwiki, Gert-Jan Lobbes).

Dat kostte geld, waarvoor overleg gepleegd werd met het ‘Commissariaat voor Oorlogsschade’, dat in 1945 door de regering was opgericht en in 1960 haar werkzaamheden beëindigde (waarna de archieven helaas vernietigd werden!). De oorspronkelijk bij de bouw aangebrachte glas-in-loodramen bestonden niet uit voorstellingen maar waren hier en daar voorzien van gekleurde glaasjes.

Ook het orgel moest een grondige opknapbeurt ondergaan, die voor fl. 5.000 werd uitgevoerd door de fa. Sanders te Utrecht, waarna het instrument op 30 juni 1948 door een bespeling door de bekende organist Simon C. Jansen (1911-1980) in gebruik genomen werd.

Naar Indië.

Op weg naar Indië…

De Tweede Wereldoorlog was dan wel afgelopen, er wachtte naar het oordeel van de Nederlandse regering echter nog een taak in de overzeese gebiedsdelen in Azie, ‘Ons Indië’. Daar was ‘de opstandeling Soekarno’ bezig met het bevrijden van de ‘Gordel van Smaragd’ van het Nederlandse kolonialisme, die inmiddels alvast de onafhankelijke ‘Republik Indonesia’ uitgeroepen had. De regering liet daarom een tweetal politionele acties uitvoeren. Daarvoor moesten ook jongemannen uit Renkum naar Indië. Oud-leden van de JV, waarvan een deel van hen lid was, besloten toen het ‘Orgaan van de Militaire Commissie der Geref. Jeugd te Renkum en Heelsum tot versterking en onderhouding van de band met onze vrienden in Ned. Oost-Indië’ op te richten.

Op 15 oktober 1947 publiceerde deze commissie-met-de-lange-naam het eerste nummer van een maandblad, waarnaar de jongens in Indië altijd uitzagen. De commissie liet ook een grammofoonplaat maken met daarop een kerstgroet van ds. Plaatsman, met daarop ook een aantal psalmen die destijds nog op lange noten gezongen werden. Nadat de politionele acties in 1949 voorbij waren, hield ook het maandblad op te bestaan.

Van iso-ritmisch naar ritmisch.

Ds. H. Hasper (1886-1974).

En wat die kerkzang-op-lange-noten betreft: tijdens het predikantschap van ds. Plaatsman informeerde Dirk Heijkamp de gemeenteleden middels enkele lezingen over de komende verandering in de kerkzang, omdat men in de Gereformeerde Kerken in die tijd bezig was met het ‘beproeven’ (het oefenen) van een nieuwe psalmberijming, namelijk die van ds. H. Hasper (1886-1974). Daarin werden de psalmen op lange én korte noten gezongen (zoals Calvijn het destijds bedoeld had). In Renkum besloot de kerkenraad toen om de veertien dagen de nieuwe zangwijze te oefenen, onder leiding van Heijkamp. De psalmberijming van ds. Hasper werd uiteindelijk in onze kerken niet ingevoerd, maar desondanks begon de ritmische zangwijze aan haar opmars. In Renkum zou het nog tot de jaren ’50 duren voor de ritmische zangwijze definitief werd ingevoerd.

Ds. Plaatsman nam op 27 januari 1952 afscheid van de Gereformeerde Kerk te Renkum en vertrok naar de kerk van Amsterdam.

Ds. J. Brouwer (van 1952 tot 1960).

Ds. J. Brouwer (1913-1986).

Op 31 augustus 1952, zeven maanden na het vertrek van ds. Plaatsman, deed ds. J. Brouwer (1913-1986) van het Groningse Middelstum intrede in Renkum (begin 1955 werd hij voor ruim een jaar ‘uitgeleend’ als legerpredikant, dit op verzoek van de Deputaten voor de Land-, Zee- en Luchtmacht van de generale synode. Ook tijdens het predikantschap van ds. Brouwer groeide de gemeente gewoon door.

Een vergaderzaal (1958).

Geen wonder dat men ruim een half jaar na zijn terugkomst begon te spreken over de bouw van een vergaderzaal achter de kerk, vooral ten dienste van het groeiende verenigingsleven en voor de gezellige middagen van de bejaarden . De gemeente telde eind 1956 al ruim 900 leden en de ruimte was schaars. Tegelijk werd eraan gedacht om ook de kerkzaal indien nodig te kunnen uitbreiden, bijvoorbeeld tijdens de zomervakantie, als veel gasten zich aandienden. Een minimum bedrag van fl. 50 werd gevraagd.

‘De Spreng’ achter de gereformeerde kerk.

De giften stroomden binnen en het duurde niet lang voordat de benodigde gelden, inclusief een lening van fl. 20.000 en een gift van fl. 5.000, bijeen waren. En toen in januari 1958 de inschrijving gehouden werd bleek de laagste inschrijver voor fl. 39.000 te hebben ingetekend: de fa. Van de Vegte en Aalbers. De bouw verliep voorspoedig en op 22 oktober 1958 kon de nieuwe zaal met een feestelijke bijeenkomst in gebruik genomen worden. Tegelijk met ‘De Spreng’, zoals de nieuwe zaal genoemd werd, was ook de kleine zaal stevig onder handen genomen.

Ds. W.C. van den Brink (van 1960 tot 1967).

Ds. W.C. van den Brink (1905-1976).

Ruim drie maanden na het vertrek van ds. Brouwer stond zijn opvolger al op de preekstoel, in de persoon van ‘de vermaarde predikant’ ds. W.C. van den Brink (1905-1976) uit ’s-Gravenhage-Oost, die op 18 december 1960 in een overvolle kerk intrede deed. ‘Een groot enthousiasme, die niet tot de kerkelijke grenzen beperkt bleef, maakte zich meester van onze gemeente’. Hij nam zijn intrek in de door overvloedige giften mogelijk gemaakte grondig gerestaureerde pastorie.

In deze tijd was de kerk meestal overvol, ook met hoorders ‘van heinde en verre’. “Zoals in de eerste jaren van zijn pastoraat is het nadien nooit meer geweest”. ‘Gereformeerd was hij tot in de vingertoppen en de samenwerking met de hervormde kerk trad hij argwanend tegemoet’. Hij was dan ook een van de 64 ondertekenaars van een ‘Getuigenis’ dat ageerde tegen de oproep op 26 mei 1962 van negen hervormde en negen gereformeerde predikanten, in aanwezigheid van 4500 sympathisanten in het Jaarbeursgebouw te Utrecht, ‘om als Gereformeerde Kerken en Hervormde Kerk zo snel mogelijk samen te gaan’; het begin van de Samen-op-Wegproces.

De drie bekendste geschriften van ´De Achttien’ (foto: GereformeerdeKerken.info).

Uitbreiding van het aantal zitplaatsen (1962).

Duidelijk was in ieder geval dat het aantal zitplaatsen in de kerk te beperkt werd. Dus werden door architect Van Rookhuijzen plannen ontworpen om te komen tot een forse uitbreiding van de kerkzaal, die echter door de burgerlijke gemeente tegengehouden werden. In plaats daarvan werd besloten aan de ingangszijde een galerij aan te leggen, waardoor het aantal zitplaatsen werd uitgebreid. Er stonden overigens nog andere reparaties op stapel (zoals een nieuwe stookinstallatie en een stevige opknapbeurt van de kerkenraadskamer), voor de betaling waarvan een ‘Bouw- en voorzieningsfonds’ – gevuld door gulle gaven van gemeenteleden – zorg droeg.

Omdat een prognose van de toekomstige ledentallen van de Gereformeerde Kerk op zo’n 1.600 zielen wees, nam de kerkenraad alvast een stuk grond in optie voor eventuele uitbreiding van de kerk. Het is er niet van gekomen, want het maximale aantal leden werd bereikt in de tweede helft van de jaren ’80 en werd niet meer dan ongeveer 1.300 leden. Ondertussen werd in verband met de groei van het ledental wel besloten het aantal zondagse avondmaalsvieringen tot twee uit te breiden ‘in een wisselende indeling over de even en oneven wijken’.

Het nieuwe orgel (1965).

Het nieuwe Van Leeuwenorgel dat in 1965 geplaatst werd.

Begin jaren ’60 was al een orgelfonds opgericht omdat men zag aankomen dat het instrument te eniger tijd zou moeten worden opgeknapt. En dat bleek al snel, want in 1963 werd besloten geen duur geld meer aan restauratie van het instrument te besteden, die zo’n fl. 15.000 zou kosten. Daarom werd in 1964 besloten op zoek te gaan naar een nieuw orgel. In juni viel het besluit om door orgelbouwer Van Leeuwen te Leiderdorp voor fl. 55.000 een orgel te laten bouwen. Daarvoor behoefde slechts fl. 18.000 te worden geleend, omdat de gemeenteleden de rest opbrachten. Op 2 juni 1965 kon het nieuwe orgel in gebruik genomen worden met een concert gegeven door de Mannheimse organist Hans Schmidt en Bé Hollander uit Wageningen. Ter gelegenheid hiervan werden feestelijke bijeenkomsten gehouden in De Spreng.

De bijzondere metselwijze van de gereformeerde kerk komt op verscheidene plaatsen uit (foto: Gert-Jan Lobbes).

Aflopende wateren.

De predikant kon zich in de laatste jaren van zijn Renkumse pastoraat niet verenigen met de gang van zaken zoals die zich in De Gereformeerde Kerken in ons land begonnen af te tekenen, waarmee vooral de nieuwere opvattingen van sommige theologen bedoeld werden, “die naar zijn oordeel een bom onder de belijdenis der vaderen legde. Tot in het diepst van zijn ziel geschokt, riep hij luide van de preekstoel: ’De Gereformeerde Kerk zal op haar grondvesten schudden!’” Ook in nieuwe ontwikkelingen in kerkdiensten en in jeugddiensten kon hij zich niet vinden. Gesprekken over de ‘misverstanden en meningsverschillen’ die er uit voortvloeiden leidden uiteindelijk ‘tot een controverse die eerst na zijn vertrek een einde nam’. De predikant nam op 8 oktober 1967 afscheid van Renkum en vertrok naar de kerk van Nieuw-Loosdrecht.

Ds. D. van Santen (van 1968 tot 1975).

Ongeveer even lang als zijn voorganger stond ds. D. van Santen (*1934) uit Suawoude in de kerk van Renkum, die op 7 april 1968 intrede deed. Tijdens zijn predikantschap nam ds. J.G. Adema (1904-2001) uit Rotterdam-Delfshaven als eerste het bejaardenpastoraat op zich; hij ging wonen in de pastorie aan de Papyruslaan te Heelsum. Hij verrichtte deze hulpdiensten van 1969 tot 1976.

Ds. J.G. Adema (1904-2001).

Eind 1968 werd het liturgisch centrum aangepakt. Een grote verandering was dat de ambtsdragers daar geen plaats meer kregen; dat was oorspronkelijk bij de bouw van de kerk wel zo bedacht door de architect, maar daarmee volgde hij de ideeën van die tijd. In het vervolg zaten de ambtsdragers op de voorste banken in de kerk, wat meteen inhield dat het tijdens de kerkdienst ‘toezicht houden op de gemeente’ (wie is er wel? wie is er niet? enz.) voorbij was.

Een enquête.

Er kwamen allerlei andere veranderingen. In de eerste plaats werd besloten meer ambtsdragers te benoemen, omdat de huisbezoeken niet ten volle tot hun recht kwamen: de wijken waren te groot geworden. Vandaar dat de gemeente verdeeld werd in zeven secties met elk twee ouderlingen en een diaken. Er kwam nu ook een jeugdouderling, om extra aandacht te besteden aan het jeugdwerk. Er kwamen nog geen vrouwelijke ambtsdragers; daarover zou later beslist worden.

Verder werd een enquête gehouden over de ‘staat van de gemeente’. Allerlei vragen werden gesteld. Het bleek dat men tegen de vrouw in het ambt geen bezwaar had (in 1972 werd het principebesluit genomen daartoe over te gaan); dat samenwerking met de hervormde gemeente wenselijk gevonden werd; dat meer gezamenlijke zondagmiddagdiensten gewenst werden en dat ook de jeugd gerust mocht meewerken aan kerkdiensten. Verder bleek dat zeven van de tien gemeenteleden (die het vragenformulier instuurden) niet verontrust waren over de gang van zaken in de gemeente. Twee van de tien waren dat wel. En wat betreft het zingen van de geloofsbelijdenis en van het Onze Vader, daartegen waren nauwelijks nog bezwaren.

Interieur van de gereformeerde kerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk, gefotografeerd in 2008).

Samen-op-Weg.

Begin jaren ’70 werden ook gezamenlijke hervormd-gereformeerde kerkenraadsvergaderingen gehouden en werkten ook de hervormde en gereformeerde predikanten samen. Gesproken werd ook over de mogelijkheid de catechese gezamenlijk te organiseren. Besloten werd tot kanselruil, tot het houden van kerk- en schooldiensten en de (in het najaar van 1973) gelijktijdige invoering van het nieuwe Liedboek voor de Kerken. Daarbij werd hulp verleend door een aantal geoefende muzikanten, die onbekende melodieën hielpen zingbaar te maken.

Enkele ramen in de gereformeerde kerk (foto: Reliwiki, Gert-Jan Lobbes).

Bouwen…

Ook tijdens het pastoraat van ds. Van Santen werd ijverig gebouwd. Vooral was behoefte aan vergaderruimte voor de jeugd, terwijl verder de toiletten, de garderobe en de keuken vernieuwd moesten worden. Het aanbrengen van een geluidwerende vouwwand in De Spreng zorgde voor de mogelijkheid de zaal in tweeën te delen, zodat extra vergaderingen gehouden konden worden.

Aanvankelijk besprak men twee mogelijkheden om de uitbreiding te realiseren. Besloten werd uiteindelijk voor de bouw van twee zalen ‘in het onderaardse van De Spreng’. Een en ander moest fl. 244.000 gaan kosten, maar door een rondgang door de gemeente, de verkoop van de pastorie aan de Papyruslaan te Heelsum, die fl. 86.000 opbracht (ds. Adema was inmiddels in 1976 vertrokken), een gift van fl. 10.000 en subsidies maakten de realisering van de plannen mogelijk. Aannemers Riksen & Jansen waren de laagste inschrijvers en namen de bouw ter hand, zodat het geheel in het najaar van 1975 in gebruik genomen kon worden. Overigens had ds. Van Santen bijna een jaar daarvoor, op 5 januari 1975, afscheid genomen wegens vertrek naar de kerk van Sassenheim.

Ds. H. Peper (van 1975 tot 1980).

Ds. H. Peper (1931-2013).

Op 31 augustus van hetzelfde jaar deed ds. H. Peper (1931-2013) van Baarn intrede. Toen ds. Adema in 1976 afscheid nam was de vraag of de aanstelling van een bejaardenpastor financieel verantwoord was, omdat dit fl. 20.000 kostte. De kerkenraad besloot te trachten met de kerk van Wolfheze tot een samenwerking op dit gebied te komen, maar deze kerk ging daar niet in mee. Die kerk adviseerde de gemeenteleden bij het bejaardenpastoraat te betrekken. De kerkenraad besloot echter – de belangrijkheid van het bejaardenpastoraat inziende – een financiële actie te houden voor verhoging van de kerkelijke bijdragen. Die actie lukte, zodat emeritus-predikant ds. H.A. Starrenburg (1925-2013) van 1978 tot 1980 in het bejaardenpastoraat kon worden benoemd.

Ds. H.A. Starrenburg (1915-2013).

Enkele belangrijke zaken in deze periode zijn de volgende:

– Vrijwel alle kerken in de burgerlijke gemeente werkten in 1977 mee aan de organisatie van het kerk- en recreatiewerk op de camping ‘De Bilderberg’ te Oosterbeek. Daaraan werkten ook grote groepen jongeren mee, met het doel de paar duizend recreanten over het evangelie te vertellen.

– Het kerkgebouw bestond op 8 augustus 1978 vijftig jaar! Dat hieraan ruimschoots aandacht besteed werd spreekt voor zich. Niet alleen werden historische overzichten gegeven, maar ook werd een tentoonstelling van archiefstukken ingericht. Ter gelegenheid daarvan werd door de Gereformeerde Jeugd Centrale een zestal nieuwe kanselkleden, antependia, aangeboden, dat het prachtige interieur van de kerk extra cachet gaf.

– Het jeugdwerk werd in 1978 zelfstandig. De Gereformeerde Jeugd Centrale, die al twintig jaar lang het jeugdwerk coördineerde en stimuleerde, kreeg door het passeren van de notariële acte rechtspersoonlijkheid. Het jeugdwerk telde op dat moment ruim tweehonderd leden. De Jeugdcentrale gaf toen trouwens al zes jaar lang het kwartaalblad ‘Kleintje Kerkopbouw’ uit, waarin allerlei wetenswaardigheden over het jeugdwerk werden gepubliceerd.

– De liturgische vernieuwing ging door; de Commissie Eredienst, die al in de tijd van ds. Van Santen was ingesteld, verzette wat dat betreft veel werk, onder andere het houden van lezingen en het realiseren van liturgieën ten behoeve van bijzondere kerkdiensten.

Vacant van oktober 1980 tot april 1982.

Na het vertrek van ds. Peper volgde de langste vacante periode uit de geschiedenis van de kerk van Renkum-Heelsum. Na het vertrek van ds. Peper werd emeritus-predikant ds. J.H. de Boer (1915-1992) benoemd, die van 1981 tot 1984 hulpdiensten verrichtte  in het pastoraat.

Ds. J.H. de Boer (1915-1992).

Het beroepingswerk wilde niet vlotten. De pastorie bleek trouwens dringend toe te zijn aan restauratie. Maar dat zou maar liefst twee ton gaan kosten. Een pastoriefonds werd ingesteld dat door het houden van acties al snel fl. 10.000 bevatte. Na een enquête te hebben gehouden onder de gemeenteleden werd besloten de bestaande pastorie af te breken en een nieuwe te bouwen. De plannen gingen echter niet door. En uiteindelijk kwam het tot een opknapbeurt voor de bestaande pastorie, die door de inmiddels gevonden nieuwe predikant betrokken werd.

Ds. B. Ledegang (van 1982 tot 1989).

Dat was ds. B. Ledegang (*1944) uit Amsterdam, die op 18 april 1982 intrede deed. Tijdens het pastoraat van ds. Ledegang werd ds. L. Oranje (1937-1987) van 1984 tot 1987 als industriepredikant voor de Stichting Evangelie en Industrie in Gelderland benoemd, en verbonden aan de kerk van Renkum-Heelsum.

Ds. L. Oranje (1937-1987).

Ds. Ledegang wilde met ‘het korte verhaal’ ook de kinderen bij de dienst betrekken. Voor wat betreft de liturgie wilde hij naar nieuwe vormen zoeken en voor het eigentijdse lied en de cantorij een plaats inruimen. Ook aan het vormings- en toerustingswerk van de gemeenteleden wilde hij aandacht besteden. Er kwamen onder meer een preekvoorbereidingsgroep, een Bijbelstudiegroep, een Leerhuis Kerk en Israël, een interkerkelijke gespreksgroep, koffieochtenden, een werkgroep Werelddiakonaat, repetities van het koor Voces Pacis, het kinderkoor Simcha, de cantorij en er werden orgelconcerten georganiseerd.

Ook werden tot in de wijde omtrek bekend de zgn. Polen-markten, waarvan op 2 juni 1984 de eerste gehouden werd, die fl. 4.200 opbracht, bestemd voor Poolse studenten om hun studie in Nederland te kunnen voortzetten. Ook werden wagenladingen met goederen vanuit Renkum naar Polen gereden.

– Begin april 1984 besloot de kerkenraad uiteindelijk met meerderheid van stemmen de kinderen tot het Heilig Avondmaal toe te laten; daarover was meer dan tien jaar beraadslaagd.

Het interieur zoals dat in 2008 gefotografeerd werd door Andre van Dijk (foto: Reliwiki).

– In 1985 onderging het Van Leeuwen-orgel een stevige restauratie, die door orgelbouwer Leeflang uit Apeldoorn uitgevoerd werd.

– De instelling van Beraadsgroepen vond plaats in juli 1988, onderdeel van de nieuwe gemeentestructuur. Daarin fungeerden de onderdelen Pastoraat, Diaconaat en Zending, eredienst, Vorming en Toerusting, Evangelisatie en Financiën en Beheer. Op die manier hoopte men de omvang van de kerkenraad binnen de perken te houden.

Tot slot…

De laatste twintig jaar waren achtereenvolgens de volgende gemeentepredikanten in de Gereformeerde Kerk te Renkum-Heelsum werkzaam: ds. W.A. Andela (*1953) en ds. M.A. Andela-Hofstede (*1956), beiden in gedeeltelijke dienst van 1990 tot 1998; ds. W. Broekema (*1953) van 1999 tot 2007 en ds. A. van Veen (*1957) van 2009 tot 2018.

Ds. J.B. Kuhlemeier (1920-2006).

Ook waren in de loop van de tijd enkele predikanten met bijzondere opdracht aan de Gereformeerde Kerk te Renkum-Heelsum verbonden: ds. J.B. Kuhlemeier (1920-2006) van 1985 tot 1997 voor het pastoraat; ds. H.J.M. van der Woude (*1963) van 2006 tot 2015 als geestelijk verzorger van Oranje Nassau’s Oord; ds. mevr. A. Melzer (*1963) in 2018 en 2019 voor het pastoraat in de gemeente, evenals ds. J.B. Quik-Verweij (*1965) met ingang van  1 oktober 2019.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Renkum-Heelsum.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Renkum en Heelsum tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken c.q. Handboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

Nic. Jansen, Van grote en kleine dingen. Grepen uit het 100-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk van Renkum en Heelsum. Renkum, 1989 [vooral van dit boek is ruim gebruik gemaakt]

© 2021. GereformeerdeKerken.info