De afspraken met Witmarsum.
( < Naar deel 1 – To Part 1 ) – Jaren geleden ontmoette het vaststellen van de vergoeding voor het dienstdoen van de predikant van Witmarsum in Pingjum enige problemen. In 1917 – toen ds. Jansen afscheid genomen had – werd besloten dat Pingjum daarvoor fl. 350 per jaar aan de kerk van Witmarsum zou betalen.
Ds. J. Ubels (van 1918 tot 1921).
Intussen waren de twee kerkenraden weer met het beroepingswerk begonnen. Op 18 augustus 1918 deed kandidaat J. Ubels (1890-1963) intrede in een gezamenlijke middagdienst in de kerk van Witmarsum. Want ook ds. Ubels werd immers in combinatie met de kerk van Witmarsum beroepen.
Het eerstvolgende bezoek van de kerkvisitatoren aan Pingjum-Zurich verliep bevredigend. De beide bezoekende predikanten (ds. J. op ’t Holt (1864-1965) van Bolsward en ds. C. Vermaat (1874-1960) van Makkum), kregen te horen dat naar het oordeel van de kerkenraad de vrucht van de prediking verblijdend genoemd kon worden, al mocht ‘de lust om te geven van het stoffelijke goed voor ’s Heeren huis wel beter zijn’.
Van alles wat…
Ook hield de kerkenraad uiteraard toezicht op leer en leven van de gemeenteleden. Kermisbezoek? Een kind in een draaimolen? Verzuim van de eredienst? Het overtreden van het zevende gebod waardoor een huwelijk noodzakelijk werd? Daarover werd met de betreffende gemeenteleden een hartig woordje gesproken tijdens het huisbezoek. Het huisbezoek werd door de ouderlingen meestal ’s avonds afgelegd. –⊕– Trouwens, ook het lawaai op de galerij werd in de gaten gehouden: er werd door de jeugd soms gepraat, gestoeid, geslapen, op de banken gekrast, gerookt…. Namen van schuldigen op de galerij werden soms van de kansel afgeroepen, de galerij werd zelfs gesloten voor de jeugd; alle mogelijkheden werden beproefd. –⊕– In 1920 werd het plan vastgesteld om in het vervolg Vaste Vrijwillige Bijdragen te heffen; van de leden werd 4% van het netto inkomen verwacht. –⊕– Ds. Ubels nam na slechts ongeveer twee en een half jaar aan de kerk van Pingjum-Zurich verbonden te zijn geweest, op 27 maart 1921 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Varsseveld. Ds. R. van Reenen (1873-1953) van Wons werd tot de komst van de nieuwe predikant de consulent.
Ds. M.P. Pel (1922 tot 1942).
Op 15 januari 1922 deed de opvolger van ds. Ubels intrede, na in het ambt te zijn bevestigd. Het was ds. M.P. Pel (1884-1969) uit het Groningse Kommerzijl. Ook hij werd samen met de kerk van Witmarsum beroepen.
Iets over het kerkelijk leven in die jaren.
De aanstelling van een jeugdouderling, waarover in 1921 gesproken werd, werd verworpen, omdat meester Alkema leiding gaf aan de Jongelingsvereniging, en hij in feite als jeugdouderling beschouwd kon worden. –⊕– Men maakte op advies van meester Alkema plannen voor de bouw van een pastorie. Jan Ypma zegde toe voor dat doel bij de kerken in Friesland te zullen collecteren, maar vooralsnog brachten die collectereizen niet voldoende op. –⊕– De reden is onbekend, maar in 1924 werd de Commissie van Beheer opgeheven, zodat de kerkenraad de kerkelijke administratie weer in eigen hand nam. –⊕– Toen een van de doopleden belijdenis wilde afleggen werden ook aan zijn echtgenote enkele vragen gesteld, omdat zij de Gereformeerde Kerk verlaten had en was toegetreden tot de Christelijke Gereformeerde Kerk, maar nu weer Gereformeerd wilde worden. Haar werd gevraagd ‘of gij voor God en kerkeraad uw leedwezen betuigen wilt over uw afval, de Gereformeerde Kerk nooit weer te zullen verlaten en of ge tijdens de kerkdienst dit openlijk wilt belijden’. –⊕– De mannenvereniging werd in 1924 opgeheven, want er was geen leider meer.
En verder….
In 1926 werd een nieuw orgel aangeschaft bij orgelbouwer Dekker uit Goes. De prijs bedroeg fl. 2.040. In 1927 kreeg de orgeltrapper (het orgel had geen elektrische windmotor) een vaste plaats bij het orgel. –⊕– Op initiatief van meester Van ’t Zet werd de mannenvereniging weer opgericht, en nam hij zelf de leiding op zich. –⊕– Nog steeds werd in 1927 in Zurich door meester Van ’t Zet zondagsschool gehouden in de leegstaande openbare lagere school. Maar in 1929 werd de zondagsschool beëindigd omdat er te weinig leerlingen waren (de schoolmeester werd nu boekhouder van de kerk). De kerkenraad vond het echter tijd worden in dat dorp een evangelisatiegebouwtje neer te zetten. Br. Weidema had een stukje grond waarop aannemer Kuipers het gebouwtje voor fl. 1.575 zou realiseren. –⊕– In 1929 werd in de kerk elektrisch licht aangelegd. De kosten bedroegen ongeveer fl. 171.
Allerlei vragen….
Tijdens de jaarlijkse gemeentevergaderingen kwamen allerlei vragen aan de orde. Zo werd in 1931 gevraagd of de wegens lawaai gesloten galerij weer geopend kon worden? En konden de gordijnen er nog mee door, of moesten ze maar eens vervangen worden? In 1932 vroeg men zich af of de ambtsdragers de kerkdiensten misschien ook in het zwart moesten bijwonen, en: betaalden de oudere doopleden eigenlijk ook een kerkelijke bijdrage? De fietsers moesten zich trouwens een beetje inhouden bij het verlaten van het kerkterrein. Ze hadden altijd zo’n haast! In 1933 vroeg een broeder of het vrouwelijke leden geoorloofd was hun haar te laten knippen. Ds. Pel kon met de bijbel in de hand het tegendeel niet aantonen. In 1934 bleken enkele kinderen de Openbare MULO te bezoeken. ‘Dat is afkeurenswaardig en tegenstrijdig aan onze beginselen’.
In 1933 bleek dat de kerkelijke financiën reden tot zorg waren. Geen wonder. In oktober 1929 was de New Yorkse Effectenbeurs op Wall Street gecrasht, waardoor de wereld in een diepe economische crisis verzeild raakte, die ook ons land en dus ook de kerken trof. Daardoor moest ook het traktement van ds. Pel worden teruggeschroefd. Hopelijk kon de onenigheid tussen enkele ambtsdragers, die in onvrede met elkaar leefden, ook beteugeld worden…
”Bange jaren”.
Op 28 mei 1932 werd de laatste opening in de aangelegde Afsluitdijk gesloten. Het werkvolk vertrok langzamerhand uit Zurich, het evangelisatiegebouwtje werd verkocht en afgebroken. Maar omdat een oorlog dreigde was in Zurich een mobilisatieleger gevestigd, dat een legerplaats werd.
De tien jaren tussen 1935 en 1945 worden ook in Pingjum-Zurich gekenmerkt door de opkomst van het Nationaal Socialisme, de Tweede Wereldoorlog en de Vrijmaking van 1944.
Maar het kerkelijk leven ging tijdens al die troebelen natuurlijk gewoon door. De economische crisis zorgde er voor dat er geen sigaren meer op de kerkenraadstafel lagen. Er werden discussies gevoerd over de vraag of een eigen predikant kon worden beroepen, los van Witmarsum. Natuurlijk bleven vragen binnenkomen over de toelaatbaarheid van het deelnemen aan een loterij, over het bijwonen van een harddraverij, werden vermaningen uitgedeeld tot trouwer kerkbezoek en tot het lezen van een christelijke krant, zoals het Friesch Dagblad. Ook kwam bij de kerkenraad een verzoek binnen van de onderwijsinspecteur om het evangelisatiegebouwtje in Zurich (toen het nog kon) te mogen gebruiken voor de openbare lagere school (het mocht), en uiteindelijk regelde ds. Pel met de commandant van de in Zurich gelegerde soldaten dat ze één keer per zondag de kerk in Pingjum mochten bezoeken.
In de Tweede Wereldoorlog.
In de notulen van de kerkenraad wordt met geen woord gerept over het uitbreken van de oorlog. Auto’s mochten in die tijd niet rijden zodat het moeilijk werd de diensten in het evangelisatiegebouwtje te Zurich te laten doorgaan omdat er geen predikanten waren die de diensten wilden leiden; ook de ouderlingen konden er moeilijk komen. Het orgeltje van Zurich werd vooralsnog elders ondergebracht.
Ondertussen werd er wel goed op gelet of de gemeenteleden de diensten in Pingjum trouw bijwoonden. Afgesproken werd dat ontrouwe kerkleden ‘tenminste viermaal ’s jaars zullen worden vermaand. Geven ze er geen gehoor aan dan volgt afsnijding van de gemeente’. De diakenen gaven ondertussen geen gehoor aan de herhaaldelijke verzoeken van Winterhulp Nederland. Dat was een nationaal-socialistische instelling die ten doel had de maatschappelijke hulpverlening van particuliere instellingen – waaronder ook de diaconie – over te nemen. De bezetters wilden bovendien inzage in de collecteroosters hebben zodat men kon nagaan waar het ingezamelde geld voor gebruikt werd. Daaraan werd door de kerkenraad niet voldaan.
In september 1941 werd besloten een nieuwe organist te zoeken. De kerkenraad kreeg het advies het eens te proberen met het twaalfjarige zoontje van M. Bruinsma. Hij werd gevraagd en wilde het graag doen; hij zou deze functie vervullen tot 1947, toen hij met zijn familie naar Lollum verhuisde. Daar was hij zelfs tot in de jaren ’90 organist!
Een ‘eigen’ dienaar des Woords beroepen.
Ondertussen werd werk gemaakt van de wens om in het vervolg zelf een predikant te beroepen en niet meer samen met de kerk van Witmarsum te beroepen. Om dat te realiseren werd een commissie benoemd, met ds. Pel als voorzitter. De leden werd gevraagd de contributie te verhogen. Dat leverde fl. 524 op.
De kerkenraad vroeg daarom aan de kerkenraad van Witmarsum om in te stemmen met het verzoek het bestaande contract tussen beide kerken te ontbinden. Daarmee stemde de kerkenraad graag in. Ds. Pel had intussen namelijk emeritaat aangevraagd, wat hem door de kerk van Witmarsum verleend werd. Overigens had hij er lange tijd moeite mee dat Pingjum een eigen predikant wilde; hij voelde zich met de kerk van Pingjum-Zurich vergroeid. Hoe dan ook, op 8 november 1942 nam hij afscheid, nadat de Vrouwenvereniging een afscheidsavond had georganiseerd. De nieuwe predikant van Pingjum-Zurich was toen al gevonden!
Ds. W. Feenstra (van 1942 tot 1945).
De opvolger van ds. Pel deed op 15 november 1942 intrede. Het was kandidaat W. Feenstra (1917-2007). Hij werd uit een drietal gekozen, die ‘op proef’ in kerkdiensten voorgingen.
De laatste oorlogsmaanden.
Het kerkelijk leven gaf ondertussen weinig variatie te zien: het gedrag van de jeugd op de galerij, hun te ruw omgaan met de stoelen in de kerk, onderduikers die zich onvindbaar maakten en later weer opdoken, een schrijven van de burgemeester over het gevaar voor luchtaanvallen, en in 1944 de opmerking in de kerkenraad dat er tijdens de dienst wel veel geslapen werd. Ook konden gemeenteleden zich opgeven om enige tijd kinderen uit het westen van het land op te nemen om hen een rustige tijd te geven en om aan te sterken.
Pingjum zwaar getroffen (1945).
In 1940 woedde er een harde strijd om de kop van de Afsluitdijk. Weliswaar werd toen weinig vernield, maar dat ging heel anders in 1945, bij de bevrijding van ons land. Toen is Pingjum zwaar getroffen. De Duitsers hadden zich in die omgeving ingegraven om de geallieerden niet de kans te geven de Afsluitdijk in bezit te nemen. Terwijl het kanongebulder steeds dichterbij kwam bevrijdden de Canadezen op 16 april Bolsward en Witmarsum. De geallieerde bevrijders uit Canada gaven de bij Pingjum ingegraven Duitsers het bevel zich over te geven, maar dat weigerden ze. Daarop volgde een bombardement dat op 17 april de hele dag duurde. De inwoners waren ondertussen al gevlucht naar Arum of naar Witmarsum. Er was bijna geen woning onbeschadigd gebleven. Meerdere boerderijen waren tot de grond toe afgebrand.
Nadat de bezetters veel verliezen geleden hadden gaven ze zich op 18 april over. De terugkerende bewoners zagen de ravage toen met eigen ogen. Er waren slechts zes huizen zonder schade en ongeveer twintig boerderijen en huizen waren totaal vernield. Een van de eerste granaten had de gereformeerde kerk getroffen. De orgelpijpen lagen her en der in de kerk verspreid. Ook de hervormde kerk had een aantal inslagen te verduren gehad.
Het was niet alleen zeer grote materiële schade die Pingjum had getroffen. Van hen die niet op tijd gevlucht waren behoorden vijf tot de gevallenen: ‘vrouw Smit, vrouw Blanksma, vrouw Wallinga en de mannen Gerkema en H. de Vries’. Verder waren er vele gewonden.
“Pingjum kon moeilijk feestvieren, toen overal elders uitgelaten vreugde heerste…”.
Ds. C. van der Waal (van 1945 tot 1947).
Ds. Feenstra had op 8 juli 1945 afscheid genomen, wegens vertrek naar de kerk van Hijum-Finkum. Een beroep werd uitgebracht op kandidaat C. van der Waal (1919-1980), die hulppredikant was voor de evangelisatiearbeid van de kerk van Sexbierum. Op 2 september 1945 deed hij intrede in Pingjum.
Na de bevrijding.
Er was door de regering een commissie ingesteld die moest helpen bij het in kaart brengen en vergoeden van de door oorlogsgeweld getroffenen. In januari 1948 deelde de molestverzekering mee dat bijna fl. 4.400 zou worden uitgekeerd voor herstel van de oorlogsschade van de kerk. In 1950 werd het laatste deel daarvan uitgekeerd.
Het orgel was een ruïne, zoals we hierboven al zagen. Dus werd een orgelcommissie benoemd om op zoek te gaan naar een nieuw instrument. Een rondgang door de gemeente bracht fl. 1.600 op, veel meer dan de commissie vooralsnog dacht nodig te hebben om veilig tot aankoop te kunnen overgaan! Voor fl. 6.000 werd bij de fa. Bakker en Timmenga uit Leeuwarden een nieuw orgel aangeschaft. De kerkenraad kreeg voor de restanten van het vernielde orgel nog fl. 1.500. In 1946 werd het nieuwe orgel geplaatst.
En verder…
Er waren ook allerlei kerkelijke gebeurtenissen die aandacht vroegen. De jongelui vonden dat ze ten onrechte van de galerij verbannen waren. Sindsdien schoolden ze samen op de achterste banken in de kerk, die door de kerkenraad als gevolg daarvan bestempeld werden tot ‘familiebanken’, zodat de jongelui daar niet meer zonder toezicht konden zitten.
De Vrijmaking.
In de Gereformeerde Kerken werd ondertussen al sinds de jaren ’30 een discussie gevoerd over enkele leerstukken, vooral over de betekenis van de doop en het Verbond. In de kerken bestonden daarop twee visies, resp. die van de Afgescheidenen en de Dolerenden. In 1905 had de generale synode besloten dat beide visies in de Kerken geleerd mochten worden.
Maar volgens sommigen maakte de synode van 1942/1943 daar een eind aan door te besluiten dat alleen de visie van de Dolerenden in de Gereformeerde Kerken mocht worden geleerd. Er kwamen veel protesten, onder meer van dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen. Deze werd door de synode uiteindelijk geschorst en afgezet. Op 11 augustus 1944 las dr. Schilder tijdens een vergadering in Den Haag, de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’, de Acte van Vrijmaking of Wederkeer voor en ondertekende die, waarmee hij zich losmaakte van de Gereformeerde Kerken. Velen volgden zijn voorbeeld. Zo ontstonden de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
Ook ds. Van der Waal maakte bezwaar tegen de synodebesluiten. De kerkenraad van Witmarsum werd als genabuurde kerk te hulp geroepen; samen met een classicale commissie werd over de kwestie gesproken. Er kwam daarna een buitengewone classis bijeen waar de kwestie nader werd bestudeerd. Uiteindelijk werd ds. Van der Waal voor drie maanden in zijn ambt geschorst, waarna hij naar Sneek vertrok. Enkele gezinnen onttrokken zich aan de Gereformeerde Kerken en gingen naar de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk over. Net als ds. Van der Waal.
“De houding en het standpunt van ds. Van der Waal brachten vele gemeenteleden uit hun geestelijk evenwicht. Voor en na een voorlichtingsavond, waarop ds. C. van der Woude (1896-1983) van Leeuwarden sprak, was er sprake van roerige dagen, die het gemeente zijn geen goed deden. Maar gelukkig keerden rust en eensgezindheid vrij spoedig terug”.
© 2024. GereformeerdeKerken.info