Een christelijke bewaarschool.
( < Naar deel 2 ) – Op 7 april 1898 besloot de kerkenraad aan het Steenhouwerspad een stuk grond te kopen waarop de Christelijke Bewaarschool gebouwd zou worden. Ds. H. Franssen (1860-1928) zette zich daarvoor bijzonder in.
Om de school te stichten zou een bedrag van fl. 3.400 nodig zijn maar, geen nood, een tweetal gemeenteleden nam de tekorten over de twee eerste jaren op zich. Met een jaarsalaris van fl. 400 (plus tien procent van het schoolgeld) werd als hoofdleidster benoemd mej. Nogarede uit Rotterdam. De leerlingen kwamen wel (tegen betaling van het wekelijkse schoolgeld van 12 cent en in het bezit van een vaccinatiebriefje) , maar de tekorten kwamen evenzeer. Door een rondgang door de gemeente te maken, en door de restanten van het tekort te financieren van uit de kerkelijke kas, kon men het schooltje draaiende houden.
“Met veel zegen heeft ds. Franssen hier gearbeid. Het christelijk onderwijs had de liefde van zijn hart; hij mocht hier de stoot geven tot oprichting van een Christelijke School voor voorbereidend onderwijs”. Omdat hij per 1 oktober 1899 benoemd werd tot penningmeester van de Theologische School in Kampen, nam hij op 13 augustus dat jaar afscheid van de kerk van Winterswijk.
De predikant had altijd in een eigen woning in de Willinkstraat gewoond, die destijds fl. 9.000 gekost had. Wel was er naast de kerk de (verhuurde) pastorie, maar deze verkeerde in zodanig beroerde staat dat renovatie nodig geacht werd. Ds. Franssen, royaal als ‘ie was, bood aan om zijn eigen woning aan de kerk over te doen om als pastorie te dienen, tegen de prijs van fl. 200 per jaar (maar die huuropbrengst zou aan de Bewaarschool geschonken moeten worden). Wel moest de kerk dan het onderhoud betalen. Natuurlijk ging de kerkenraad daarmee graag akkoord.
Ds. G. Renting (van 1900 tot 1935).
Het beroepingswerk werd na het vertrek van dr. Franssen weer ter hand genomen. Die beroepingsprocedure had trouwens wel enige voeten in de aarde. Aanvankelijk dacht de kerkenraad er het beste aan te doen ‘een viertal’ aan de gemeenteleden voor te leggen, waaruit zij konden kiezen: twee predikanten van de vroegere Kerk A en twee van Kerk B, want de gevoeligheid rond de kerkelijke ‘bloedgroepen’ was nog niet verdwenen. Na kritiek vanuit de gemeente besloot de kerkenraad uiteindelijk toch de keuze geheel aan de gemeenteleden te laten: zij mochten zelf een predikant kiezen.
Toen ook daartegen bezwaar gemaakt werd trad voorzitter Te Winkel krachtig op. Het kerkenraadsbesluit om een vrije verkiezing te houden was een besluit. Dat kan niet zomaar ongedaan gemaakt worden. Tenzij de kerkenraad een nieuw besluit neemt. Onder de indruk van zijn correcte opmerkingen bleef het kerkenraadsbesluit overeind en werd uiteindelijk met meerderheid van stemmen een beroep uitgebracht op ds. G. Renting (1867-1941) van Rijnsburg. Hij deed op 22 april 1900 intrede in Winterswijk.
“Te Winterswijk is ds. Renting tot volle ontplooiing gekomen met de grote werkkracht waarover hij beschikken mocht. Hij beperkte zich niet tot het plaatselijk kerkelijk leven, maar oefende zijn invloed op heel de Graafschap van Gelderland. Op de kerkelijke vergaderingen was hij de algemeen erkende leider die, met wijsheid en voorzichtigheid rijkelijk begaafd zijnde, steeds gevolgd werd; die het algemeen vertrouwen had, door zijn helder inzicht, door zijn waardig optreden en door zijn ware eenvoud”.
“Hij begon deel te nemen aan den politieken strijd en de corypheeën van het liberalisme en socialisme ontmoetten in hem een strijder, met wien te rekenen viel. Mede als gevolg van zijn optreden viel het district Doetinchem in handen van de christelijke partijen en hem viel de eer te beurt aangezocht te worden voor een Kamerzetel, maar hij wenschte predikant te blijven. Hij nam het initiatief voor de stichting van een Bond van Scholen met de Bijbel in de Achterhoek, waarvan hij vijfentwintig jaar president is geweest”.
Een nieuw kerkgebouw (1906).
Al in 1901 begon de kerkenraad te overwegen een nieuw kerkgebouw neer te zetten. De kerk aan de Zonnebrink werd te klein voor de groeiende gemeente. Ook ds. Franssen adviseerde zijn vroegere kerkenraad in dat jaar over de plannen. Hij berekende hoeveel geld de gemeenteleden bijeen zouden moeten brengen en raadde bovendien aan om een geldlening tegen 4% rente af te sluiten. Zelf zou hij fl. 5.000 te geven in de vorm van 50 aandelen van fl. 100.
Pas in 1905 kwam het tot realiseren van de plannen. De kerk zou gebouwd worden op de plaats van de oude kerk. Rentegevende aandelen werden uitgegeven, en de oude pastorie werd verkocht (die ruim fl. 3.600 opbracht). De bouw van het nieuwe bedehuis verliep voorspoedig, zodat de kerk op vrijdag 30 november 1906 in gebruik genomen kon worden.
De gemeente van Winterswijk groeide vooral tussen 1920 en 1930 zozeer dat de kerkenraad besloot voor ongeveer fl. 2.000 een gaanderij boven de hoofdingang van de kerk te plaatsen.
Dat de gemeenteleden ds. Renting graag in hun midden hadden en wilden houden, kwam in 1919 duidelijk naar voren toen de classis Zutphen besloot de predikantstraktementen op te vijzelen naar fl. 2.500 plus fl. 75 kindertoeslag per jaar voor kinderen van 6 tot 12 jaar en fl. 100 voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Ds. Rentings traktement was op dat moment fl. 1.900 plus fl. 150 duurtetoeslag. De gemeentevergadering besloot echter geheel anders: het traktement zou worden opgekrikt naar fl. 3.200.
Kinderen naar een nevendienst?
Al rond 1930 werd in de kerkenraad gesproken over de vraag of kinderen tijdens de kerkdiensten niet beter naar een eigen bijeenkomst konden gaan waar de boodschap door gemeenteleden in hun eigen kindertaal verteld werd; dat voorstel was op de zondagsschool bedacht, waar de predikant ook aanwezig was. Ds. Renting vond dat een verkeerde weg. Kennelijk kreeg hij in die zondagsschoolbijeenkomst minder steun dan hij gewenst had, want in de kerkenraadsvergadering klaagde hij erover dat ‘het hem verdriet gedaan had zo weinig steun hierin gekregen te hebben van de broeders gemeenteleden’. Maar, geen nood, ook de classis vond het een slecht idee. De kerkenraden mochten daar niet aan meewerken, besloot zij. Natuurlijk mocht de zondagsschool tijdens de kerkdienst wél bijeenkomen, maar dan natuurlijk alleen met buitenkerkelijke kinderen.
‘Vooruitgrijpen op het huwelijk…’.
De kerkenraad hield zich vanzelfsprekend ook bezig met het opzicht over leer en leven van de gemeenteleden. Op een dag vernam de kerkenraad uit de krant dat bij een tot de gemeente behorend echtpaar een kind geboren was. Maar na enig rekenwerk constateerde men dat het betreffende echtpaar veel korter dan negen maanden daarvoor getrouwd was. Daar klopte dus iets niet! Dominee en een ouderling snelden er heen om een verstandig gesprek met pa en moe te hebben. Vermoedelijk wisten vader en moeder wat hen naar de regelen van die tijd te wachten stond: schuldbelijdenis voor de kerkenraad en in het midden der gemeente. Overigens vonden steeds meer mensen vooral dat laatste een rare regeling. In 1933 zette een gemeentelid zijn mening op papier: ‘Schaf die schuldbelijdenis in het midden van de gemeente af’. De kerkenraad deed dat ook. Alleen voor de kerkenraad moest in het vervolg schuld beleden worden als je ‘vooruitgegrepen had op het huwelijk’, zoals dat hier en daar genoemd werd.
Ds. Renting met emeritaat (1935).
Een ernstige ziekte, die zware operaties nodig maakte, dwong de predikant emeritaat aan te vragen, wat hem met ingang van 15 maart 1935 verleend werd.
Ds. F.C. Zwaal (van 1935 tot 1967).
Ds. Renting nam dus op 15 maart 1935, na ongeveer vijfendertig jaar in Winterswijk gestaan te hebben, afscheid van zijn gemeente. Zijn opvolger was ds. F.C. Zwaal (1900-1993) uit het Drentse Borger, die maar liefst tweeëndertig jaar de Winterswijkse preekstoel bezette en op 8 september 1935 intrede deed. Hij kwam midden in de crisisjaren, nadat in oktober 1929 de Beurskrach op Wall Street in New York de wereldeconomie naar de knoppen had geholpen. Overal ontstonden werkloosheid en armoede. En bovendien bleek in 1933 in Duitsland een steeds groter aantal kiezers op Adolf Hitler gestemd te hebben, die zijn volk ‘éerst kanonnen, dán boter’ had beloofd. Die kanonnen werden samen met ander oorlogstuig in grote aantallen gemaakt en op 10 mei 1940 ervoer ook Nederland het begin van de Tweede Wereldoorlog.
De Tweede Wereldoorlog.
Ds. Zwaal was – net als enkele andere predikanten – al in 1938 betrokken bij een ’Voorlopig Comité’, dat Joodse vluchtelingen uit Duitsland wilde helpen; in totaal vonden meer dan veertig Joodse vluchtelingen in Winterswijk een veilig onderdak. Ds. Zwaal woonde in de pastorie naast de kerk en was buurman van het Piet Kuipers en Riek Kuipers-Rietberg. Laatstgenoemde richtte met ds. F. Slomp (1898-1978) uit Heemse de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers op en zat als zodanig samen met haar man tot haar nek in het verzet (haar verzetsnaam was Tante Riek).
Na de oorlog dichtte ds. Zwaal de tekst voor het monument dat ter gedachtenis van mevr. Kuipers-Rietberg te Winterswijk werd opgericht: „’t Geloof heeft haar gedragen, de liefde gaf haar kracht, de hoop deed niet versagen, tot redding was gebracht“. Op 19 augustus 1944 werd ze, na verraden te zijn, opgepakt en overleed op 27 december 1944 in een concentratiekamp.
Ds. Zwaal werd van 1943 tot 1945 bijgestaan door hulppredikant P.L. Schuddebeurs (1915-2014). Deze werd in 1947 benoemd tot predikant voor het evangelisatiewerk en de arbeid in de ziekenhuizen te Winterswijk. In 1949 werd hij predikant te Schoonoord.
-
De tijd na de oorlog in snelle vogelvlucht.
De predikanten (vanaf 1943).
Vanaf 1943 stonden de volgende predikanten in de Gereformeerde Kerk te Winterswijk.
Ds. H. de Wit (1910-1988) uit Oude en Nieuwe Bildtdijk stond hier van 1943 tot 1948; ds. J.E. Hendriks (1920-1978) was hier predikant van 1948 tot 1961; drs. E. de Jong (1900-1983) was in Winterswijk van 1950 tot 1965 werkzaam als predikant voor de evangelisatiearbeid; ds. J.A. van Netten (1922-1987) diende de kerk van Winterswijk van 1962 tot 1970; ds. A. Wiersinga (*1924) was van 1965 tot 1988 aan de kerk van Winterswijk verbonden voor de evangelisatiearbeid en het werk in de ziekenhuizen; ds. D. Krijger (1916-1987) stond van 1971 tot 1982 in de kerk van Winterswijk; ds. P.J. Schotanus (*1942) was van 1982 tot 1988 aan de Winterswijkse Gereformeerde Kerk verbonden en daarna werkzaam als geestelijk verzorger in een verpleeghuis; mevr. ds. F. van de Beld-van Keulen (*1955) was (in deeltijd) van 1982 tot 1988 in Winterswijk werkzaam, evenals ds. A.P. van de Beld (1950-2004) (ook in deeltijd); ds. A. van ’t Zand (*1953) tenslotte was predikant van Winterswijk van 1988 tot 2004.
De Vrijmaking (1946).
Op 10 november 1946 ontstond in Winterswijk een (kleine) Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Landelijk was op 11 augustus 1944 de breuk binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland officieel geworden, toen de voorman van de vrijgemaakten, dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar in Kampen, zich tijdens de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’ losmaakte van de Gereformeerde Kerken, door de Acte van Vrijmaking of Wederkering voor te lezen. Deze werd vervolgens ook door vele anderen in het land ondertekend. De problemen gingen over verschillen van inzicht over onder meer de betekenis van de doop en het Verbond. Deze waren al in de jaren ’30 (opnieuw) actueel geworden en vooral in de jaren ’40 verscheen een groot aantal strijdschriften en brochures over het uiteindelijke besluit van de generale synode over die ‘leergeschillen’. Uiteindelijk resulteerden een en ander in de kerkscheuring van 1944, die we de Vrijmaking zijn gaan noemen.
In Winterswijk was ook een beperkt aantal gemeenteleden dat zich niet kon verenigen met de synodebesluiten en zich achter prof. Schilder opstelde. Binnen deze ‘bezwaarde’ groep ontstond onenigheid over de in 1948 gehouden Oosterbeekse conferenties, georganiseerd door de vrijgemaakte predikant ds. B.A. Bos (1901-1977).
Deze waren bedoeld om de mogelijkheden te verkennen van hernieuwd samengaan van de vrijgemaakte Kerken en de Gereformeerde Kerken. In de Winterswijkse vrijgemaakte kring werd dit min of meer als ‘verraad’ gezien, zodat degenen die genoemde conferenties hadden bezocht huns inziens ‘verdacht’ werden de Vrijmaking, ‘het werk Gods’, te willen ontkennen en ongedaan te maken. De integrale correspondentie die daaruit voortvloeide, tussen de vrijgemaakte kerkenraad en enkele vrijgemaakte gemeenteleden, werd in februari 1950 gepubliceerd.
De vrijgemaakte broeders De Jager, Kruisselbrink en Kalkwijk besloten zich daarom los te maken van de vrijgemaakte kerk en zich weer aan te sluiten bij de Gereformeerde Kerk van Winterswijk, wat in maart 1950 officieel gebeurde tijdens de kerkenraadsvergadering van 16 maart. De vrijgemaakte kerk te Winterswijk telde in 1947 eenentwintig leden, en werd in 1969 opgeheven, omdat door landelijke problemen in vrijgemaakte kring de kerk van Winterswijk zich losmaakte van dat kerkverband (en zich aansloot bij de ‘buitenverbanders’, later Nederlands Gereformeerde Kerken genoemd). De resterende vrijgemaakte gemeenteleden voegden zich bij de vrijgemaakte kerk van Neede.
Een nieuwe kerkenraadskamer (1950).
De ruimte in de Zonnebrinkkerk bleek nogal eens onvoldoende te zijn. Vandaar dat kerkbouwplannen besproken werden, die door de te hoge kosten echter niet verwezenlijkt werden. Wel werd als resultaat daarvan een nieuwe kerkenraadskamer bij de kerk gebouwd, die op 28 augustus 1950 gereed kwam.
Fides et Concordia (1954-1978).
Het ruimtegebrek in de Zonnebrinkkerk was dus al in de jaren ‘50 een probleem. Bovendien was er – ondanks de nieuw aangebouwde kerkenraadskamer- onvoldoende vergaderruimte. Vandaar dat in die tijd de Stichting Fides en Concordia (‘Geloof en Eendracht’) in het leven werd geroepen. De stichting verwierf per 1 januari 1954 het vroegere Hotel Jonker aan het Stationsplein. Daarmee kwam men voor fl. 40.000 in het bezit van een woonhuis met hotel, een kegelbaan, een schuur, een erf en een tuin. Met die ruimten kon men de doelstelling van de stichting beter realiseren: ‘De bevordering van het kerkelijk en cultureel leven in de gemeente Winterswijk en te komen tot het stichten van een jeugdcentrum met bijbehorende lokaliteiten’.
Allereerst werd besloten behalve in de Zonnebrinkkerk ook in Fides kerkdiensten te gaan houden, zowel ’s ochtends als ‘s middags. Na verloop van tijd schuurden de kerkelijke belangen en die van de functie als restaurant echter. Vandaar dat al in 1955 besloten werd beide functies van elkaar te scheiden (het restaurant werd Victoria genoemd). Bovendien werd besloten naast het oude Fides een tweede kerkzaal te stichten. Grenzend aan het Fides-terrein werd in 1958 een stuk grond gekocht, waar de kerkzaal ingericht werd, onder de naam Fides et Concordia. Op zondag 28 februari 1960 werd daar de eerste kerkdienst gehouden. Op 29 juni dat jaar werd het héle Fides-complex in gebruik genomen.
De exploitatie van het hotel- en restaurantgedeelte leek in 1960 zó problematisch te zijn dat men dat wilde verpachten, terwijl de kerkzaal en het los daarvan staande jeugdhonk gewoon ter beschikking van de kerk zouden blijven. Op 22 mei 1969 werd daartoe besloten. Het jeugdhonk ging voor een symbolisch bedrag over aan de Stichting Gereformeerd Jeugdwerk Winterswijk.
Een ramp (1972).
In 1972 brak in hotel Victoria brand uit, waardoor het gebouw tot de grond toe afbrandde. Vier mensen verloren daarbij het leven. Ook de kerkzaal Fides et Concordia vertoonde beschadigingen en was daardoor enige tijd buiten gebruik, zodat dubbele diensten gehouden moesten worden in de Zonnebrinkkerk.
Nieuwbouwplannen werden gemaakt, waardoor het ‘ouderwetse’ hotelcomplex herschapen werd in een strak nieuw Resto Victoria-gebouw, dat op 7 juni 1975 geopend werd.
Het zou echter niet lang meer in bedrijf blijven. In 1977 werd besloten Resto Victoria van de hand te doen (het gedeelte buiten de kerkzaal). Korte tijd later werd bovendien besloten de kerkzaal Fides et Concordia te verkopen. De laatste kerkdienst werd er op 26 november 1978 gehouden.
De Zonnebrinkkerk vergroot en uitgebreid (1981).
Nu Fides et Concordia verkocht was moesten plannen gemaakt worden om de benodigde ruimte weer op peil te brengen. Een nieuwe kerk bouwen misschien? Een nieuw kerkelijk centrum aan de Zonnebrink realiseren? Of toch een nieuw kerkelijk centrum ergens anders in Winterswijk? De tweede mogelijkheid werd aangepakt. In oktober 1978, een maand voor de laatste dienst in Fides, werd een bouwcommissie geïnstalleerd. De opdracht was een zaal voor in elk geval honderdvijftig personen te bouwen, dat als kerkelijk centrum ruim moest worden opgezet. Architect Hebly, samen met adviseur architect Egbers uit Hilversum (link), maakten de nieuw- en verbouwplannen, waarmee de gemeentevergadering zich in april 1980 akkoord verklaarde. Ook werd besloten de nieuwbouw te onderkelderen, uiteraard tegen aanmerkelijke meerkosten. “Toch hebben zowel kerkenraad als gemeente, zeker achteraf gezien, de juiste beslissing genomen door akkoord te gaan met de plannen”.
De kerkdiensten konden zolang in de hervormde Jacobskerk gehouden worden. De eerste steen voor de ‘uitbreiding en vernieuwing’ werd gelegd door mevrouw Schreurs-Simmelink met als opschrift Laat uzelf als levende steen gebruiken. Op 22 oktober 1981 kon het kerkelijk centrum geopend worden, waarmee gereformeerd Winterswijk een aan alle eisen van de tijd beantwoordend ruim opgezet modern kerkelijk centrum tot haar beschikking had.
Samen-op-Weg.
In de jaren ’60 leek hegt alsof het Samen-op-Wegproces tussen de Gereformeerde Kerken en de Hervormde Kerk op stoom zou komen. Door een achttiental predikanten (negen gereformeerden en negen hervormden) werd een drietal boekjes over dat thema gepubliceerd, waarmee men bedoelde de discussie binnen de kerken op gang te brengen. De predikanten vonden dat de eenwording van beide kerkgenootschappen snel moest plaatsvinden.
In 1965 oordeelde de kerkenraad dat de tijd voor samensprekingen met de hervormde gemeente nog niet rijp was, omdat in de hervormde kerk ‘de uitoefening van de tucht ontbreekt’. Toch begon in die tijd voorzichtig iets zichtbaar te worden van het ‘samen op weg gaan’: een contactcommissie van Winterswijkse hervormden en gereformeerden vergaderde in Barchem, een gezamenlijke kerstboodschap werd verspreid onder patiënten en verplegend personeel in het ziekenhuis, terwijl ook de Open Deur, een evangelisatieblad, gezamenlijk verspreid werd. In 1966 werd een gezamenlijke dienst gehouden, zij het, dat deze dienst niet van de kerken als zodanig uitging, maar van de wederzijdse jeugdcentrales. De generale synode had namelijk voor het houden van gezamenlijke diensten nog geen toestemming gegeven.
Nu was in 1962 door de negentien genoemde predikanten het eerste boekje Van Kerken tot Kerk uitgegeven. Het boekje werd kort daarop gevolgd door nóg twee geschriften, die in kerkelijke werkgroepen in heel het land druk besproken werden. De hervormde kerkenraad nodigde de gereformeerden uit voor een gezamenlijke vergadering om te spreken over plaatselijke oecumene. Dit verzoek werd door de gereformeerde kerkenraad vooralsnog terzijde geschoven. De tijd was daarvoor nog niet rijp, vond men. Maar een jaar later nodigde de gereformeerde kerkenraad de hervormde evenknie uit voor een gezamenlijke kerkenraadsvergadering, die door ds. Van Netten later als ‘historisch’ werd aangeduid. Meer vergaderingen volgden.
Op 4 september 1975 leek een flinke stap gezet te worden door de installatie van de ‘Raad van Samengaan’. Kort daarop vond een gezamenlijke vergadering plaats over ‘gemeenschappelijke avondmaalsviering’. Het zou echter nog tien jaar duren voor de eerste gemeenschappelijke avondmaalsviering plaatsvond, namelijk op 28 april 1985 in de Zonnebrinkkerk, waar de hervormde en de gereformeerde predikant voorgingen.
In de jaren daarop werden vele kleine stappen gezet, onder meer door het houden van gezamenlijke kerkdiensten en kerkenraadsvergaderingen. Uiteindelijk – na veel overleg en raadplegingen van de gemeenteleden – konden beide gemeenten in 2005 samengaan als Protestantse Gemeente Winterswijk.
De Zonnebrinkkerk is nog steeds een van de protestantse kerkgebouwen in Winterswijk.
Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Winterswijk.
Bronnen onder meer:
H. Betting, Het ontstaan van de ‘Vereeniging van Vrienden der Waarheid te Winterswijk’. In: De Hoeksteen, tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis. Berkel en Rodenrijs, december 2002.
De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, Amsterdam, div. jrg.
Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992
Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
Kerkenraad Gereformeerde Kerk [vrijg.] Winterswijk, De kerkeraad der Geref. Kerk te Winterswijk ziet zich genoodzaakt (…), Winterswijk, februari 1950
J.P. Ruitinga, In en om de Zonnebrink. Uit de geschiedenis der Gereformeerde Kerk te Winterswijk. 1841-1891. Winterswijk, 1992
C. Smits, De Afscheiding van 1834. Negende deel. Provincie Gelderland. Dordrecht, 1991
© 2021. GereformeerdeKerken.info