Het voormalig gereformeerde evangelisatiegebouw Rehoboth in het Friese Peins bij Franeker is onlangs na bijna honderdvijf jaar gesloten. De laatste tijd kwamen op zondag nog maar ongeveer tien personen naar de dienst. Te weinig om nog door te gaan.
In Het Kerkblad(van 1892 tot 1910 het ‘Officieel Orgaan van De Gereformeerde Kerken in Nederland’) van 15 en 22 januari, 19 en 26 februari, 5, 12, 19 en 26 maart en van 2 april 1897 troffen we onder meer de onderstaande berichten aan betreffende plaatselijke Gereformeerde Kerken.
De kerkenraad van Heerde moet in 1924 wel heel boos geweest zijn op zijn vorige predikant ds. P.H. de Jonge (1879-?), die op 11 september 1918 de ‘eerste steen’ voor de nieuwe monumentale gereformeerde kerk aan de Kanaalstraat geplaatst had. De broeders verwijderden de marmeren gedenksteen namelijk rond 1924 uit de gevel!
Tholen is een klein (schier-)eiland in het oosten van Zeeland. De Gereformeerde Kerken van Tholen ressorteerden in de jaren ’80 [van de vorige eeuw] en later weliswaar tot de classis Noord-Brabant. Maar de geschiedenis is Zeeuws. En Tholen ook.
( < Naar deel 1) ( < Naar deel 2) – Het vierde beroep dat de kerkenraad uitbracht na het vertrek van ds. B. Wentsel (1888-1969) had succes. Ds. A.C. Mooy (1920-2013) van Gorinchem nam het beroep aan, na een heimelijke verkenningstocht door Ridderkerk.
( < Naar deel 1 ) – Anderhalf jaar na het vertrek van ds. De Groot werd in juni 1901 tevergeefs een beroep uitgebracht op ds. J.C. van Schelven (1854-1904) van Dieren, en later op kandidaat J. Mulder (1876-1961), die echter een beroep aannam naar Molenaarsgraaf. Men dacht de oorzaak van het bedanken te moeten zoeken in de bouwkundige staat van de pastorie.
De Gereformeerde Kerk te Ridderkerk werd op 17 december 1891 geïnstitueerd als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’. Daarbij was de plaatselijke predikant níet betrokken, al had iedereen ánders verwacht.
Hoe het in Meppel ging met de berijming van ds. Hasper – bij wijze van voorbeeld.
( < Naar deel 1 ) ( < Naar deel 2 ) – Tot in de Tweede Wereldoorlog was het in de Gereformeerde Kerken de gewoonte de psalmen (in de berijming van 1773) op lange noten te zingen (de isoritmische zangwijze), al werden de psalmen in de berijming van de kerkhervormer Johannes Calvijn (1509-1564) met lange en korte noten, ‘ritmisch’, gezongen.