De Gereformeerde Kerk te Ouderkerk a/d IJssel (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Ouderkerk aan den IJssel ontstond op zondag 27 november 1904 onder leiding van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk in het naburige Nieuwerkerk aan den IJssel, waar op 5 november 1889 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) was ontstaan vanuit de tweede landelijke orthodoxe afscheiding van de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen.

Kaart: Google.

De voorgeschiedenis.

Weliswaar had de Afscheiding van 1834 in Ouderkerk aan den IJssel geen directe gevolgen gehad, maar zowel de kerkenraad als de rechtzinnig hervormde gemeenteleden van Ouderkerk beseften daardoor wel hun positie des te beter. De kerkenraad beriep in ieder geval ds. H.J. den Boer, die in november 1843 intrede deed en die in zijn opvattingen rechtzinnig was. Toen hij in juni 1858 naar Opheusden vertrok en de kerkenraad weer een predikant moest beroepen, stuurden drieënzestig vrijzinnig-hervormde gemeenteleden een brief aan de kerkenraad waarin ze vroegen een predikant te beroepen van ‘de gematigd liberale richting’. Dat verzoek had geen succes.

Ook ds. C. Ynzonides uit Waspik, die in mei 1888 als hervormd predikant van Ouderkerk aantrad, was rechtzinnig in zijn opvattingen.

De Doleantie.

Intussen was in februari 1886 de Doleantie begonnen, eerst in Kootwijk, daarna in enkele andere plaatsen en in december dat jaar in Amsterdam, onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920). Zelfs toen nam de hervormde kerkenraad geen zichtbare afstand tot de Doleantie-beweging, want  men beriep na het vertrek van ds. Ynzonides zonder succes ds. D.M. Boonstra (1852-1920), die later zelfs enkele jaren Dolerend predikant van onder andere Zwolle was!

Van ds. Boonstra is geen foto bekend, maar zijn naam werd wel vereeuwigd op de eerste steen van de gereformeerde Oosterkerk te Zwolle (foto: Reliwiki, Jelle Visser, Dokkum).

Sterker nog: vlak voor het vertrek van ds. Boonstra als Dolerend predikant naar Zwolle, in 1887, had hij in zijn standplaats Oud-Alblas ‘Ter Toelichting’ van zijn overgang naar de Doleantie, een 39 pagina’s tellende brochure geschreven met als ondertitel ‘Een woord aan Belijders der Gereformeerde Religie in het Ned. Herv. Kerkgenootschap’.

De brochure van ds. Boonstra.

Daarin had hij – na een kritische beschrijving van het tot stand komen van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1816 – nauwelijks een goed woord over voor het rechtzinnige gehalte van de hervormde kerk die hij verliet. Al die woorden zal hij ongetwijfeld hebben ingeslikt toen hij zich in 1893 vanuit de Gereformeerde Kerk te Schiedam weer bij de hervormde kerk voegde…

De hervormde kerkenraad.

De hervormde predikant ds. A. Renier (1847-1921).

Van 1901 tot 1904 stond in hervormd Ouderkerk de bekende ds. Hugo Visscher, die in 1906 de oprichter zou worden van de zeer orthodoxe ‘Gereformeerde Bond’, een vereniging binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.

Tijdens het predikantschap van ds. A. Renier (1847-1921), die van 1905 tot 1910 hervormd predikant in Ouderkerk was, ontstond in dat dorp uiteindelijk ook De Gereformeerde Kerk.

Al met al was de oorzaak van de Doleantie in Ouderkerk dus niet dat de gemeente onrechtzinnig zou zijn. Helemaal niet. Er speelden andere zaken. In vacaturetijd moest bijvoorbeeld gehoorzaamd worden aan de regels van het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’, dat in 1816 door de overheid (!) aan de Nederlandse Hervormde Kerk was opgelegd.

De eerste uitgave van het ‘Algemeen Reglement’ van 1816.

Die gehoorzaamheid zorgde ervoor dat in vacaturetijd ook vrijzinnige predikanten op de kansel van hervormd Ouderkerk stonden. Wel probeerde de kerkenraad – die het daarmee zelf ook moeilijk had – te voorkomen dat vrijzinnige predikanten de kansel beklommen, maar dat lukte nauwelijks. Ook maakte de kerkenraad in 1900 bezwaar tegen de verplichte betaling van een bijdrage voor de ‘Generale Kas’ van de Hervormde Kerk, en verbond aan betaling daarvan de voorwaarde dat de synode dan ook zou zorgen dat de rechtzinnige leer van de kerk gehandhaafd werd.

Nieuwerkerk aan den IJssel.

Ds. G. Dalhuijsen (1862-1926).

Tot zover ging de Doleantie aan de hervormde gemeente van Ouderkerk aan den IJssel voorbij. Maar niet alzo in het naburige Nieuwerkerk aan den IJssel, waar op 5 november 1889 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) was geïnstitueerd. En al spoedig daarna vroeg de Nieuwerkerkse Dolerende predikant, ds. G. Dalhuijsen (1862-1926), of in de Nieuwerkerkse kerkenraad ook een ouderling en een diaken uit Ouderkerk benoemd moesten worden.

De reden daarvan was dat in gereformeerd Nieuwerkerk vele leden in Ouderkerk woonachtig waren. De Nieuwerkerkers waren het eens met het voorstel, maar de door de moeilijke bereikbaarheid niet op die gemeentevergadering aanwezige Ouderkerkers waren er tegen. Ze kwamen bijvoorbeeld vanwege de kosten van de oversteek over de rivier de Hollandse IJssel ook maar één keer per zondag in Nieuwerkerk in de kerk. De Ouderkerkers hadden andere plannen.

Blik op Ouderkerk aan den IJssel, lang geleden…

Eerste poging tot instituering van de Gereformeerde Kerk (1900).

Ze wilden in Ouderkerk namelijk eigen kerkdiensten houden en daar samen preken lezen. De Nieuwerkerkse kerkenraad sprak daarover tijdens huisbezoeken vermanende woorden, maar in 1900 besloot de classis Gouda anders. Zij stuurde een tweetal afgevaardigden naar Ouderkerk om daar te overleggen over de instituering van een eigen Gereformeerde Kerk.

Het resultaat was – zoals het ten tijde van de Doleantie ging – dat een dertigtal in Ouderkerk woonachtige manslidmaten van de Nieuwerkerkse Gereformeerde Kerk eerst een brief stuurde aan de ‘eigen’ hervormde kerkenraad van Ouderkerk. Als eerste ondertekenaar fungeerde Gijsbert Mourik. In het schrijven riep men de hervormde kerkenraad van Ouderkerk op de gehoorzaamheid aan het hervormde ‘Algemeen Reglement’ op te zeggen ‘en opnieuw kracht en geldigheid te verlenen aan de in 1816 door de overheid (!) afgeschafte aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde‘ en aldus ‘het juk der synodale hiërarchie af te werpen’. De hervormde kerkenraad weigerde aan het verzoek te voldoen.

Tijdens een daarop gehouden vergadering werden alvast twee Dolerende ambtsdragers gekozen, die echter niet de moed hadden het ambt te aanvaarden. De classis besloot uiteindelijk de instituering van de Gereformeerde Kerk van Ouderkerk eerst maar te laten voor wat ze was.

De instituering van De Gereformeerde Kerk (1904).

De oude christelijke school te Ouderkerk aan den IJssel.

Toen Gijsbert Mourik en Bertus Hoogendijk uit Ouderkerk in augustus 1904 aan de gereformeerde kerkenraad van Nieuwerkerk voorstelden in Ouderkerk een christelijke school te bouwen om daar vervolgens ook gereformeerde kerkdiensten te houden, raadde de Nieuwerkerkse kerkenraad dat af. Het was beter, vond men, dat ze, wat de school betrof, samenwerking met de hervormden zouden zoeken en tegelijkertijd over zouden gaan tot de bouw van een eigen gereformeerde kerk. Want er was intussen geld genoeg, doordat Bertus Hoogendijk de gereformeerde gelederen was komen versterken en voor de kerkbouw een financiële lening had verstrekt.

Dát plan leek de Ouderkerkers een goed idee. Tijdens een gemeentevergadering in Nieuwerkerk aan den IJssel werden op 18 oktober 1904 opnieuw gereformeerde kerkenraadsleden gekozen. Het waren de ouderlingen G. Mourik en A. Mourik en de diaken Jac. van Rijswijk. Ze werden op zondag 27 november in het ambt bevestigd. De Gereformeerde Kerk te Ouderkerk aan den IJssel was daarmee geïnstitueerd. Het kerkgebouw stond ondertussen al in de steigers!

Het kerkgebouw in gebruik genomen (1905).

Het eerste kerkje ‘onder aan de dijk’ (foto: ‘Tijdelijk voor Anker’)

Niet lang nadat de Gereformeerde Kerk in Ouderkerk geïnstitueerd was, werd het kerkgebouw ‘onder aan de dijk’ op donderdag 5 januari 1905 in gebruik genomen. Het was een klein gebouwtje van 7 bij 14 meter, voor fl. 3.000 gebouwd met geleend geld van Bertus Hoogendijk. ‘Eene groote schare van hier en elders’ bezocht de eerste kerkdienst, die onder leiding stond van ds. P.A.E. Sillevis Smit (1857-1918) van Rotterdam, terwijl ook de gereformeerde predikanten van Krimpen aan den Lek en van Nieuwerkerk aan den IJssel aanwezig waren.

Ds. P.A.E. Sillevis Smit (1857-1918).

Op zondag 8 januari volgden de eerste officiële kerkdiensten van de toen ongeveer vijftig zielen tellende gemeente, ‘die eveneens door veel publiek bezocht werden’. En de gemeente groeide. Enkele maanden later, in september 1906, telde ze in totaal 77 leden (40 belijdende en 37 doopleden). Het aantal leden dat in die tijd uit de hervormde gemeente overkwam, druppelde gestaag door.

Ds. D.B. Hagenbeek (van 1907 tot 1911).

Op 26 mei 1907 deed de eerste predikant intrede in de kerk van Ouderkerk aan den IJssel. Het was ds. D.B. Hagenbeek (1879-1952) uit Fijnaart. Het beroepingswerk verliep minder vlot dan men had gehoopt. Na vijf vergeefse beroepen op andere predikanten beriep men ds. Hagenbeek, die echter bedankte, maar het tweede beroep aannam.

Een paar maanden eerder had de kerkenraad al een woning gekocht die als pastorie werd ingericht. De nieuwe predikant was een toegewijd leerling van de leider van de Doleantie, dr. A. Kuyper. De nieuwe predikant kon goed preken waardoor hij veel toehoorders trok en de kerkenraad al gauw aan een grotere kerk moest gaan denken.

Ds. D.B. Hagenbeek (1879-1952).

Een nieuwe kerk (1911).

Dat leidde er toe dat de kerkenraad op 16 april 1909 van de burgerlijke gemeente de bouwvergunning kreeg voor de bouw van een nieuwe kerk aan de IJsseldijk, aan de oostkant van het dorp.

De aanleiding tot de kerkbouw was onder meer dat veel hervormde gemeenteleden naar de gereformeerde predikant kwamen luisteren. Maar ze bleven – naar later bleek – grotendeels weg nadat de nieuwe kerk gereed was!

Hoe dan ook, de grond was ondertussen door middel van een list gekocht. Gemeentellid J.M. Hoogendijk ontdekte op een gegeven moment dat aan de IJsseldijk een stuk grond te koop was, eigendom van de vrijzinnig-hervormde meneer Rijkaart, die van gereformeerden niks moest hebben. Hoogendijk noemde de gereformeerde kerk dus ook niet, maar informeerde alleen of hij nog een stuk grond te koop had. Dat was inderdaad het geval, en Hoogendijk en Rijkaart zaten binnen de kortste keren bij de notaris. Enige tijd later ontdekte Rijkaart het doel van de grondaankoop en merkte op, dat hij het nooit verkocht zou hebben als hij wist dat het voor de bouw van een gereformeerde kerk gebruikt zou worden. Te laat…!

De eerstesteenlegging op 2 juni 1909 door de kleine Johann Heinrich Hagenbeek (foto: ‘Tijdelijk voor Anker’).

De kerk zou dus aan het water komen, zodat er geheid moest worden. Onder de kerk werd de kosterswoning gepland, met een pakhuis en een paardenstal (sommige kerkgangers kwamen per paard en wagen ter kerke). Architect A.K. Kruithof uit Charlois was de plannenmaker en aannemer C. Mohr uit Ouderkerk was degene die ze realiseerde. Hij had ingeschreven voor bijna fl. 19.500. De ’gravers, opperlieden en metselaars’ konden aan het werk. Op 2 juni 1909 werd de eerste steen gelegd door Johann Heinrich Hagenbeek, zoontje van de dominee; deze had daar ongetwijfeld hulp bij nodig, want hij was nog geen vier jaar oud. Zijn naam werd op de gedenksteen vereeuwigd.

De ‘eerste steen’ (foto: ‘Tijdelijk voor Anker’).

Gemeentelid Hoogendijk had ondertussen fl. 15.000 geschonken voor de onderbouw van de kerk en voor de pastorie. De kerk werd om bovenvermelde reden echter veel groter dan nodig was: het onderhoud was duur en het ledental groeide nauwelijks: de 150 gemeenteleden hadden samen de beschikking over 334 zitplaatsen…

De nieuwe gereformeerde kerk.

De kerk was fors van uiterlijk, had een flinke toren van ongeveer vijfentwintig meter en was een beeldbepalend gebouw voor het dorp. De pers was enthousiast over het grote kerkgebouw: “Het is opgetrokken in modernen bouwstijl. Hoewel het terrein zeer ongunstig was, is het geheel – kerkgebouw, toren, kosterswoning enz. – in alle opzichten goed geslaagd. Zoowel van binnen als van buiten maakt het een schoonen indruk. Het ornament, het platform, het preekgestoelte, de hoofdingang, de kleurencombinatie, alles getuigt van kunstgevoel en smaak”.

Ds. Hagenbeek nam op 1 oktober 1911 afscheid van de kerk van Ouderkerk aan den IJssel en vertrok naar Vlaardingen.

Ds. J.C.C. Voigt (van 1912 tot 1914).

Ds. J.C.C. Voigt (1857-1918).

Het beroepingswerk verliep nu vrij vlot. Slechts één beroepen predikant stuurde een ‘bedankje’, maar de opvolger van ds. Hagenbeek werd daarna spoedig gevonden. Het was ds. J.C.C. Voigt (1857-1918) uit Bunschoten, die op 10 maart 1912 intrede deed in de kerk van Ouderkerk aan den IJssel. Nog geen twee jaar was hij aan deze kerk verbonden; veel bijzonders is over zijn predikantswerk niet te vertellen. “Hij was een getrouw, ernstig prediker, die met de aan zijn vroegere werk [hij was hoofdonderwijzer geweest] eigene duidelijkheid de Schriften ontsloot en in het catechetisch onderwijs bezig was, terwijl ook het huisbezoek de liefde van zijn hart bezat”.

Op 22 februari 1914 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Oudewater. Een vacante periode van bijna twee jaar volgde.

Ds. J. Vesseur (van 1916 tot 1918).

Ds. J. Vesseur (1859-1940).

Uiteindelijk werd na vijf vergeefse beroepen op andere predikanten de opvolger van ds. Voigt gevonden in de persoon van ds. J. Vesseur (1859-1940) uit Elburg. Hij deed op 16 januari 1916 intrede. Hij was vroeger schilder geweest, maar zijn wens predikant te worden won het. Hoewel hij gehuwd was en drie kinderen had, verkocht hij zijn huis, deed zijn bedrijf aan de kant en ging op 29-jarige leeftijd naar Kampen, waar hij na zes jaar studie kandidaat werd. Over zijn korte verblijf in Ouderkerk is niet veel meer te vertellen dan dat “hij geroemd werd om zijn ‘gezonde en sprankelende prediking’, zijn ‘fijne zielszorg’, die zonder eenige geijktheid, steeds een persoonlijk karakter droeg, op den man af. In zijn prediking was dit altijd het treffende, dat hij de kracht van het geloof liet zien in het gewone, dagelijkse leven”.

Het oorspronkelijke interieur van de kerk (foto: ‘Tijdelijk voor Anker’).

Op 28 juli 1918 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Stad aan ’t Haringvliet. Vijf jaar lang bleef de kerk van Ouderkerk toen zonder predikant…

Naar deel 2 >

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Gereformeerde Kerk in Ouderkerk aan den IJssel (1).
The ‘Gereformeerde Kerk’ in the South Holland village of Ouderkerk aan den IJssel was established on Sunday, November 27, 1904, under the leadership of the church council of the Gereformeerde Kerk in the neighboring Nieuwerkerk aan den IJssel. In Nieuwerkerk aan den IJssel, the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ (‘Dutch Reformed Church, seceding’) had emerged on November 5, 1889, stemming from the second national orthodox secession from the Nederlandse Hervormde Kerk, which we have come to call the ‘Doleantie’.

Background.

Although the ‘Separation of 1834’ had no direct consequences in Ouderkerk aan den IJssel, both the church council and the orthodox ‘hervormde’ congregation members of Ouderkerk became more aware of their position. The church council, in any case, called upon Rev. H.J. den Boer, who was orthodox in his views, in November 1843. When he departed for Opheusden in June 1858, and the church council had to call another minister, sixty-three liberal ‘hervormde’ congregation members sent a letter to the church council, requesting the appointment of a minister from “the moderately liberal direction.” However, this request was unsuccessful.

Rev. C. Ynzonides from Waspik, who began as the ‘hervormde’ minister of Ouderkerk in May 1888, was orthodox in his views.

The ‘Doleantie’.

Meanwhile, in February 1886, the Doleantie had begun, first in Kootwijk, then in several other places, and in December of that year in Amsterdam, under the leadership of Dr. A. Kuyper (1837-1920). Even then, the ‘Nederlands Hervormde’ church council did not visibly distance itself from the Doleantie movement because, after Rev. Ynzonides’ departure, they (unsuccessfully) called Rev. D.M. Boonstra (1852-1920), who later served as a Doleant minister for several years in places like Zwolle!

Furthermore, just before Rev. Boonstra’s departure as a Doleant minister to Zwolle in 1887, he had written a 39-page brochure titled “Ter Toelichting” on his transition to the Doleantie, with the subtitle “A Word to Confessors of the ‘gereformeerde’ Religion in the ‘Nederlands Hervormde Kerk’. In it, after a critical description of the establishment of the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’ in 1816, he had hardly a kind word for the orthodoxy of the church he was leaving. He undoubtedly swallowed those words when he rejoined the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’ from the ‘Gereformeerde Kerk’ in Schiedam in 1893…

The ‘Hervormde’ church council.

From 1901 to 1904, the well-known Rev. Hugo Visscher served in the Nederlandse Hervormde Congregation in Ouderkerk, who in 1906 would become the founder of the very orthodox “Gereformeerde Bond,” an association within the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’.

During the ministry of Rev. A. Renier (1847-1921), who served as the ‘hervormde’ minister in Ouderkerk from 1905 to 1910, the ‘Gereformeerde Kerk’ in that village finally emerged.

All in all, the cause of the Doleantie in Ouderkerk was not because the congregation was unorthodox. Not at all. Other issues were at play. For example, during vacancy periods, obedience had to be given to the rules of the “General Regulation for the Administration of the Nederlandse Hervormde Kerk”, imposed on the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’ by the government (!) in 1816.

That obedience ensured that during vacancy periods, liberal ministers also stood in the pulpit of the ‘Hervormde’ Congregation in Ouderkerk. The church council – which also struggled with this – tried to prevent liberal ministers from climbing the pulpit, but with little success. In 1900, the church council also objected to the mandatory payment of a contribution to the “General Fund” of the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’ and linked the payment to the condition that the synod would ensure the orthodox doctrine of the church.

Nieuwerkerk aan den IJssel.

The Doleantie passed by the ‘Nederlandse Hervormde’ Congregation of Ouderkerk aan den IJssel. But not so in the neighboring Nieuwerkerk aan den IJssel, where on November 5, 1889, the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ was instituted. Shortly thereafter, the Nieuwerkerk Doleant minister, Rev. G. Dalhuijsen (1862-1926), asked whether an elder and a deacon from Ouderkerk should also be appointed to the Nieuwerkerk ‘gereformeerde’ church council.

The reason was that many members of the ‘Gereformeerde Kerk’ in Nieuwerkerk lived in Ouderkerk. The people of Nieuwerkerk agreed with the proposal, but the Ouderkerk members, who were not present at the congregational meeting due to the difficulty of access, disagreed. For example, they only came to Nieuwerkerk for church once on Sundays, due to the cost of crossing the Hollandse IJssel river. The Ouderkerk members had other plans.

First attempt to establish the ‘Gereformeerde Kerk’ (1900).

They wanted to hold their own church services in Ouderkerk and read sermons together. The Nieuwerkerk church council admonished them during home visits, but in 1900, the Gouda classis decided differently. They sent two representatives to Ouderkerk to discuss the establishment of their own ‘Gereformeerde Kerk’.

The result was, as it went during the Doleantie, that about thirty male members living in Ouderkerk, first sent a letter to the “own” ‘Hervormde’ church council of Ouderkerk. Gijsbert Mourik acted as the first signatory. In the letter, they called upon the ‘Hervormde’ church council of Ouderkerk to renounce obedience to the ‘Nederlands Hervormde’ “General Regulation” and to renew the power and validity of the ancient ‘gereformeerde’ Dordrecht Church Order (‘Dordtse Kerk Orde’), abolished by the government (!) in 1816, and thus “to throw off the yoke of the synodal hierarchy.” The ‘Hervormde’ church council refused to comply with the request.

During a subsequent meeting, two Doleant office-bearers were chosen, but they did not have the courage to accept the office. The classis eventually decided to leave the establishment of the ‘Gereformeerde Kerk’ of Ouderkerk for the time being.

Establishment of the ‘Gereformeerde Kerk’ (1904).

When Gijsbert Mourik and Bertus Hoogendijk from Ouderkerk proposed in August 1904 to the ‘gereformeerde’ church council of Nieuwerkerk to build a Christian school in Ouderkerk and subsequently hold ‘gereformeerde’ church services there, the Nieuwerkerk church council advised against it. It was better, they thought, for them to seek cooperation with the ‘Hervormde’ congregation concerning the school and simultaneously proceed with the construction of their own ‘gereformeerde’ church building. There was enough money now, as Bertus Hoogendijk had joined the ‘gereformeerde’ ranks and provided a financial loan for the church construction.

That plan seemed like a good idea to the people of Ouderkerk. During a congregational meeting in Nieuwerkerk aan den IJssel on October 18, 1904, ‘gereformeerde’ church council members were once again elected. They were elders G. Mourik and A. Mourik and deacon Jac. van Rijswijk. They were ordained into office on Sunday, November 27. The ‘Gereformeerde Kerk’ in Ouderkerk aan den IJssel was thus established. Meanwhile, the church building was already under construction!

Church building inaugurated (1905).

Not long after the ‘Gereformeerde Kerk’ was established in Ouderkerk, the church building “at the foot of the dike” was inaugurated on Thursday, January 5, 1905. It was a small building of 7 by 14 meters, built for 3,000 guilders with borrowed money from Bertus Hoogendijk. “A large crowd from here and elsewhere” attended the first church service, led by Rev. P.A.E. Sillevis Smit (1857-1918) of Rotterdam, while the ‘gereformeerde’ ministers from Krimpen aan den Lek and Nieuwerkerk aan den IJssel were also present.

On Sunday, January 8, the first official church services of the congregation, which numbered about fifty souls, were held, “also attended by many members of the public.” The congregation grew. Several months later, in September 1906, it counted a total of 77 members (40 confessing and 37 baptized). The number of members coming from the ‘hervormde’ congregation at that time steadily trickled in.

Rev. D.B. Hagenbeek (from 1907 to 1911).

On May 26, 1907, the first minister entered the ‘gereformeerde’ church of Ouderkerk aan den IJssel. It was Rev. D.B. Hagenbeek (1879-1952) from Fijnaart. The process of calling a minister proceeded less smoothly than hoped. After five unsuccessful calls to other ministers, they called Rev. Hagenbeek, who initially declined but accepted the second call.

A few months earlier, the church council had already purchased a house to be used as a parsonage. The new minister was a dedicated follower of the leader of the Doleantie, Dr. A. Kuyper. The new minister was a skilled preacher, drawing many listeners, prompting the church council to soon consider a larger church…

A new church building (1911).

This led the church council on April 16, 1909, to receive a building permit from the municipality for the construction of a new church on the IJsseldijk, on the east side of the village.

The reason for building the church included many members of the ‘hervormde’ congregation listening to the minister of the Doleantie. However, they largely stayed away after the new church was completed!

In any case, the land was purchased through a ruse. Church member J.M. Hoogendijk discovered at one point that a piece of land on the IJsseldijk was for sale, owned by the liberal-‘hervormde’ Mr. Rijkaart, who disliked the ‘gereformeerden’. Hoogendijk did not mention the ‘gereformeerde kerk’, but only inquired if he still had a piece of land for sale. That was indeed the case, and Hoogendijk and Rijkaart were soon at the notary’s office. Some time later, Rijkaart discovered the purpose of the land purchase and remarked that he would never have sold it if he knew it would be used for the construction of a ‘gereformeerde’ church. Too late…!

The church would thus be situated by the water, requiring piles to be driven. Below the church, the sexton’s residence was planned, along with a warehouse and a stable (some churchgoers came to church by horse and carriage). Architect A.K. Kruithof from Charlois designed the plans, and contractor C. Mohr from Ouderkerk was the one who realized them. He had tendered for almost 19,500 guilders. The “diggers, laborers, and bricklayers” got to work. On June 2, 1909, the first stone was laid by Johann Heinrich Hagenbeek, the minister’s son; he undoubtedly needed help, as he was not yet four years old. His name was immortalized on the memorial stone.

In the meantime, church member Hoogendijk had donated 15,000 guilders for the lower part of the church and for the parsonage. However, the church turned out much larger than necessary for the reasons mentioned earlier: maintenance was expensive, and the membership barely grew: the 150 congregation members had access to 334 seats…

The new ‘gereformeerde kerk’.

The church had a substantial appearance, with a sizable tower of about twenty-five meters, becoming a landmark for the village. The press was enthusiastic about the large church building: “It is constructed in a modern architectural style. Although the terrain was very unfavorable, the whole – church building, tower, sexton’s residence, etc. – is successful in every way. Both inside and out, it makes a beautiful impression. The ornamentation, the platform, the pulpit, the main entrance, the color combination, everything speaks of artistic sense and taste”.

Rev. Hagenbeek bid farewell to the church of Ouderkerk aan den IJssel on October 1, 1911, and moved to Vlaardingen.

Rev. J.C.C. Voigt (from 1912 to 1914).

The process of calling a minister proceeded fairly smoothly this time. Only one called minister declined, but the successor to Rev. Hagenbeek was soon found. It was Rev. J.C.C. Voigt (1857-1918) from Bunschoten, who took office on March 10, 1912, in the church of Ouderkerk aan den IJssel. He was associated with this church for less than two years; there is not much remarkable to tell about his pastoral work. “He was a faithful, serious preacher, who with the clarity typical of his former profession [he had been a head teacher] unlocked the Scriptures and engaged in catechetical instruction, while also his heart was filled with love for house visits”.

He bid farewell on February 22, 1914, and moved to the church of Oudewater. A vacant period of almost two years followed.

Rev. J. Vesseur (from 1916 to 1918).

Finally, after five unsuccessful calls to other ministers, the successor to Rev. Voigt was found in the person of Rev. J. Vesseur (1859-1940) from Elburg. He took office on January 16, 1916. He had been a painter before, but his desire to become a minister prevailed. Although married with three children, he sold his house, left his business behind, and went to the Theological School in Kampen at the age of 29, where after six years of study, he became a candidate. Not much more can be said about his short stay in Ouderkerk than that “he was praised for his ‘healthy and sparkling preaching’, his ‘fine pastoral care’, which, without any artificiality, always had a personal touch, straight to the point. In his preaching, the striking aspect was always to show the power of faith in ordinary, daily life”.

He bid farewell on July 28, 1918, and moved to the church of Stad aan ’t Haringvliet. The church of Ouderkerk remained without a minister for five years…

© 2024. GereformeerdeKerken.info

To part 2 >