De Ger. Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) – 2

Ds. J. van Haeringen (van 1895 tot 1910).

( < Naar deel 1 ) – Ds. J. van Haeringen (1857-1910) uit Werkendam volgde ds. Kuijper op. Hij deed op 8 april 1895 intrede in de kerk van Katendrecht.

Ds. J. van Haeringen (1857-1910).

Zijn intreepreek was uit Efeze 6 vers 19: “En voor mij, opdat mij het woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelies bekend te maken“. De nieuwe predikant trok zoveel toehoorders dat al gauw een galerij in de kerk moest worden gebouwd. Ds. Van Haeringen heeft zich zeer ingezet voor de bouw van een nieuwe kerk, de Putsepleinkerk.

‘De Bazuin’, 12 april 1895.

De Putsepleinkerk (1901).

Dat er een nieuwe kerk moest komen kwam zo: de Rotterdamse havens moesten worden uitgebreid en nu moest de Maashaven gegraven worden. Het af te graven terrein herbergde een behoorlijk aantal woningen, en ook de gereformeerde kerk en de christelijke school! De overheid onteigende de kerk, en de kerkenraad kreeg daarvoor fl. 37.716 vergoed en voor een lage prijs werd een ander stuk grond aangeboden. Het was een groot terrein, dat voor de lage prijs van fl. 6 per m² in eigendom van de kerk overging. Er paste niet alleen een kerk op het bouwterrein, maar er was ook ruimte voor een pastorie en een nieuwe christelijke school!

Maar het terrein aan de (toenmalige) Tolbocht lag midden in de polder en was moeilijk bereikbaar. Bovendien moest er een pad van koolas aangelegd worden, omdat je er anders niet eens kon komen. Ook lukte het de aannemer nauwelijks om de benodigde bouwmaterialen op de werkplaats te krijgen. Vandaar dat er een rails werd aangelegd waarover de spullen naar de bouwplaats konden worden vervoerd. De architecten J.A. Gijzen en A. van Wezel maakten de tekeningen en de aannemer kon aan de slag. Besloten was tot de bouw van een toren in plaats van de aanleg van een centrale verwarming.

De Putsepleinkerk.

Op 3 augustus 1900 legde ds. Van Haeringen de eerste steen, hield een toespraak en liet de vele aanwezigen zingen uit psalm 68 vers 14. De bouw vorderde voorspoedig; “Eenzaam verrees de torenspits in den leegen polder hemelwaarts”; en al op 27 juni 1901 kon het bedehuis met haar 1.146 zitplaatsen in gebruik genomen worden, waarbij ds. Van Haeringen de inwijdingstoespraak hield.

Ds. R. Smeding (1864-1931).

Ook de predikant van Charlois, ds. J.J. Miedema (1869-1936) en ds. R. Smeding (1864-1931) van IJsselmonde hielden korte predicaties. Dat klinkt allemaal mooi, maar de aannemer, W.C. Visser, had door de bouw van de Putsepleinkerk, zoals de kerk genoemd werd) slapeloze nachten overgehouden omdat hij de bouw voor een te lage prijs had aangenomen (fl. 75.000 op een gulden na). Hij ging failliet…

De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam) (1903).

De naam van De Gereformeerde Kerk te Katendrecht werd in 1903 veranderd in De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam), om aan te geven dat de kerk verwant was aan de overige Gereformeerde Kerken in de Maasstad. Bovendien werd uit de nieuwe naam duidelijk dat Katendrecht onderdeel was geworden van de stad en niet meer het dorp was van vroeger.

Een tekening van de Putsepleinkerk met de pastorie (ill.: ‘Het werk Uwer handen’).

”Gemakkelijk is het dienstwerk in uw midden niet…’

Tijdens de herdenking van zijn 25-jarig ambtsjubileum op 23 november 1909 zei ds. Van Haeringen onder meer: “Gemakkelijk is het dienstwerk in uw midden niet. Grootelijks wordt het bemoeilijkt door droeve sociale verhoudingen. Die doen bij niet weinigen, helaas, het peil van het godsdienstige leven dalen en werken mede om de leeringen van het Socialisme ingang te doen vinden”. (…) “Er zijn in het midden der gemeente zorgeloozen, die aan losbandigheid zich overgeven en met den ernst van het leven niet rekenen; liefhebbers van de wereld en de zonde, die de bestraffing van het woord haten; eigengerechtigden, die op deugden en plichten steunen en van de leer der vrije genade afkeerig zijn; gemoedsmenschen, die altijd ‘bevinding’ zouden willen hooren prediken en om de uiteenzetting der waarheid zich niet bekommeren; bekrompenen in beschouwing, die niet beseffen, dat men op alle terrein des levens God heeft te dienen en daarom van opwekkingen of aansporingen daartoe niet willen weten. En dan zijn er in onze dagen zoogenaamde ontwikkelden, voorstanders van kunstzin, die bijna altijd te weinig gaven in den Dienaar aantreffen om door hem gesticht te kunnen worden”. Geen erg opwekkend beeld.

‘De Bazuin’, 3 juni 1910.

Ds. Van Haeringen kreeg begin mei 1910 zeer ernstige neusbloedingen; een paar weken later, op 26 mei, overleed hij. De begrafenisdienst werd onder zeer grote belangstelling geleid door ds. A. Hoeneveld (1873-1955) van Charlois. Bij het graf van ds. Van Haeringen werd gezongen psalm 68 vers 2.

De ‘Ds. J. van Haeringenschool’ in de Millinxstraat.

De gereformeerde school in de Millinxstraat kreeg zijn naam: ds. J. van Haeringenschool.

Ds. C.B. Schoemakers (van 1911 tot 1930).

Ds. C.B. Schoemakers (1865-1942).

Het duurde acht maanden voor de opvolger van ds. Van Haeringen op 8 januari 1911 intrede deed. Het was ds. C.B. Schoemakers (1865-1942) uit Alphen aan den Rijn. De intreetekst van ds. Schoemakers was 1 Corinthiërs 4 vers 20 (“Want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht“). De kerk van Rotterdam Zuid (Katendrecht) groeide in de tijd van ds. Schoemakers sterk. Bij zijn komst telde de kerk in totaal 2.331 belijdende- en doopleden.

‘De Bazuin’, 20 januari 1911.

Het was in die tijd de gewoonde dat de mannen en de vrouwen in de kerk gescheiden zaten; de kleine kinderen zaten bij de vrouwen. Tenminste, als je het geluk had een plaatsje in de Putsepleinkerk te vinden. In maart 1917 werd in de kerkenraad gewezen op het feit dat velen op zondag de Putsepleinkerk verlieten omdat er lang geen zitplaatsen genoeg waren. Daarom belegde men in 1918 voor het eerst diensten in de grote zaal tussen de kerk en de pastorie, waar drie ouderlingen en drie diakenen van de Putsepleinkerk dienst deden en predikanten van elders voorgingen. Het was echter als  een tijdelijk lapmiddel bedoeld.

In december 1916 herdacht De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam) haar vijftigjarig bestaan. Men nodigde de VU-professor dr. H. Bavinck (1854-1921) uit Amsterdam uit om de feestrede te houden, na een inleidend woord van ds. Schoemakers.

De tweede predikantsplaats (1917).

Hoe dan ook, ds. Schoemakers stond helemaal alleen voor die grote gemeente. Vandaar dat de kerkenraad in 1917 besloot de tweede predikantsplaats in te stellen  en bovendien een tweede kerkgebouw te stichten. De Putsepleinkerk werd gewoon te klein. Daar werden immers ook al diensten gehouden in de grote zaal tussen de kerk en de pastorie.

Ds. W. van ’t Sant (van 1919 tot 1923).

Ds. W. van ’t Sant (1883-1936).

Een beroep werd uitgebracht op ds. W. van ’t Sant (1883-1936) van Voorthuizen, die op 9 november 1919 intrede deed en die tot 1923 aan de kerk van Rotterdam (Katendrecht) verbonden was. Deze kerkelijke gemeente bestond niet ‘uit vele rijken en edelen’ (er waren veel haven- en industriearbeiders van de Zuid-Hollandse eilanden en uit Friesland en Groningen, wier ‘droevige sociale situatie’ – zoals ds. Van Haeringen in 1909 al eens opmerkte – het niet makkelijk maakte alsmaar financieel bij te dragen. De kerkenraad moest over beide plannen dus goed nadenken! Er moest natuurlijk ook een pastorie komen. Daarvoor stond br. Veldhuizen zijn woning aan de Putsebocht naast de kerk af aan de kerk.

De Sandelingpleinkerk (1921).

De Sandelingpleinkerk.

Ondanks de financiële bezwaren werd besloten toch een tweede kerkgebouw te stichten. De Putsepleinkerk kon de kerkgangers immers niet meer bevatten. Architect Sutterland maakte de plannen en aannemer L. Dekker uit Zevenhuizen schreef voor fl. 112.000 in en mocht als laagste inschrijver de klus klaren. De bouw van het bedehuis, dat het karakter kreeg van een dorpskerkje, vorderde voorspoedig. In augustus 1921 kon de Sandelingpleinkerk in gebruik genomen worden.

Een foto van het interieur van de Sandelingpleinkerk met het oude orgel.

Op 2 april 1923 – na ongeveer drieënhalf jaar in Katendrecht gewerkt te hebben – nam ds. Van ’t Sant afscheid en vertrok naar de Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer.

Het Kerkbriefje (1922).

De kerk groeide stevig! Om de onderlinge verbondenheid te ondersteunen werd besloten over te gaan tot de uitgave van een eenvoudige kerkbode, dat aangeduid werd als het ‘Kerkbriefje’. Daarin verschenen officiële kerkelijke mededelingen, zoals de predikbeurten, de Kerkelijke Stand en korte notulen van de kerkenraad. Het eerste nummer verscheen op 1 januari 1922, in samenwerking met de kerken van Charlois en Feijenoord. Zeer veel informatie bevatte ook het Jaarboekje, dat in 1925 voor het eerst verscheen.

De derde predikantsplaats (1924).

De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam) groeide door. De beide kerkgebouwen, de Putsepleinkerk en de Sandelingpleinkerk konden het grote aantal toestromende kerkgangers na enige tijd niet meer bergen. Ook werd het aantal gemeenteleden te groot voor de bediening door twee predikanten. Vandaar dat de kerkenraad in 1924 de derde predikantsplaats instelde.

Ds. H. Popma (van 1924 tot 1943).

Ds. H. Popma (1880-1960).

In deze derde predikantsplaats werd ds. H. Popma (1880-1960) uit Voorthuizen beroepen, die het beroep aannam en op 13 mei 1924 intrede deed na bevestigd te zijn door ds. Schoemakers.  Mattheüs 28 de verzen 18 tot 20 was de tekst van de intreepreek van ds. Popma: “En Jezus bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen”.

Aanvankelijk was ds Popma onderwijzer in Westbroek geweest en tijdens zijn werkzame tijd in het onderwijs nam hij privaatlessen met het doel toegelaten te worden tot de Vrije Universiteit om predikant te worden. Hij werd daarna dominee in Tzum en Oudega (Wymbr.), beide in Friesland, en daarna in Voorthuizen alvorens hij in Katendrecht intrede deed.

“Door zijn eenvoudige en ernstige prediking – recht op de man af, zonder enig effectbejag – en niet minder door zijn voortreffelijke catechisaties heeft hij het hart gewonnen van jong en oud. Zijn grote levenswijsheid en helder praktisch inzicht maakten hem tot een gezocht raadsman in allerlei levensmoeilijkheden”.

De Polderstraatkerk (1927).

De gereformeerde Polderstraatkerk (Illustratie: ‘Het werk Uwer handen’).

De derde predikantsplaats stond niet op zichzelf. Er moest ook een derde kerkgebouw komen. In de Polderstraat werd een terrein aangekocht, waar de Polderstraatkerk  voor 1.000 kerkgangers gebouwd werd. De eerste steen werd in oktober 1925 gelegd door ds. Popma. Op 6 april 1927 werd de Polderstraatkerk in gebruik genomen. De preek bij de ingebruikneming was naar aanleiding van Genesis 26 vers 2 (“En hij brak op vandaar en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij zijn naam Rehobôth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land“).

Het interieur van de Polderstraatkerk.

Bij de firma A.S.J. Dekker te Goes was ondertussen een pijporgel besteld met twee klavieren en vrij pedaal, voorzien van elektrische windvoorziening en gebouwd met een notenhouten front.

De Polderstraatkerk heeft overigens niet lang dienst gedaan. De fundamenten van de kerk bleken niet mans genoeg om de muren te dragen, zodat het bedehuis al snel begon te verzakken! Daarom werd de Polderstraatkerk al in 1942 voor fl. 50.000 verkocht, waarna er een chocoladefabriek in gevestigd werd. Maar in 1988 werd het gebouw gesloopt.

Ds. W. Steunenberg (van 1927 tot 1956).

Ds. W. Steunenberg (1889-1969).

Enkele maanden na de ingebruikname van de Polderstraatkerk werd ds. W. Steunenberg (1889-1969) uit Heerenveen aan De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam) verbonden. Op 29 augustus 1927 deed hij intrede. Johannes 3 vers 30 was de tekst van zijn intreepreek: “Hij moet wassen, maar ik minder worden“.

Ds. Steunenberg “was vaderlijk in zijn omgang met de gemeente. Hij was ootmoedig en dacht klein van zichzelf, terwijl hij rijke gaven van hoofd en hart had. Dit klein denken van zichzelf maakte hem soms aarzelend en deed hem zwaar dragen aan het ambtswerk. Hij gaf zijn hart aan de gemeente. Niet eerder was hij tevreden over zijn preken, voor hij overtuigd was dat het hart van de tekst en zijn hart elkaar gevonden hadden, en daarom konden de preken ook het hart der gemeente raken. (…) Zijn wandel was in overeenstemming met de prediking.  Hij kende persoonlijk liefde betoon. De verhalen over wat hij weggaf in oorlogstijd, soms van wat hij eigenlijk zelf niet missen kon, zijn vele”. De predikant ging in 1956 met emeritaat.

De vierde predikantsplaats (1930).

De kerk van Katendrecht (Rotterdam) groeide dus nog steeds, zoals we bijvoorbeeld zagen aan het feit dat in de Sandelingpleinkerk met ingang van 1 januari 1929 dubbele diensten gehouden moesten worden. Er was dus ook plaats voor een vierde predikant. De kerkenraad besloot deze vierde predikantsplaats in 1930 in te stellen.

Ds. G. Brillenburg Wurth (1930 tot 1945).

Ds. G. Brillenburg Wurth (1898-1963).

De vierde predikantsplaats werd bezet door ds. G. Brillenburg Wurth (1898-1963) uit Oost en West Souburg. Hij deed op 4 mei 1930 intrede, nadat hij door ds. Schoemakers bevestigd was.

De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht) (1930).

De eerste verandering die de predikant na zijn verhuizing naar Katendrecht meemaakte was de naamsverandering van de kerk. De Gereformeerde Kerk te Katendrecht (Rotterdam) werd op 7 mei 1930, drie dagen na zijn intrede, veranderd in De Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid (Katendrecht).

De Breepleinkerk (1931).

De Breepleinkerk.

De vierde predikantsplaats maakte ook de bouw van de vierde kerk nodig. De overige kerken – ondanks dubbele diensten – konden de kerkgangers niet meer bevatten. Vandaar dat de kerkenraad besloot over te gaan tot de bouw van de vierde kerk. Architect Sutterland maakte de plannen voor de kerk met een ‘bewerkte (niet-spitse) toren’. De fa. Mosselman en Korteweg waren de aannemers die de kerk voor bijna fl. 145.000 bouwden. Het bedehuis telde 1.232 zitplaatsen. Op 25 oktober 1930 was de eerste steen door ds. Schoemakers gelegd en op 5 november 1931 werd de kerk in gebruik genomen door de wijkpredikant, ds. Brillenburg Wurth. De pastorieën waren in 1930 al gereed; toen deed immers ds. Brillenburg Wurth al intrede.

Naar deel 3 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info