De Gereformeerde Kerk in het Friese Pingjum werd op 10 december 1893 geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Witmarsum.
De School met den Bijbel.
De Gemeente Wonseradeel (Fries: Wûnseradiel) stond in de negentiende bekend ‘als het brandpunt van Modernisme en Socialisme’, maar toch was de christelijke school in Pingjum – die in 1893 opgericht werd – al de vijftiende School met den Bijbel in die gemeente!
Een van de stichters van de School met den Bijbel te Pingjum was de uit Brabant afkomstige oefenaar Arie Elshout Rzn. (1829-1922), die zich in 1887 uit volle overtuiging had aangesloten bij de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Over zijn belevenissen in dat verband schreef hij in datzelfde jaar een boekje: ‘De beteekenis van den kerkelijken strijd onzer dagen’.
In diezelfde tijd werd in Pingjum door de Gereformeerde Kerk in het naburige Arum zondagsschool gegeven, onder meer door het toenmalige hoofd van de christelijke school, S. van der Kooi. ’s Zondags wandelde hij naar Pingjum om in een lokaal van de Openbare Lagere School (!) het evangelie aan kinderen te vertellen.
Arie Elshout (1829-1922).
Arie Elshout verhuisde rond 1890 naar Friesland, waar hij zich in het naburige Lollum vestigde. Hij hielp hier en daar met de stichting van een christelijke school. Dat was opgevallen, want in 1892 werd hij aangeklampt door een afvaardiging van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Makkum, enkele inwoners van Pingjum en door de Districtsraad van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in de gemeente Wonseradeel, waarvan Elshout trouwens zelf voorzitter was. Ze vroegen hem mee te helpen om in Pingjum een christelijke school te stichten.
“Het dorp Pingjum was schromelijk achteruit gezet; ’t was bijna geheel aan zijn lot overgelaten. Er woonden, zoo men zei, nog enkele vromen, doch dezen hadden genoeg met hun eigen geestelijk leven te stellen en bemoeiden zich dus met hunne omgeving weinig of niets”, zo schreef Elshout in zijn levensbeschrijving Gods leidingen met iemand. De handen werden dus uit de mouwen gestoken. Er werd een schoolbestuur gekozen, bestaande uit J. Heyns, J. Wytzes en H. Yntema, alle drie woonachtig in Pingjum, ds. R.K. Brouwer (1859-1905) te Makkum, Arie Elshout te Lollum, Lambertus Yntema, woonachtig in het gebied De Weeren tussen Makkum en Wons, en R. Hoornstra uit Makkum.
Het schoolgebouw kwam er en telde twee lokalen. In het ene lokaal werd school gegeven en in het andere was tot 1899 een bewaarschool (wij zouden zeggen kleuterschool) gevestigd, maar deze hield het dus niet lang vol. Op Hervormingsdag, 31 oktober 1893, werd de School met den Bijbel geopend. Toen de christelijke school open ging waren er dertien leerlingen, een aantal dat gelukkig al snel begon te groeien. Naast de school werd de schoolwoning gebouwd voor het schoolhoofd. Als eerste hoofdonderwijzer werd M.W. Camping uit Exmorra benoemd. Het leerlingental groeide zózeer ‘dat het de vrienden van het openbaar onderwijs teveel werd. Eén lokaal van de openbare school was [door gebrek aan leerlingen] al overbodig verklaard en het tweede begon wankel te staan’.
Collectereizen.
De bouw van de school kostte bijna fl. 4.900. Elshout vertelde in zijn levensbeschrijving dat de financiële zorgen vaak groot waren. In 1899 was er een tekort van fl. 400. Daarom maakte men collectereizen, diep het land in! Meester Camping reisde de provincie Groningen door, Elshout collecteerde in en rond Dordrecht (hij schreef er uitvoerig over in zijn levensbeschrijving), ds. Brouwer toog naar Vlaardingen en omstreken en Hoornstra hield de hand op ‘in de rijke streken tussen Utrecht en Doorn‘. Zo kon de school haar belangrijke werk blijven doen: de christelijke school werd beschouwd als ‘een uitnemend middel voor evangelisatie’.
Het schoolbestuur wilde echter meer. In het naburige dorp Zurich werd door het bestuur een Zondagsschool opgericht, die rond 1900 zesentwintig leerlingen telde.
De stichting van De Gereformeerde Kerk te Pingjum en Zurich (1893).
Maar in de dorpen Pingjum en Zurich bestond bij sommigen ontevredenheid over de toestand en de vrijzinnige koers van de Nederlandse Hervormde Kerk, ook over die van de hervormde gemeenten van Pingjum en van Zurich. De gereformeerde classis Bolsward had al meerdere malen over ‘de nood der [hervormde] kerk’ gesproken. Het schoolbestuur in Pingjum had zelfs al voorgesteld om een lokaal van de christelijke school ter beschikking te stellen voor het houden van kerkdiensten zodat uiteindelijk in het dorp een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd zou kunnen worden.
De classis liet er geen gras over groeien. De Gereformeerde Kerk te Witmarsum – op 25 januari 1888 in Doleantie gegaan – kreeg opdracht ‘de zaak Pingjum’ te regelen en direct na de opening van de School met den Bijbel werd op zondag 5 november 1893 de eerste kerkdienst in de school gehouden, terwijl er nog geen Gereformeerde Kerk geïnstitueerd was.
Daar was men ondertussen wel alvast mee bezig gegaan. Op donderdag 26 oktober 1893 was door ds. J.J. Miedema (1869-1936) van de Gereformeerde Kerk te Witmarsum, samen met ‘zijn’ ouderling br. Stegenga, in Pingjum een vergadering bijeengeroepen waar alle hervormde gemeenteleden uitgenodigd werden. Elf meerderjarige manslidmaten waren aanwezig. Besloten werd dat drie broeders een ‘brief van opwekking en vermaning’ zouden sturen aan de hervormde kerkenraad, ‘de genootschapskerkeraad’ genoemd. Daarin zou de kerkenraad worden opgeroepen ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’ en zich los te maken van de ‘synodale hiërarchie’ en van het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk (in 1816 door de overheid aan de hervormde kerk opgelegd) en ‘weer kracht en geldigheid te verlenen’ aan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde.
Mocht de hervormde kerkenraad de drie broeders oproepen om verantwoording af te leggen van hun schrijven, dan zouden ze dat mondeling toelichten. Ds. Miedema werd gevraagd de brief voor de drie broeders op te stellen. Als de kerkenraad binnen een ‘behoorlijke termijn’ er niet op inging, kon men gaan denken aan de instituering van de Gereformeerde Kerk.
Die ‘behoorlijke termijn’ was op 15 november 1893 voorbij, want toen kwamen negen hervormde manslidmaten bij elkaar onder leiding van ds. Miedema en ouderling Stegenga van Witmarsum. Het bleek dat de hervormde kerkenraad niet had gereageerd op het schrijven van de drie manslidmaten. Vandaar dat de broeders overgingen tot het kiezen van een kerkenraad. Tot ouderlingen werden gekozen Jan Heins en Evert Giliam en als diaken werd aangewezen Jelle Wytzes.
Op 10 december 1893 kwam de verkozen ‘kerkenraad’ weer bij elkaar, ook nu weer onder leiding van ds. Miedema. Na het lezen van 1 Timotheüs 4 ging hij voor in gebed, hield een inleidend woord over de toestand van de hervormde kerk en over de noodzaak om de ‘reformatie van de hervormde kerk ter hand te nemen’, en werd besloten alle banden ‘met het genootschap van de zich noemende Ned. Herv. Gemeente, te verbreken, de Drie Formulieren van Enigheid [de gereformeerde belijdenisgeschriften] als eenig akkoord van kerkelijke gemeenschap te erkennen en de Dordtse Kerkorde [net als voor 1816] weer voor de kerk te aanvaarden. Het besluit werd ook meegedeeld aan de hervormde Kerkvoogden, aan de burgemeester en aan Koningin-Regentes Emma. Ook werden de verkozen kerkenraadsleden in het ambt bevestigd. Daarmee was De Gereformeerde Kerk te Pingjum en Zurich een feit.
Iets uit het kerkelijk leven.
De opkomst naar de godsdienstoefeningen in de school was zo bevredigend dat men besloot tweemaal per zondag een kerkdienst te houden. Als er geen dominee was zou een preek van een gereformeerde predikant gelezen worden. Een inmiddels benoemde financiële commissie regelde namens de kerkenraad de beheerszaken, waaronder de huur van het schoolgebouw: fl. 80 per jaar. Besloten werd de zitplaatsen te verhuren, zodat van de opbrengst het kerkelijk leven gefinancierd kon worden.
Natuurlijk moest van alles geregeld worden: het dopen, de belijdenisdiensten, de avondmaalsvieringen, het benoemen en aftreden van kerkenraadsleden, de afvaardiging naar de classis, enz. De inkomsten en uitgaven over het jaar 1894 bedroegen fl. 232. De inkomsten van de diaconie bedroegen dat jaar fl. 100, de uitgaven ruim fl. 70. Meester Camping werd benoemd als voorzanger (een orgel was er niet, zodat hij moest zorgen dat de gemeente op de juiste toonhoogte begon en zo bleef zingen), en hij was bovendien voorlezer. Vanaf augustus 1895 verzorgde de consulent, ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) uit Reitsum, de catechisaties. Hij kreeg fl. 1,50 vergoed voor de huur van een rijtuig als het slecht weer was.
Ds. H.R. Nieborg (1898).
In oktober 1897 werd ds. H.R. Nieborg (1862-1934) van Witmarsum als consulent benoemd (als er een dominee van elders kwam preken, kreeg deze onderdak bij meester Heslinga. De meester kreeg daarvoor als dank een kistje sigaren). Het jaar daarop werd besloten ds. Nieborg ook officieel aan te stellen als predikant (in plaats van als consulent) van Pingjum-Zurich. Wel werden tussen beide kerkenraden enkele duidelijke afspraken gemaakt: de beide kerken bleven geheel zelfstandig met een eigen kerkenraad en een eigen diaconie. Natuurlijk moest soms door de beide kerkenraden ook gezamenlijk vergaderd worden; dat zou dan gebeuren in Witmarsum.
De taken van ds. Nieborg in Pingjum-Zurich waren ‘geen andere’ dan het catechiseren, het leiden van kerkenraadsvergaderingen en het doen van huisbezoek bij leden van de Gereformeerde Kerk. Over de vergoeding kon men het niet makkelijk eens worden, maar die zal rond fl. 100 per jaar gelegen hebben (uit te betalen in vier termijnen). Natuurlijk kon ds. Nieborg niet elke zondag in de diensten in Pingjum voorgaan, want hij had immers ook de gemeente van Witmarsum onder zijn hoede. Daarom ging ook oefenaar A. Elshout in de diensten voor (we schreven al eerder over hem).
Ds. Nieborg wees de diakenen er op dat zij de armen voldoende moesten ondersteunen, zodat zij geen hulp behoefden te zoeken bij het Burgerlijk Armbestuur. Bij zijn huisbezoeken had hij namelijk ontdekt dat in een gezin armoede heerste. Afgesproken werd dat daar elke dag twee liter melk bezorgd zou worden.
Ds. Nieborg nam trouwens op 22 oktober 1898 afscheid van zijn twee gemeenten en vertrok naar de kerk van Bleiswijk.
Ds. M. Meindertsma (van 1900 tot 1910).
Op 5 augustus 1900 deed ds. M. Meindertsma (1865-1950) uit Oldekerk intrede in Witmarsum en Pingjum-Zurich. In de gemeente waren in die tijd enkele leden die slepende ruzies hadden. Daarvoor moest zelfs het avondmaal uitgesteld worden. Uiteindelijk bemoeide ook de classis zich er mee en werden de ruziemakers van het avondmaal afgehouden met de mogelijkheid zelfs uit de kerk gezet te worden als men na aanhoudend vermaan geen verbetering toonde.
Er werd ook een begin gemaakt met het werk van de zending. Een abonnement voor vijf exemplaren van het nieuwe Zendingsblad van de Gereformeerde Kerken in Nederland werd genomen en er werd regelmatig een collecte voor het zendingswerk gehouden.
In 1905 had de Gereformeerde Kerk van Pingjum-Zurich ongeveer zestig leden. Behalve de School met den Bijbel waren er ook een Jongelingsvereniging en een Jongedochtersvereniging, beide bestemd voor de jeugd van ongeveer 16 jaar en ouder. Ook werd in Pingjum zondagsschool gehouden. De hoofdmeester van Pingjum leidde nog steeds de zondagsschool in Zurich, die gehouden werd in de openbare school aldaar.
Een eigen kerkgebouw?
In 1904 werd voor het eerst gesproken over de mogelijkheid een eigen kerkgebouw te krijgen. Ds. Meindertsma vond dat daar mee gewacht moest worden tot de gemeente er rijp voor was, maar ondertussen zou er met de gemeenteleden wel over gesproken worden tijdens de huisbezoeken.
Ds. H. Jansen (van 1911 tot 1917).
Ds. Meindertsma nam op 22 mei 1910 afscheid van Witmarsum en Pingjum-Zurich, wegens vertrek naar de kerk van het Groningse Leek. Zijn opvolger was kandidaat H. Jansen (1885-1972), die op 12 november 1911 intrede deed, opnieuw in combinatie met de kerk van Witmarsum.
Eind 1912 werd nogmaals gesproken over de bouw van een eigen kerk. Een half jaar later werd besloten alvast een fonds te vormen voor de bouw van een kerk én een pastorie. Elke maand zou er voor worden gecollecteerd. In januari 1913 besloot de kerkenraad een stuk grond aan de Grindweg ten noordwesten van Pingjum te kopen dat in eigendom was van ds. S.T. Goslinga (1852-1922) van Schiedam. Het perceel was veertig meter lang en vijfentwintig meter breed. De kerkenraad werd voor een bedrag van fl. 850 eigenaar van de grond. Een klein stukje grond werd door ds. Goslinga gratis aan de kerk afgestaan. Verder werd er fl. 800 voor geleend.
Toen de kerkvisitatoren ds. T.D. Prins (1862-1929) van Bolsward en ds. J.P. Klaarhamer (1873-1933) van Wommels in augustus 1914 op bezoek kwamen, werd opnieuw over kerkbouw gesproken. In juni 1915 werd aannemer Burggraaff te Lollum geraadpleegd. Omdat in Lollum een nieuwe kerk gebouwd werd (die allengs ‘de Kathedraal der Gereformeerden en ‘Greidhoekekathedraal‘ genoemd ging worden) zou het bouwmateriaal en het interieur van de oude kerk beschikbaar kunnen komen voor de bouw van de kerk van Pingjum-Zurich. De kerkenraad bekeek de kerk in Lollum en het leek een goed voorstel.
In augustus 1915 konden spijkers met koppen geslagen worden, want de manslidmaten waren samengeroepen om over de plannen te spreken. “De gemeente van Christus mag niet rusten voor ze een eigen kerkgebouw bezit”, vond ds. Jansen. Burggraaff, zo werd meegedeeld, zou de kerk van Lollum afbreken en die in Pingjum precies zo herbouwen, als de oude kerk van Lollum er uit had gezien. En dat is gelukt.
Ook zou hij het gehele meubilair leveren: de preekstoel en vierentwintig zeer degelijke vierpersoons banken. Verder zou er een galerij in de kerk komen, zodat in totaal ongeveer 180 zitplaatsen beschikbaar kwamen. Meteen werden ook afspraken gemaakt over het verkrijgen van voldoende geld.
De kerkenraad nam het officiële bouwbesluit op 27 september 1915. Vaste jaarlijkse bijdragen en bijdragen van binnen en buiten de gemeente zouden de bouw mogelijk maken. Dr. Jansen viel de eer te beurt om op 8 april 1916 de eerste steen te leggen. Meteen werd ook afgesproken dat zestien plaatsen in de nieuwe kerk ‘vrij’ zouden zijn en dat de kerkelijke bijdragen in het vervolg maandelijks of desnoods wekelijks moesten worden betaald. De mannen en vrouwen (met de jonge kinderen) zaten in de kerk gescheiden, zoals in die tijd vrij normaal was.
Op Tweede Kerstdag, 26 december 1916, werd de nieuwe kerk van Pingjum-Zurich in gebruik genomen. Daarover is verder weinig bekend, want in de notulen wordt over de ingebruikneming gezwegen. Wel is duidelijk dat totale bouwkosten ruim fl. 5.800 bedroegen. De laatste kerkdienst in de school was de dag daarvoor gehouden, Eerste Kerstdag 25 december 1916. En toen ging het kerkelijk leven weer zijn gewone gang.
En verder…
Ds. Jansen nam op 17 juni 1917 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Eindhoven, waar hij trouwens in 1919 buiten bediening raakte en het jaar daarop overging naar de hervormde kerk.
Hoe dan ook, de kerkenraden van Witmarsum en Pingjum-Zurich gingen weer aan de slag met het beroepingswerk.
© 2024. GereformeerdeKerken.info