1940 – Opdat wij niet vergeten – 1945
Rinze Douma werd op 28 april 1910 in het Friese Burgum (vroeger: Bergum) geboren. Zijn ouders stuurden hem na de lagere school naar het gereformeerd gymnasium in Leeuwarden.
Daarna studeerde hij, afkomstig uit een gereformeerd gezin, aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, de schepping van dr. A. Kuyper (1837-1920) c.s. En op 1 oktober 1935 werd hij aangesteld als hulppredikant in Hardenberg. In de jaren ’30 – die van de wereldwijde economische crisis – konden veel theologische kandidaten niet direct een gemeente vinden omdat veel kerken het geld niet hadden een ‘heuse’ predikant te betalen. Als hulppredikant kon je dan worden aangesteld op een lager salaris, maar door je werkzaamheden bouwde je ook werkervaring op.
Dat duurde voor Rinze Douma tot 2 augustus 1936, toen hij intrede deed als predikant van de Gereformeerde Kerk in het Drentse Emmer-Compascuum. Vlak daarvoor trouwde hij met de in Franeker geboren Minke van der Veen (1908-1988). In de pastorie aan het Hoofdkanaal WZ 9 zagen hun vier kinderen het levenslicht.
Het was voor Rinze Douma al lang duidelijk dat de nazi-ideeën fel bestreden moesten worden, en dat liet hij vanaf de preekstoel meteen duidelijk merken, in navolging van de besluiten van de generale synode van 1936, waarbij de kerkenraden geadviseerd werden gemeenteleden die lid waren van de NSB ernstig te vermanen, hen desnoods onder kerkelijke censuur te plaatsen en bij volhardende onwilligheid hen uit het lidmaatschapsboek van de kerk te verwijderen.
Hoe dan ook, het echtpaar Douma was al gauw intensief betrokken bij het verzet, ze waren aangesloten bij verschillende verzetsgroepen en Rinze Douma was in 1942 een van de oprichters van de ‘Organisatie Van Dam’, een verzetsgroep mede opgericht door de gereformeerde onderwijzer Gerrit Stoker. Het duurde niet lang of Douma’s ‘illegale’ werkterrein breidde zich uit over Groningen en Drenthe, terwijl hij contacten onderhield met talloze verzetsgroepen in het hele land. Halverwege 1943 werden veel van die groepen lid van de door gereformeerden opgerichte Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers.
Toen de Duitse jacht op verzetsstrijders gewelddadiger werd en een van Douma’s contacten door de Duitsers in augustus 1943 werd opgepakt, besloot het echtpaar Douma in de stad Groningen onder te duiken, terwijl hun kinderen elders werden ondergebracht. Het verzetswerk ging echter door en ook Rinze Douma trok het land door, waar hij niet alleen preekte – onder de schuilnaam ‘Dominee De Groot’ – maar ook geestelijke steun bood aan onderduikers en medeverzetsstrijders; verder was hij werkzaam bij de plaatsing van onderduikers en als mederedacteur van het gestencilde weekblaadje Radio BBC Nieuws.
Het namaken en smokkelen van persoonsbewijzen, distributiestamkaarten en het in handen krijgen van distributiebonnen was altijd al en bleef ook nu het doel. Ondertussen werd Douma een belangrijke liaison tussen de verschillende verzetsgroepen.
Zijn laatste preek en zijn arrestatie.
Heel soms kwam hij nog in Emmer-Compascuum, waar hij op 19 maart 1944 (naar bleek voor het laatst) zijn gemeenteleden een hart onder de riem stak. Iedere christen moest ’ter wille van de gerechtigheid strijden tegen het Duitse heidendom’. De eindzegen sprak hij voor de slotzang uit en hij verdween nog tijdens de kerkdienst op zijn fiets, zodat niemand kon zien welke richting hij insloeg.
Mogelijk omdat één van een uit Groningen afkomstige groep gevangenen hem op het station Amersfoort groette, werd ook Rinze Douma door de Duitsers meteen gearresteerd. Nadat hij zich geïdentificeerd had met een vals paspoort werd hij gefouilleerd en vond men belastende papieren. Samen met de andere Groninger gevangenen werd hij toen naar Kamp Amersfoort afgevoerd. Nog dezelfde dag werd hij overgebracht naar het Huis van Bewaring in Assen, waarbij hij probeerde te ontsnappen, maar door een Duitse matroos gepakt werd. Daarvan kon hij zich losrukken, maar tegen de kogels van zijn achtervolgers kon hij niet op en zo kwam hij toch in het Huis van Bewaring terecht, waar hij stevig ondervraagd werd.
Naar het Scholtenshuis in Groningen.
Op 10 juni 1944 kwam Rinze Douma terecht in het Huis van Bewaring aan de Groningse Heereweg, vanwaar hij verscheidene keren werd overgebracht naar het beruchte Scholtenshuis aan de Grote Markt (‘het voorportaal van de hel’). Daar werd hij verscheidene keren hardhandig verhoord. Een goedwillende bewaker hielp hem echter met het smokkelen van brieven aan zijn vrouw, waarin hij aanwijzingen gaf wie moest onderduiken en welke mensen zich voorzichtigheidshalve gedeisd moesten houden.
Van het ene kamp naar het andere.
Op 17 augustus 1944 kwam Douma terecht in het zwaar bewaakte concentratiekamp te Vught, waar hij gevangen zat met dertien andere verzetsstrijders, die hij al door zijn ‘illegale’ activiteiten kende, allen Groningers. De dertien medegevangenen werden op 23 augustus doodgeschoten en Douma werd onder meer te werk gesteld als straatveger. Daar was hij net als elders tijdens zijn gevangenschap ook de geestelijk raadsman voor zijn medegevangenen.
Begin september 1944 werd hij in een goederenwagon vervoerd naar het kamp Sachsenhausen, vanwaar hij en zijn medegevangenen te voet werden overgebracht naar de door bombardementen al grotendeels vernielde Heinkelfabriek van de Luftwaffe. Enkele weken later werd hij weer naar het kamp Sachsenhausen overgebracht, waar hij en zijn medegevangenen in ‘miserabele omstandigheden’ verkeerden door gebrek aan alles. In het geheim kon hij preken maken en in kleine groepjes de bijbel bespreken en met zijn medegevangenen bidden.
Maar ondertussen kwam het Russische leger dichterbij, zodat de Duitsers de gevangenen in Sachsenhausen naar Bergen-Belsen vervoerden, onder wie vijfendertig geestelijken. De ontberingen waren echter teveel geweest en waarschijnlijk overleed ds. Douma op 9 maart 1945, vierendertig jaar oud, aan de gevolgen van vlektyfus. Hij werd in een massagraf begraven.
Herinneringen aan Rinze Douma.
De kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Emmer-Compascuum eerde zijn predikant in 1951 met een gedenksteen in de kerk, die door zijn dochters onthuld werd door de Nederlandse driekleur weg te trekken. “Zalig zijn zij, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk der Hemelen”, stond op de steen. Bij de sloop van de kerk in 1956 werd de steen overgebracht naar de vervangende nieuwbouw. Maar toen deze kerk uiteindelijk buiten gebruik gesteld werd, in 2009, werd op de begraafplaats in Emmer-Compascuum een herinneringsmonument opgericht en werd de steen daar herplaatst.
De naam van Rinze Douma en andere gesneuvelde scholieren wordt ook vermeld op een muurschildering in het gymnasium te Leeuwarden, waar Rinze in zijn jeugd naar school ging. Ook is zijn naam geplaatst op de Oorlogsplaquette, die in de hal van de Vrije Universiteit geplaatst werd ter herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.
Rinze Douma werd eind 1980 postuum geëerd met het Verzetsherdenkingskruis. In de wijk Corpus den Hoorn in de stad Groningen werd een straat naar hem genoemd. Ook werd een boek over hem geschreven, getiteld: “In verzet voor een rechtvaardige zaak”.
Bronnen onder meer:
W. Berkelaar, Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de VU te Amsterdam. Amsterdam, 2020
Henca Douma en Sanneke van Geest, In verzet voor een rechtvaardige zaak. (…), i.e.b., 2021
N.N., Het Grote Gebod, Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP, 2 delen. Kampen, 1979
Wikipedia