De Ger. Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) – 3

Kandidaten voor ‘hulpdiensten’ in de gemeente.

( < Naar deel 2 ) – In de crisisjaren ’30 was er – wat men noemde – een ‘overvloed van werk en werkkrachten‘ in de Gereformeerde Kerken. Het was voor veel kerken door de economische crisis niet goed mogelijk een predikant te beroepen.

Ds. J.W. Tunderman (1903-1942), de eerste kandidaat voor hulpdiensten in de jaren ’30.

Vandaar dat in de Gereformeerde Kerken een ‘Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ werd opgericht, naar de oprichters ook wel het Comité Grosheide-Schouten genoemd. Door middel van landelijke kerkcollectes werd geld bijeengebracht om kerkenraden door subsidies de mogelijkheid te bieden een ‘kandidaat’ te benoemen om hulpdiensten te verrichten. Daarvan maakte ook de kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht) gebruik.

Achtereenvolgens werd een behoorlijk aantal kandidaten benoemd. De eerste was kandidaat J.W. Tunderman (1903-1942), die van mei tot oktober 1933 hulpdiensten verrichtte en toen vertrok naar de kerk van Vrouwenpolder en Gapinge. Na hem werd kandidaat drs. L. Batelaan (1904-1978) aan de kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht) verbonden, die van 1 maart 1935 tot 1 augustus 1942 dienst deed. Kandidaat J.C. Jonkers (1902-1983) was van 1 april 1935 tot 1 oktober 1936 in Katendrecht werkzaam, terwijl kandidaat M. de Wit (1902-1990) van 1 september 1935 tot april 1943 hulpdiensten verrichtte.

Zending onder de Chinezen in ons land (vanaf 1934).

In de jaren ’30 woonden in de havenwijk Katendrecht veel Chinezen die door de economische crisis min of meer waren gedumpt omdat voor hen geen werk meer was op de schepen van de ‘grote vaart’, waar zij meestal stoker waren geweest. Jarenlang bleek het niet mogelijk opnieuw aan te monsteren  op een vrachtschip. Ver van huis bivakkeerden zij soms met wel zeven of acht mannen in één logement. De armoede was groot. Ze trachtten pindakoekjes te verkopen onder het uitroepen van ‘pinda, pinda, lekka, lekka’.

Ds. A.F.J. Pieron (van 1934 tot 1940).

Bericht van de beroeping van ds. A.F.J. Pieron.

De leden van de evangelisatiecommissie verstonden geen Chinees, zodat een vroeger missionaris uit België gevraagd werd zich voor hen in te zetten. De Generale Deputaten stelden de kerkenraad van Katendrecht voor, als zendende kerk over te gaan tot het beroepen van een predikant voor dit werk. Ds. A.F.J. Pieron (1908-1942), die in dit werk ervaring had, en bovendien ver gevorderd was met zijn studie Chinees werd voor dit werk beroepen en nam het in oktober 1934 aan. Zo ging hij onder meer eens per week een bijeenkomst houden met Chinese vrouwen en legde hij ziekenbezoeken af. “De dominee zag geen zegen op zijn zendingsarbeid rusten; de Deputaten zagen hem regelmatig met lege handen staan, maar bleven zijn werk toch financieel steunen. Ook de kerkenraad bleef bij zijn moeilijke werk achter hem staan in woord en daad”.

Ds. A.F.J. Pieron (1908-1942).

In 1939 ging hij werken in Soerabaja, ook onder de Chinezen. “Ds. Pieron is omgekomen ten gevolge van de oorlog in Indonesië. Van hem gaat het verhaal, dat het Japanse schip, waarop hij met vele krijgsgevangenen naar Japan afgevoerd werd, tot zinken werd gebracht door de Engelsen. Lang niet alle opvarenden konden in de reddingboten. Een man riep: ‘Ik kan niet sterven!’ Ds. Pieron stond zijn plaats in de boot af aan die man. Hij kon wél sterven”. In 1908 was hij geboren in hetzelfde huis als waarover later zoveel bekend werd in verband met het ‘Achterhuis van Anne Frank’.

Na ds. Pieron heeft ds. J.M. van Minnen (1913-1997) enige tijd het werk onder de Chinezen op Katendrecht voortgezet. Hij was van 8 juni 1944 tot 1 september 1947 aan de kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht) verbonden. In latere tijd verdwenen de meeste Chinezen uit Katendrecht en kwam aan dit bijzondere werk een eind. Overigens promoveerde ds. Van Minnen in 1951 op een dissertatie getiteld: ‘De Accommodatie in de Chinese Zendingsgeschiedenis’.

Ds. H.W.H. van Andel (van 1931 tot 1945).

Ds. H.W.H. van Andel (1901-1966) op latere leeftijd.

Op 17 september 1931 deed ds. H.W.H. van Andel (1901-1966) uit Alphen aan den Rijn-Noord (dat toen Oudshoorn heette), intrede in Rotterdam-Zuid (Katendrecht). “Hier is een moeilijke tijd voor hem begonnen. In het kerkelijk leven, waar in deze stad de crisis in het maatschappelijk leven veel zorgen meebracht, en ook in zijn gezinsleven, waar zijn vrouw door een ziekte getroffen werd, waarvan ze nooit meer hersteld is. Niemand zal kunnen peilen het lijden, dat daardoor hem en de zijnen getroffen heeft, maar dat hij moedig heeft gedragen”. In 1945 vertrok hij naar de kerk van Utrecht.

De Tweede Wereldoorlog en daarna…

Over de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam is veel te vertellen. Ook over wat de Gereformeerde Kerken in de Maasstad meemaakten; in Katendrecht telde de Gereformeerde Kerk bij het begin van de oorlog ongeveer 8.000 leden met vier predikanten. De dag na de inval van de Duitsers werd de Breepleinkerk ingericht als ziekenhuis (de letters Hospitaal zijn nog zichtbaar geweest). We hoeven niet te herinneren aan het verschrikkelijke bombardement dat de stad in de eerste oorlogsdagen op 14 mei 1940 trof, waarbij vele honderden Rotterdammers om het leven kwamen. Behalve talloze woningen werden ook kerken vernield, waaronder ook gereformeerde bedehuizen: de Nieuwe Oosterkerk en de Nieuwe Westerkerk. Over de oorlog hier slechts enkele zaken die vooral de Gereformeerde Kerk van Katendrecht troffen:

Op de muren van de Breepleinkerk is ook vandaag nog steeds te zien dat het kerkgebouw als ‘hospitaal’ diende.

Terwijl donkere wolken zich vanuit het oosten ons land binnen spoedden werd in 1939 bij de Sandelingpleinkerk een schuilkelder gebouwd, waar bij luchtalarm zich de mensen verzamelden. In die tijd werd ook een onderaardse gang gegraven tussen de kerk en de pastorie: een mogelijke vluchtweg voor het geval er in de oorlog gevaar dreigde. Met een kaars als verlichting kon men er kruipend doorheen.

In de Tweede Wereldoorlog had de Breepleinkerk in Rotterdam-Zuid een groot geheim: op de twee zolders schuin boven het orgel zaten drie Joodse echtparen ondergedoken. Wat begon als een tijdelijk onderkomen voor zes weken, werd een onderduik van drie jaar. Het verhaal van de Breepleinkerk is een verhaal van moed, hoop en vertrouwen, een verhaal vol wonderen… zo werd er een kerngezonde baby geboren en tijdens een razzia, drie weken voor de bevrijding, werden de onderduikers niet gevonden.

Dr. G. Brillenburg Wurth (1898-1963). Foto: ‘Orgelzolders’.

Ds. G. Brillenburg Wurth (1898-1963) was in die tijd predikant van de Breepleinkerk. “Zijn hoofdrol heeft hij gespeeld in de barre crisistijd toen het drama van de werkloosheid zich manifesteerde. Alles in eenvoudigheid van hart en met een diepe bewogenheid. In de oorlog was er zijn toewijding voor de slachtoffers van het bombardement en van iedere volgende luchtaanval, als hij bij nacht en ontij met de broeder in de ambulance meeging naar de plaatsen van het drama en naar het Zuiderzeeziekenhuis, waar de gangen ‘s nachts vol lagen met slachtoffers. In 1942 werd hij gedurende een groot aantal maanden gegijzeld in het kamp Haaren in Noord-Brabant; dat was natuurlijk omdat hij als kerkelijk opiniemaker weg moest zijn, toen veel maatregelen van de bezetter concrete gestalte kregen (denk aan de eerste wegvoeringen van de Joden)”.

Op zaterdagmiddag 14 april werd de pastorie van de Breepleinkerk het doelwit van een massale overval door de Duitse SD. “Van alle kanten kwamen ze aan over de daken en dakgoten. Een gevangene was tijdens een verhoor gaan doorslaan en had de aanwezigheid van wapens in de gewelven van de kerk gemeld. Met dreigend lawaai en machinegeweren kwamen ze binnen. Het ging zo snel dat we onze Joodse onderduikers in de kerk niet meer konden waarschuwen. Toch hebben de volwassenen het vege lijf nog net kunnen redden op de zolders van de kerk”.

De Vrijmaking (1944).

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952).

Terwijl ons land in oorlog was werd binnen onze Kerken een leerstellige strijd gestreden over de – kort gezegd – betekenis van de doop en het Verbond, die een kerkscheuring ten gevolge had. Ook in de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht) werden de problemen actueel toen vijf ambtsdragers in de kerkenraad bezwaren tegen de synodebesluiten van 1942/1943 op tafel brachten. De vijf deelden in 1944 mee zich achter prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van Kampen te stellen, die de leiding had bij de kerkstrijd. Deze verklaarde op 11 augustus 1944 dat hij zich aan de Gereformeerde Kerken in Nederland onttrok omdat hij het niet eens was met de besluiten van de synode.

Na het aftreden van de vijf genoemde kerkenraadsleden schreef de kerkenraad een brochure onder de titel: Valsche leer of… Beproefde Waarheid? en stuurde die aan de gemeenteleden toe.

De titelpagina van de brochure van de kerkenraad.

Daarin legde de kerkenraad bij monde van ds. H.W.H. van Andel en scriba M. Verwoest uit, dat de bezwaren van de ambtsdragers en van de ‘bezwaarden’ in het algemeen onjuist waren. Enkele honderden gemeenteleden sloten zich bij een vrijgemaakte kerk in de omgeving aan. Een aantal van hen keerde na korte tijd terug; anderen, ongeveer vijftig gemeenteleden, sloten zich in latere jaren weer bij De Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht) aan.

Na de oorlog.

  • Over de laatste decennia van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) beschrijven we de geschiedenis aan de hand van de meest belangrijke zaken, in snelle vogelvlucht.

De predikanten vanaf 1945 tot 2008.

Achtereenvolgens waren de volgende predikanten aan de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) verbonden:

Films in de Sandelingpleinkerk!

De Sandelingpleinkerk.

Op gezag van ds. E. Masselink (1906-1993), die van 1949 tot 1972 aan de Sandelingpleinkerk verbonden was, werden in de laatste decennia van het bestaan van de kerk films gedraaid om te zorgen dat de jeugd wegbleef van de bioscopen Harmonie, Colosseum en Metro. “Het filmdoek stond voor de preekstoel. De filmvoorstellingen werden zo populair dat al gauw op zaterdagavond twee voorstellingen gegeven werden”. Nog later werd in de kerk dansles gegeven wat bij de kerkenraad tot grote bezwaren leidde.

Ds. E. Masselink (1906-1993).

De diaconie.

Over de arbeid van de diaconie voor de ondersteuning van de behoeftigen in de gemeente en niet in de laatste plaats over haar werk tijdens de hongerwinter, is veel te vertellen. Maar in dit kader beperken we ons tot het volgende. “De kerkelijke gemeente gaf voor het diaconale werk zoveel geld uit, dat het budget voor de Kerk en dat voor de diaconie niet heel sterk uit elkaar liepen. De maandelijkse extra collectes voor de diaconie brachten dan ook grote bedragen op. In 1957/1958 kwam er de 80-20% regeling, waarbij der ondersteuning door de diaconie gebracht werd, die gezinnen geheel ondersteunde, en waarvan de burgerlijke gemeente 80% van het steunbedrag betaalde. Na de invoering van de Bijstandsregeling verviel de samenwerking in deze vorm”.

Een van de andere taken van de diaconie was de bouw van een verpleeghuis, het rusthuis ‘Waelestein’ (1966), wat overigens gebeurde in samenwerking met de diaconieën van omliggende kerken. Ook in samenwerking met andere kerken werd in 1971 het verpleeghuis ‘De Elf Ranken’ gerealiseerd.

Rusthuis ‘Waelestein’ (foto: ‘Het werk Uwer handen’).

Maatschappelijk werk.

Na de oorlog kwam het gereformeerd maatschappelijk werk in ons land tot ontwikkeling. “Wanneer er ooit een tijd geweest is, waarin men de geestelijke volksgezondheid ernstig in gevaar kon achten, dan was het zeker nu [na de oorlog] wel. Thans, nu de rookwolken van het slagveld gaandeweg optrekken en wij de verwoestingen in hun volle omvang kunnen overzien, ontwaren wij hoe deerlijk gehavend ons tevoren toch stellig gezonde geestesleven er op dit ogenblik uitziet. Het gezin is verbroken en uit elkaar gerukt; de school is buiten functie gesteld; de arbeid is ontredderd; de omgangsvormen verruwd; de moraal op ontstellende wijze gezakt; de misdaad heeft overal de kop opgestoken en toont openlijk zonder schroom het schaamteloze gelaat. Kortom, het geestelijk leven in ons dierbaar vaderland is ernstig ziek en het is dringend noodig middelen te beramen om de geestelijke volksgezondheid weer op peil te brengen”, zo schreef het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid.

Wat in het groot voor ons land gold was evenzeer van toepassing op de stad Rotterdam. De kerkenraad besloot daarom ook het kerkelijk maatschappelijk werk van de grond te tillen. Zr. Jasper werd hoofd van de gezinsverzorging, deed bovendien maatschappelijk werk en fungeerde als assistente van de predikant. Gedurende maar liefst twintig jaar was zij hiermee werkzaam, van 1946 tot 1966.

Restauraties… (1959 tot 1964).

In 1959 ontstond brand in de ‘Sandelingpleinkerk’, maar in 1970, twee jaar na de buitengebruikstelling, brandde de kerk volledig af. Dat is hier te zien.

Op 7 maart 1959 ontstond een grote brand in de Sandelingpleinkerk. Daardoor werd de kerk flink beschadigd, maar gelukkig kon een en ander worden hersteld; de kerk kreeg een flinke opknapbeurt.

Intussen was de groei van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) tot een halt gekomen. Telde de kerk in 1948 nog zo’n 8.000 leden – de groei werd enigszins geremd door onder meer de Vrijmaking in 1944 – de daling van het ledental zette met een onverbiddelijke gestrengheid in. Twintig jaar later, in 1968, was het ledental gehalveerd en stond de teller op bijna 4.050 leden. Weer twintig jaar later, in 1988, was het ledental gedaald naar zo’n 850. In 2008, toen de zelfstandigheid van De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) tot een eind kwam – daarover later meer – waren er nog ongeveer 250 leden over. Dat had natuurlijk na verloop van tijd zware consequenties voor het aantal dienstdoende predikanten zowel als voor het aantal kerkgebouwen (de Putsepleinkerk, de Sandelingpleinkerk en de Breepleinkerk).

De terugloop werd vooral veroorzaakt door het feit dat het aantal onttrekkingen (ook in Rotterdam sloeg de ontkerkelijking toe) steeds groter werd, maar vooral ook door het feit dat veel kerkleden verhuisden van de oude stadswijken naar de nieuwe.

De ‘Putsepleinkerk’ werd na de restauratie in 1961 weer in gebruik genomen (foto: Stadsarchief Rotterdam).

Toch – het kon nog – werd in 1961 de Putsepleinkerk stevig gerenoveerd. Dat was dringend nodig, en door de ingrijpende opknapbeurt werd het interieur van de kerk in fraaie toestand gebracht. Wel werd het aantal zitplaatsen flink terggeschroefd, wat natuurlijk verband hield met de terugloop van het aantal kerkbezoekers. De kerk kreeg bovendien een nieuw orgel, dat ook regelmatig voor concerten gebruikt werd.

In 1964 was de beurt aan de Breepleinkerk om ingrijpend gerestaureerd te worden, wat in 1966 gereed kwam. Ook deze opknapbeurt slaagde goed. Maar ook hier werd het aantal zitplaatsen met enkele honderden teruggebracht.

Jeugdhuis ’t Slag gebouwd (1959).

De eerste paal wordt geheid van het ‘Jeugdcentrum ’t Slag’ in Rotterdam (9 mei 1959). Foto: Stadsarchief Rotterdam.

Na de oorlog was in de Gereformeerde Kerk grote behoefte aan meer ruimte voor het jeugdwerk. De kerkenraad besloot tot de bouw van het gereformeerd jeugdhuis ’t Slag. Er werd dus een commissie benoemd, aanvankelijk onder leiding van ds. J.M. Mulder (1907-1962) en vanaf 1948 onder leiding van ds. E. Masselink.  De burgerlijke gemeente wees grond toe – tegenover de Sandelingpleinkerk – en de architecten Swaneveld en Goslinga maakten de plannen (die overigens moesten worden aangepast omdat ze te duur uitpakten). Op 9 mei 1959 heide burgemeester Van Walsum op uitnodiging van ds. Masselink de eerste paal. De eerste steen werd gelegd door ds. Masselink zelf, die voor de realisering van de plannen veel gedaan had. Een groot aantal acties werd namelijk georganiseerd waarmee veel geld opgehaald werd.

Het ‘Jeugdhuis ’t Slag’ – hier nog zonder de neonletters met de naam op het dak (foto: Stadsarchief Rotterdam).

In de jaren ’60 werd het Jeugdhuis ’t Slag langzaam maar zeker ook gebruikt voor andere niet-kerkelijke activiteiten in de buurt. Later werd ’t Slag verkocht aan een partycentrum en het werd in 2008 gesloopt. In 2012 werd in het nieuwe gebouw met dezelfde naam een gezondheidscentrum gevestigd.

Het evangelisatiewerk.

Al kort nadat de kerk van Katendrecht geïnstitueerd was, werd een zondagsschool gesticht, waar vele kinderen over de Bijbelse boodschap hoorden. Maar ook voor de ouderen werd evangelisatiewerk georganiseerd. Dat werk begon omstreeks 1910 In een zaaltje in de Hillestraat. Ook werd in Katendrecht straatprediking gehouden, wat ook in Rotterdam leidde tot felle protesten van nieuwsgierigen die met het geloof niets op hadden. De kerkenraad zorgde dat veel gemeenteleden zich voor het werk gingen inzetten, zodat het werk zich flink kon uitbreiden en allerlei facetten van het werk uitgevoerd konden worden.

Er was ook jeugdzorgwerk, dat de sociale kant van de jeugdwerk behartigde, er kwamen lectuurverspreiding en aansluitend huisbezoekwerk (daarbij kon worden vastgesteld of het uitgedeelde materiaal gelezen werd en of er behoefte was aan een gesprek over het geloof), en ook werd door vrijwilligers geëvangeliseerd in de vele cafés in Katendrecht.

Ds. Joh. Heule (1925-2005).

Met ds. Joh. Heule (1925-2005) werd het evangelisatiewerk per 1 november 1959 onder leiding gesteld van een predikant, die een deel van zijn predikantsarbeid aan de evangelisatie wijdde. Aan de Hillevliet werd een Welkomcentrum gekocht, van waaruit het evangelisatiewerk kon plaatsvinden. Daarbij kwam ook een winkel voor de verkoop van grammofoonplaten met geestelijke liederen. Later werd het Welkomcentrum verplaatst naar de Zwederstraat, waar de leegstaande Christiaan de Wetschool leegstond.

Van 1964 tot 1968 werd het evangelisatiewerk onder leiding van ds. C.M. Boerma (1931-1988) uitgevoerd. Later werd het werk omgezet in Missionaire Arbeid in de Oude Stadswijken. Daarvoor werd van 1976 tot 1988 ds. P. Reedijk (1925-2015) beroepen. In 1987 kwam ds. E.J. Veldman (*1957) naar Rotterdam om dat werk ter hand te nemen. Na diens vertrek werd ds. F. Wierdsma (*1956) in 1995 met dit werk belast.

Welkomcentrum De Put (1987).

Op de plaats van de inmiddels afgebroken Putsepleinkerk (daarover straks meer) werd het Welkomcentrum ‘De Put’ geopend, waar het Wijkpastoraat Bloemhof haar onderkomen kreeg. Van daaruit werd het werk in de wijk Bloemhof en omstreken uitgevoerd. Het Wijkpastoraat Bloemhof – het bestaat nog steeds – vindt haar wortels oorspronkelijk in het evangelisatiewerk van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht).

Welkomcentrum ‘De Put’ (1987). Foto: Reliwiki.

Van breken en bouwen…

Zoals al eerder aangegeven daalde het ledental van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) op bijna spectaculaire wijze. Vandaar dat de kerkenraad besloot de Sandelingpleinkerk voor de eredienst te sluiten. Op 10 november 1968 werd laatste dienst in die kerk gehouden.

Anderhalf jaar later, op 21 mei 1970, werd het leegstaande kerkgebouw door een grote brand getroffen. Er bleef weinig anders over dan de kerk af te breken, wat kort daarop ook gebeurde.

In 1980 werd – opnieuw door de daling van het ledental – de Putsepleinkerk gesloten. Niet lang daarna werd ook het Jeugdhuis ‘t Slag verkocht en afgebroken, om in 2012 als nieuw gebouw te herrijzen, maar met een andere bestemming.

De laatste dienst in de Sandelingpleinkerk (foto: Stadsarchief Rotterdam).

De laatste jaren tot 2008.

Nadat de Putselpleinkerk in 1980 gesloten was werden alleen in de Breepleinkerk nog kerkdiensten gehouden voor de leden van De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht). In die tijd ontstond samenwerking met de hervormde Wijkgemeente Vreewijk Feijenoord Hillesluis. De kerkdiensten en andere kerkelijke activiteiten werden gezamenlijk gehouden. Geen wonder dat besloten werd de de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) en de hervormde wijkgemeente vanaf 26 januari 2008 samen te voegen tot één wijkgemeente van de Protestantse Gemeente Rotterdam-Zuid. Dat hield ook in dat De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) op dat moment ophield te bestaan.

In 2013 fuseerden ook de Wijkgemeente Breepleinkerk en de hervormde Wijkgemeente Vreewijk Feijenoord Hillesluis tot de Wijkgemeente Vredeskerk-Breepleinkerk van de Protestantse Gemeente Rotterdam-Zuid. Vanaf halverwege 2013 werd door die wijkgemeente gekerkt in de voormalige hervormde Vredeskerk en werd de Breepleinkerk niet meer voor kerkdiensten gebruikt. Overigens vinden in de Breepleinkerk nog steeds kerkelijke activiteiten plaats, onder meer de regelmatige Zingen maakt Blij-diensten.

De Breepleinkerk vecht voor haar bestaan.

De ‘Breepleinkerk’ (foto: ‘Stichting Vrienden Breepleinkerk en Orgelzolders’).

Op onze website hebben we heel veel bericht over de strijd die momenteel wordt gevoerd voor het behoud van de Breepleinkerk en de orgelzolders. Wat het uiteindelijke besluit van de kerkelijke rechter zal zijn ten aanzien van de wettigheid van de verkoop van de kerk aan een Pinkstergemeente, ligt nog in de nevelen der toekomst gehuld. Maar het is de vurige hoop van velen dat de Oorlogszolders in de Breepleinkerk behouden zullen blijven als de kerk inderdaad verkocht mag worden en het maar de vraag is of daarna nog rondleidingen op de orgelzolders kunnen plaatsvinden…

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht).

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht).

Bronnen onder meer:

J. Brederveld en H. den Haan, Een kerk in de buurt. Jubileum Breepleinkerk. 1866-1931-2006. Rotterdam, 2011²

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

N.N., Historie van de Breepleinkerk. Rotterdam, g.j.

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Zevende deel, Classes Rotterdam en Leiden. Dordrecht, 1986

W.H. van Zuylen, Het werk Uwer handen. Geschiedenis van een Gereformeerde Kerk Rotterdam-Zuid (Katendrecht). Rotterdam, g.j.

© 2022. GereformeerdeKerken.info