De Gereformeerde Kerk te Pingjum-Zurich (2)

De afspraken met Witmarsum.

( < Naar deel 1 – To Part 1 ) – Jaren geleden ontmoette het vaststellen van de vergoeding voor het dienstdoen van de predikant van Witmarsum in Pingjum enige problemen. In 1917 – toen ds. Jansen afscheid genomen had – werd besloten dat Pingjum daarvoor fl. 350 per jaar aan de kerk van Witmarsum zou betalen.

Ds. J. Ubels (1890-1963) op latere leeftijd.

Ds. J. Ubels (van 1918 tot 1921).

Intussen waren de twee kerkenraden weer met het beroepingswerk begonnen. Op 18 augustus 1918 deed kandidaat J. Ubels (1890-1963) intrede in een gezamenlijke middagdienst in de kerk van Witmarsum. Want ook ds. Ubels werd immers in combinatie met de kerk van Witmarsum beroepen.

Het eerstvolgende bezoek van de kerkvisitatoren aan Pingjum-Zurich verliep bevredigend. De beide bezoekende predikanten (ds. J. op ’t Holt (1864-1965) van Bolsward en ds. C. Vermaat (1874-1960) van Makkum), kregen te horen dat naar het oordeel van de kerkenraad de vrucht van de prediking verblijdend genoemd kon worden, al mocht ‘de lust om te geven van het stoffelijke goed voor ’s Heeren huis wel beter zijn’.

Ds. J. op t ‘Holt (1864-1945).

Van alles wat…

Ook hield de kerkenraad uiteraard toezicht op leer en leven van de gemeenteleden. Kermisbezoek? Een kind in een draaimolen? Verzuim van de eredienst? Het overtreden van het zevende gebod waardoor een huwelijk noodzakelijk werd? Daarover werd met de betreffende gemeenteleden een hartig woordje gesproken tijdens het huisbezoek. Het huisbezoek werd door de ouderlingen meestal ’s avonds afgelegd. –⊕– Trouwens, ook het lawaai op de galerij werd in de gaten gehouden: er werd door de jeugd soms gepraat, gestoeid, geslapen, op de banken gekrast, gerookt…. Namen van schuldigen op de galerij werden soms van de kansel afgeroepen, de galerij werd zelfs  gesloten voor de jeugd; alle mogelijkheden werden beproefd. –⊕– In 1920 werd het plan vastgesteld om in het vervolg Vaste Vrijwillige Bijdragen te heffen; van de leden werd 4% van het netto inkomen verwacht. –⊕– Ds. Ubels nam na slechts ongeveer twee en een half jaar aan de kerk van Pingjum-Zurich verbonden te zijn geweest, op 27 maart 1921 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Varsseveld. Ds. R. van Reenen (1873-1953) van Wons werd tot de komst van de nieuwe predikant de consulent.

Ds. M.P. Pel (1922 tot 1942).

Ds. M.P. Pel (1884-1969) op latere leeftijd.

Op 15 januari 1922 deed de opvolger van ds. Ubels intrede, na in het ambt te zijn bevestigd. Het was ds. M.P. Pel (1884-1969) uit het Groningse Kommerzijl. Ook hij werd samen met de kerk van Witmarsum beroepen.

Iets over het kerkelijk leven in die jaren.

De aanstelling van een jeugdouderling, waarover in 1921 gesproken werd, werd verworpen, omdat meester Alkema leiding gaf aan de Jongelingsvereniging, en hij in feite als jeugdouderling beschouwd kon worden. –⊕– Men maakte op advies van meester Alkema plannen voor de bouw van een pastorie. Jan Ypma zegde toe voor dat doel bij de kerken in Friesland te zullen collecteren, maar vooralsnog brachten die collectereizen niet voldoende op. –⊕– De reden is onbekend, maar in 1924 werd de Commissie van Beheer opgeheven, zodat de kerkenraad de kerkelijke administratie weer in eigen hand nam. –⊕– Toen een van de doopleden belijdenis wilde afleggen werden ook aan zijn echtgenote enkele vragen gesteld, omdat zij de Gereformeerde Kerk verlaten had en was toegetreden tot de Christelijke Gereformeerde Kerk, maar nu weer Gereformeerd wilde worden. Haar werd gevraagd ‘of gij voor God en kerkeraad uw leedwezen betuigen wilt over uw afval, de Gereformeerde Kerk nooit weer te zullen verlaten en of ge tijdens de kerkdienst dit openlijk wilt belijden’. –⊕– De mannenvereniging werd in 1924 opgeheven, want er was geen leider meer.

De gereformeerde kerk te Pingjum.

En verder….

In 1926 werd een nieuw orgel aangeschaft bij orgelbouwer Dekker uit Goes. De prijs bedroeg fl. 2.040. In 1927 kreeg de orgeltrapper (het orgel had geen elektrische windmotor) een vaste plaats bij het orgel. –⊕– Op initiatief van meester Van ’t Zet werd de mannenvereniging weer opgericht, en nam hij zelf de leiding op zich. –⊕–  Nog steeds werd in 1927 in Zurich door meester Van ’t Zet zondagsschool gehouden in de leegstaande openbare lagere school. Maar in 1929 werd de zondagsschool beëindigd omdat er te weinig leerlingen waren (de schoolmeester werd nu boekhouder van de kerk). De kerkenraad vond het echter tijd worden in dat dorp een evangelisatiegebouwtje neer te zetten. Br. Weidema had een stukje grond waarop aannemer Kuipers het gebouwtje voor fl. 1.575 zou realiseren. –⊕–  In 1929 werd in de kerk elektrisch licht aangelegd. De kosten bedroegen ongeveer fl. 171.

Ds. Pel en ouderling Sybr. Bakker onderweg van het ene naar het andere huisbezoek (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Pingjum-Zurich’).

Allerlei vragen….

Tijdens de jaarlijkse gemeentevergaderingen kwamen allerlei vragen aan de orde. Zo werd in 1931 gevraagd of de wegens lawaai gesloten galerij weer geopend kon worden? En konden de gordijnen er nog mee door, of moesten ze maar eens vervangen worden? In 1932 vroeg men zich af of de ambtsdragers de kerkdiensten misschien ook in het zwart moesten bijwonen, en: betaalden de oudere doopleden eigenlijk ook een kerkelijke bijdrage? De fietsers moesten zich trouwens een beetje inhouden bij het verlaten van het kerkterrein. Ze hadden altijd zo’n haast!  In 1933 vroeg een broeder of het vrouwelijke leden geoorloofd was hun haar te laten knippen. Ds. Pel kon met de bijbel in de hand het tegendeel niet aantonen. In 1934 bleken enkele kinderen de Openbare MULO te bezoeken. ‘Dat is afkeurenswaardig en tegenstrijdig aan onze beginselen’.

In 1933 bleek dat de kerkelijke financiën reden tot zorg waren. Geen wonder. In oktober 1929 was de New Yorkse Effectenbeurs op Wall Street gecrasht, waardoor de wereld in een diepe economische crisis verzeild raakte, die ook ons land en dus ook de kerken trof. Daardoor moest ook het traktement van ds. Pel worden teruggeschroefd. Hopelijk kon de onenigheid tussen enkele ambtsdragers, die in onvrede met elkaar leefden, ook beteugeld worden…

”Bange jaren”.

Het werkeiland Kornwerderzand met een deel van de Afsluitdijk naar de Friese Kust, 4 juni 1928 (foto: KLM).

Op 28 mei 1932 werd de laatste opening in de aangelegde Afsluitdijk gesloten. Het werkvolk vertrok langzamerhand uit Zurich, het evangelisatiegebouwtje werd verkocht en afgebroken. Maar omdat een oorlog dreigde was in Zurich een mobilisatieleger gevestigd, dat een legerplaats werd.

De tien jaren tussen 1935 en 1945 worden ook in Pingjum-Zurich gekenmerkt door de opkomst van het Nationaal Socialisme, de Tweede Wereldoorlog en de Vrijmaking van 1944.

Maar het kerkelijk leven ging tijdens al die troebelen natuurlijk gewoon door. De economische crisis zorgde er voor dat er geen sigaren meer op de kerkenraadstafel lagen. Er werden discussies gevoerd over de vraag of een eigen predikant kon worden beroepen, los van Witmarsum. Natuurlijk bleven vragen binnenkomen over de toelaatbaarheid van het deelnemen aan een loterij, over het bijwonen van een harddraverij, werden vermaningen uitgedeeld tot trouwer kerkbezoek en tot het lezen van een christelijke krant, zoals het Friesch Dagblad. Ook kwam bij de kerkenraad een verzoek binnen van de onderwijsinspecteur om het evangelisatiegebouwtje in Zurich (toen het nog kon) te mogen gebruiken voor de openbare lagere school (het mocht), en uiteindelijk regelde ds. Pel met de commandant van de in Zurich gelegerde soldaten dat ze één keer per zondag de kerk in Pingjum mochten bezoeken.

Gezicht op Pingjum…

In de Tweede Wereldoorlog.

In de notulen van de kerkenraad wordt met geen woord gerept over het uitbreken van de oorlog. Auto’s mochten in die tijd niet rijden zodat het moeilijk werd de diensten in het evangelisatiegebouwtje te Zurich te laten doorgaan omdat er geen predikanten waren die de diensten wilden leiden; ook de ouderlingen konden er moeilijk komen. Het orgeltje van Zurich werd vooralsnog elders ondergebracht.

Ondertussen werd er wel goed op gelet of de gemeenteleden de diensten in Pingjum trouw bijwoonden. Afgesproken werd dat ontrouwe kerkleden ‘tenminste viermaal ’s jaars zullen worden vermaand. Geven ze er geen gehoor aan dan volgt afsnijding van de gemeente’. De diakenen gaven ondertussen geen gehoor aan de herhaaldelijke verzoeken van Winterhulp Nederland. Dat was een nationaal-socialistische instelling die ten doel had de maatschappelijke hulpverlening van particuliere instellingen – waaronder ook de diaconie – over te nemen. De bezetters wilden bovendien inzage in de collecteroosters hebben zodat men kon nagaan waar het ingezamelde geld voor gebruikt werd. Daaraan werd door de kerkenraad niet voldaan.

In september 1941 werd besloten een nieuwe organist te zoeken. De kerkenraad kreeg het advies het eens te proberen met het twaalfjarige zoontje van M. Bruinsma. Hij werd gevraagd en wilde het graag doen; hij zou deze functie vervullen tot 1947, toen hij met zijn familie naar Lollum verhuisde. Daar was hij zelfs tot in de jaren ’90 organist!

Een ‘eigen’ dienaar des Woords beroepen.

De vroegere gereformeerde kerk in Witmarsum (1890 tot 1983). De vervangende nieuwbouw wordt sinds 1983 nog steeds gebruikt als protestantse kerk.

Ondertussen werd werk gemaakt van de wens om in het vervolg zelf een predikant te beroepen en niet meer samen met de kerk van Witmarsum te beroepen. Om dat te realiseren werd een commissie benoemd, met ds. Pel als voorzitter. De leden werd gevraagd de contributie te verhogen. Dat leverde fl. 524 op.

De kerkenraad vroeg daarom aan de kerkenraad van Witmarsum om in te stemmen met het verzoek het bestaande contract tussen beide kerken te ontbinden. Daarmee stemde de kerkenraad graag in. Ds. Pel had intussen namelijk emeritaat aangevraagd, wat hem door de kerk van Witmarsum verleend werd. Overigens had hij er lange tijd moeite mee dat Pingjum een eigen predikant wilde; hij voelde zich met de kerk van Pingjum-Zurich vergroeid. Hoe dan ook, op 8 november 1942 nam hij afscheid, nadat de Vrouwenvereniging een afscheidsavond had georganiseerd. De nieuwe predikant van Pingjum-Zurich was toen al gevonden!

Ds. W. Feenstra (van 1942 tot 1945).

Ds. W. Feenstra (1917-2007).

De opvolger van ds. Pel deed op 15 november 1942 intrede. Het was kandidaat W. Feenstra (1917-2007). Hij werd uit een drietal gekozen, die ‘op proef’ in kerkdiensten voorgingen.

De laatste oorlogsmaanden.

Het kerkelijk leven gaf ondertussen weinig variatie te zien: het gedrag van de jeugd op de galerij, hun te ruw omgaan met de stoelen  in de kerk, onderduikers die zich onvindbaar maakten en later weer opdoken, een schrijven van de burgemeester over het gevaar voor luchtaanvallen, en in 1944 de opmerking in de kerkenraad dat er tijdens de dienst wel veel geslapen werd. Ook konden gemeenteleden zich opgeven om enige tijd kinderen uit het westen van het land op te nemen om hen een rustige tijd te geven en om aan te sterken.

Pingjum zwaar getroffen (1945).

Bij Pingjum stortte een Duits gevechtsvliegtuig neer….

In 1940 woedde er een harde strijd om de kop van de Afsluitdijk. Weliswaar werd toen weinig vernield, maar dat ging heel anders in 1945, bij de bevrijding van ons land. Toen is Pingjum zwaar getroffen. De Duitsers hadden zich in die omgeving ingegraven om de geallieerden niet de kans te geven de Afsluitdijk in bezit te nemen. Terwijl het kanongebulder steeds dichterbij kwam bevrijdden de Canadezen op 16 april Bolsward en Witmarsum. De geallieerde bevrijders uit Canada gaven de bij Pingjum ingegraven Duitsers het bevel zich over te geven, maar dat weigerden ze. Daarop volgde een bombardement dat op 17 april de hele dag duurde. De inwoners waren ondertussen al gevlucht naar Arum of naar Witmarsum. Er was bijna geen woning onbeschadigd gebleven. Meerdere boerderijen waren tot de grond toe afgebrand.

Pingjum grotendeels verwoest…. (foto: Tresoar, Leeuwarden).

Nadat de bezetters veel verliezen geleden hadden gaven ze zich op 18 april over. De terugkerende bewoners zagen de ravage toen met eigen ogen. Er waren slechts zes huizen zonder schade en ongeveer twintig boerderijen en huizen waren totaal vernield. Een van de eerste granaten had de gereformeerde kerk getroffen. De orgelpijpen lagen her en der in de kerk verspreid. Ook de hervormde kerk had een aantal inslagen te verduren gehad.

Het was niet alleen zeer grote materiële schade die Pingjum had getroffen. Van hen die niet op tijd gevlucht waren behoorden vijf tot de gevallenen: ‘vrouw Smit, vrouw Blanksma, vrouw Wallinga en de mannen Gerkema en H. de Vries’. Verder waren er vele gewonden.

“Pingjum kon moeilijk feestvieren, toen overal elders uitgelaten vreugde heerste…”.

Ds. C. van der Waal (van 1945 tot 1947).

Ds. Feenstra had op 8 juli 1945 afscheid genomen, wegens vertrek naar de kerk van Hijum-Finkum. Een beroep werd uitgebracht op kandidaat C. van der Waal (1919-1980), die hulppredikant was voor de evangelisatiearbeid van de kerk van Sexbierum. Op 2 september 1945 deed hij intrede in Pingjum.

Ds. C. van der Waal (1919-1980).

Na de bevrijding.

Er was door de regering een commissie ingesteld die moest helpen bij het in kaart brengen en vergoeden van de door oorlogsgeweld getroffenen. In januari 1948 deelde de molestverzekering mee dat bijna fl. 4.400 zou worden uitgekeerd voor herstel van de oorlogsschade van de kerk. In 1950 werd het laatste deel daarvan uitgekeerd.

Het orgel was een ruïne, zoals we hierboven al zagen. Dus werd een orgelcommissie benoemd om op zoek te gaan naar een nieuw instrument. Een rondgang door de gemeente bracht fl. 1.600 op, veel meer dan de commissie vooralsnog dacht nodig te hebben om veilig tot aankoop te kunnen overgaan! Voor fl. 6.000 werd bij de fa. Bakker en Timmenga uit Leeuwarden een nieuw orgel aangeschaft. De kerkenraad kreeg voor de restanten van het vernielde orgel nog fl. 1.500. In 1946 werd het nieuwe orgel geplaatst.

Het Bakker en Timmenga orgel in Pingjum, dat in 1946 geplaatst werd (foto: ‘De Orgelsite’, Willemijn Hissink)

En verder…

Er waren ook allerlei kerkelijke gebeurtenissen die aandacht vroegen. De jongelui vonden dat ze ten onrechte van de galerij verbannen waren. Sindsdien schoolden ze samen op de achterste banken in de kerk, die door de kerkenraad als gevolg daarvan bestempeld werden tot ‘familiebanken’, zodat de jongelui daar niet meer zonder toezicht konden zitten.

De Vrijmaking.

In de Gereformeerde Kerken werd ondertussen al sinds de jaren ’30 een discussie gevoerd over enkele leerstukken, vooral over de betekenis van de doop en het Verbond. In de kerken bestonden daarop twee visies, resp. die van de Afgescheidenen en de Dolerenden. In 1905 had de generale synode besloten dat beide visies in de Kerken geleerd mochten worden.

Dr. K. Schilder (1890-1952).

Maar volgens sommigen maakte de synode van 1942/1943 daar een eind aan door te besluiten dat alleen de visie van de Dolerenden in de Gereformeerde Kerken mocht worden geleerd. Er kwamen veel protesten, onder meer van dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen. Deze werd door de synode uiteindelijk geschorst en afgezet. Op 11 augustus 1944 las dr. Schilder tijdens een vergadering in Den Haag, de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’, de Acte van Vrijmaking of Wederkeer voor en ondertekende die, waarmee hij zich losmaakte van de Gereformeerde Kerken. Velen volgden zijn voorbeeld. Zo ontstonden de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).

Ook ds. Van der Waal maakte bezwaar tegen de synodebesluiten. De kerkenraad van Witmarsum werd als genabuurde kerk te hulp geroepen; samen met een classicale commissie werd over de kwestie gesproken. Er kwam daarna een buitengewone classis bijeen waar de kwestie nader werd bestudeerd. Uiteindelijk werd ds. Van der Waal voor drie maanden in zijn ambt geschorst, waarna hij naar Sneek vertrok. Enkele gezinnen onttrokken zich aan de Gereformeerde Kerken en gingen naar de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk over. Net als ds. Van der Waal.

Dr. C. van der Woude (1896-1983).

“De houding en het standpunt van ds. Van der Waal brachten vele gemeenteleden uit hun geestelijk evenwicht. Voor en na een voorlichtingsavond, waarop ds. C. van der Woude (1896-1983) van Leeuwarden sprak, was er sprake van roerige dagen, die het gemeente zijn geen goed deden. Maar gelukkig keerden rust en eensgezindheid vrij spoedig terug”.

Naar deel 3  (slot) >

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Gereformeerde Kerk in Pingjum-Zurich (Part 2).

Agreements with Witmarsum.

(< To Part 1 )Years ago, determining the compensation for the service of the pastor of Witmarsum in Pingjum posed some problems. In 1917 – when Rev. Jansen had bid farewell – it was decided that Pingjum would pay FL. 350 per year to the church of Witmarsum for this purpose.

Rev. J. Ubels (from 1918 to 1921).

Meanwhile, the two church councils had resumed the process of calling a new pastor. On August 18, 1918, candidate J. Ubels (1890-1963) was inducted in a joint afternoon service at the church of Witmarsum. Because, once again, Rev. Ubels was called in conjunction with the church of Witmarsum.

The next visit of the church visitors to Pingjum-Zurich went satisfactorily. The two visiting pastors (Rev. J. op ’t Holt (1864-1965) from Bolsward and Rev. C. Vermaat (1874-1960) from Makkum) were informed that, in the opinion of the church council, the results of the preaching could be considered encouraging, although “the desire to give from material wealth to the Lord’s house could be better”.

About everything…

Naturally, the church council also supervised the doctrine and life of the congregation members. Visiting the fair? A child on a carousel? Neglect of worship? Violation of the seventh commandment resulting in a necessary marriage? These matters were addressed with the respective congregation members during home visits. Home visits were usually conducted by the elders in the evening. –⊕– Moreover, the noise in the gallery was also monitored: sometimes the youth talked, played, slept, scratched the benches, smoked…. Names of those guilty on the gallery were sometimes called out from the pulpit, and the gallery was even closed to the youth, all possibilities were explored. –⊕– In 1920, a plan was established to levy Fixed Voluntary Contributions in the future; members were expected to contribute 4% of their net income. –⊕– Rev. Ubels, after only about two and a half years of being connected to the church of Pingjum-Zurich, bid farewell on March 27, 1921, due to his departure to the church of Varsseveld. Rev. R. van Reenen (1873-1953) from Wons became the consultant until the arrival of the new pastor.

Rev. M.P. Pel (1922 to 1942).

On January 15, 1922, the successor of Rev. Ubels was inducted after being confirmed in office. It was Rev. M.P. Pel (1884-1969) from Kommerzijl, Groningen. He too was called in conjunction with the church of Witmarsum.

Some insights into church life in those years.

The appointment of a youth elder, which was discussed in 1921, was rejected because schoolteacher Alkema led the youth association, and he was essentially considered a youth elder. –⊕– On the advice of Mr. Alkema, plans were made for the construction of a parsonage. Jan Ypma pledged to collect funds for this purpose from the churches in Friesland, but for the time being, those fundraising trips did not yield enough. –⊕– The reason is unknown, but in 1924, the ‘Management Committee’ was dissolved, so the church council took back control of the church administration. –⊕– When one of the baptismal members wanted to make a confession, some questions were also asked to his wife because she had left the Gereformeerde Kerk and joined the Christian Reformed Church (‘Christelijke Gereformeerde Kerk’), but now wanted to return to the Gereformeerde Kerk. She was asked ‘if you want to express your regret before God and the church council about your apostasy; never to leave the Gereformeerde Kerk again and if you want to openly confess this during the church service’. –⊕– The men’s association was disbanded in 1924 because there was no longer a leader.

And furthermore….

In 1926, a new organ was purchased from organ builder Dekker from Goes. The price was FL. 2,040. In 1927, the ‘pedal pusher’ (the organ had no electric wind motor) was given a fixed place next to the organ. –⊕– At the initiative of schoolteacher Van ’t Zet, the men’s association was reinstated, and he took on the leadership himself. –⊕– Still, in 1927, Sunday school was held in Zurich by Mr. Van ’t Zet in the vacant public primary school. But in 1929, Sunday school was discontinued due to insufficient students (the schoolmaster now became the church’s accountant). However, the church council felt it was time to build a small evangelization building in that village. Br. Weidema owned a piece of land where contractor Kuipers would realize the building for FL. 1,575. –⊕– In 1929, electric lighting was installed in the church. The cost was about FL. 171.

Various questions….

Various questions were raised during the congregational meetings. In 1931, it was asked if the gallery, closed due to noise, could be reopened? And were the curtains still acceptable, or should they be replaced? In 1932, it was wondered if the church officials might also attend the church services in black attire, and whether older baptismal members actually paid a church contribution. And the cyclists had to restrain themselves when leaving the church grounds. They were always in such a hurry!

In 1933, a brother asked if it was permissible for female members to cut their hair. Rev. Pel could not prove otherwise with the Bible in hand. In 1934, it was found that some children were attending the Public MULO (advanced elementary school). ‘That is reprehensible and contradictory to our principles’. In 1933, it was found that the church finances were cause for concern. No wonder. In October 1929, the New York Stock Exchange crashed on Wall Street, plunging the world into a deep economic crisis, which also affected our country and therefore the churches. As a result, Rev. Pel’s salary had to be reduced. Hopefully, the disagreement between some church officials, who lived in discord with each other, could also be curtailed…

“Fearful years”.

On May 28, 1932, the last opening in the constructed Afsluitdijk was closed. The workers gradually left Zurich, the evangelization building was sold and demolished. But because of the threat of war, a mobilization army was stationed in Zurich, which became a military camp.

The ten years between 1935 and 1945 were also marked in Pingjum-Zurich by the rise of National Socialism, World War II, and the ‘Vrijmaking’ of 1944.

But church life continued during all these troubles. The economic crisis meant that there were no longer cigars on the church council table. Discussions were held about whether to call their own pastor, separate from Witmarsum. Questions continued to come in about the permissibility of participating in a lottery, attending a horse race, admonitions were given for more faithful church attendance and reading a Christian newspaper, such as the Friesch Dagblad. The church council also received a request from the education inspector to use the evangelization building in Zurich for the public primary school (which was allowed), and ultimately, Rev. Pel arranged with the commander of the soldiers stationed in Zurich that they could visit the church in Pingjum once a Sunday.

During World War II.

There is no mention in the minutes of the church council about the outbreak of the war. Cars were not allowed to drive at that time, making it difficult to hold services in the evangelization building in Zurich because there were no pastors willing to lead the services; even the elders had difficulty coming. The organ from Zurich was temporarily relocated elsewhere.

However, attention was paid to whether the church members faithfully attended the services in Pingjum. It was agreed that unfaithful church members would be “admonished at least four times a year. If they do not comply, they will be excommunicated from the congregation”. The deacons did not respond to repeated requests from ‘Winterhulp Nederland’. This was a national socialist organization aimed at taking over the social assistance of private institutions – including the diaconate. The occupiers also wanted access to the collection schedules so they could verify how the collected money was used. The church council did not comply with this request.

In September 1941, it was decided to look for a new organist. The church council was advised to try it with the twelve-year-old son of M. Bruinsma. He was asked and was eager to do it; he would fulfill this function until 1947, when he moved with his family to Lollum. There he was even an organist until the 1990s!

Calling a ‘own’ Minister of the Word.

Meanwhile, efforts were made to call our own pastor in the future and no longer call in conjunction with the church of Witmarsum. To achieve this, a committee was appointed, with Rev. Pel as chairman. Members were asked to increase their contributions. This yielded FL. 524.

The church council therefore asked the church council of Witmarsum to agree to the request to terminate the existing contract between the two churches. The church council gladly agreed to this. Rev. Pel had meanwhile applied for emeritus status, which was granted to him by the church of Witmarsum. However, he had long struggled with the fact that Pingjum wanted its own pastor; he felt intertwined with the church of Pingjum-Zurich. Anyway, on November 8, 1942, he bid farewell, after the Women’s Association organized a farewell evening. The new pastor of Pingjum-Zurich had already been found!

Rev. W. Feenstra (from 1942 to 1945).

The successor of Rev. Pel was inducted on November 15, 1942. It was candidate W. Feenstra (1917-2007). He was chosen from a group of three, who ’temporarily’ presided over a church service.

The last months of the war.

Meanwhile, church life showed little variation: the behavior of the youth in the gallery, their rough handling of the chairs in the church, hiding evaders who later reappeared, a letter from the mayor about the danger of air raids, and in 1944, the remark in the church council that there was a lot of sleeping during the service. Also, church members could sign up to accommodate children from the western part of the country for some time to give them a quiet time and to recuperate.

Pingjum severely hit (1945).

In 1940, there was heavy fighting for the head of the Afsluitdijk. Although little was destroyed at that time, it was very different in 1945, during the liberation of our country. Then Pingjum was heavily hit. The Germans had entrenched themselves in that area to prevent the Allies from taking possession of the Afsluitdijk. While the cannon fire came closer and closer, the Canadians liberated Bolsward and Witmarsum on April 16. The allied liberators from Canada ordered the Germans entrenched in Pingjum to surrender, but they refused. This was followed by a bombardment that lasted all day on April 17. In the meantime, the inhabitants had already fled to Arum or Witmarsum. There was almost no house left undamaged. Several farms had been burned to the ground.

After suffering heavy losses, the occupiers surrendered on April 18. The returning residents saw the devastation with their own eyes. Only six houses were left undamaged, and about twenty farms and houses were completely destroyed. One of the first grenades had hit the gereformeerde kerk. The organ pipes were scattered throughout the church. The hervormde kerk also had a number of impacts.

It was not only very extensive material damage that had hit Pingjum. Of those who had not fled in time, five were among the fallen: ‘Mrs. Smit, Mrs. Blanksma, Mrs. Wallinga and the men Gerkema and H. de Vries’. Furthermore, many were wounded.

“Pingjum could hardly celebrate, while exuberant joy reigned everywhere else…”.

Rev. C. van der Waal (from 1945 to 1947).

Rev. Feenstra had bid farewell on July 8, 1945, due to his departure to the church of Hijum-Finkum. A call was made to candidate C. van der Waal (1919-1980), who was an assistant pastor for evangelization work, associated with the church of Sexbierum. He was inducted in Pingjum on September 2, 1945.

After the liberation.

A committee had been appointed by the government to assist in identifying and compensating those affected by war violence. In January 1948, the riot insurance announced that almost FL. 4,400 would be paid out for the restoration of the war damage to the church. The last part of this was paid out in 1950.

The organ was a ruin, as we have seen above. So an organ committee was appointed to find a new instrument. A round through the congregation raised FL. 1,600, much more than the committee initially thought necessary to safely make a purchase! A new organ was purchased from the company Bakker and Timmenga from Leeuwarden for FL. 6,000. The church council received FL. 1,500 for the remnants of the destroyed organ. The organ was installed in 1946.

And furthermore…

There were also various church events that demanded attention. The young people felt they were unjustly banished from the gallery. Since then, they gathered together on the back benches in the church, which the church council subsequently designated as ‘family benches’, so that the young people could no longer sit there unsupervised.

The ‘Vrijmaking’.

In the Gereformeerde Kerken, a discussion had been going on since the 1930s about some doctrinal issues, especially about the meaning of baptism and the Covenant. In the churches, there were two views on this, respectively those of the Separatists (1834) and the Doleants (1886). In 1905, the General Synod had decided that both views could be taught in the Churches.

But according to some, the synod of 1942/1943 put an end to this by deciding that only the view of the Doleants could be taught in the Gereformeerde Kerken. There were many protests, including from Dr. K. Schilder (1890-1952), professor at the Theological College in Kampen. He was ultimately suspended and dismissed by the synod. On August 11, 1944, Dr. Schilder read the ‘Act of Liberation or Return’ during a meeting in The Hague, the so-called ‘Liberation Meeting’ (‘Vrijmakingsvergadering’), and signed it, thereby breaking away from the Gereformeerde Kerken. Many followed his example. Thus, the Gereformeerde Kerken (‘vrijgemaakt’, ‘Liberated’) were formed.

Rev. Van der Waal also objected to the synod’s decisions. The church council of Witmarsum was called in to help as a neighboring church; together with a classis committee, the issue was discussed. An extraordinary classis meeting was then held to further study the matter. Eventually, Rev. Van der Waal was suspended from his office for three months, after which he moved to Sneek. Some families withdrew from the Gereformeerde Kerken and joined the ‘vrijgemaakte’ Gereformeerde Kerken.

“The attitude and standpoint of Reverend Van der Waal caused many congregation members to lose their spiritual balance. Before and after an informational evening where Reverend C. van der Woude (1896-1983) from Leeuwarden spoke, there were turbulent days that did not bode well for the congregation. But fortunately, peace and unity returned fairly quickly.”

© 2024. GereformeerdeKerken.info

To part 3 (end) >