De Gereformeerde Kerk te Nij Beets (2)

De twintig jaar tussen  1917 en 1937.

( < Naar deel 1 – To Part 1 ) – Zolang er geen eigen predikant was had de kerk van Nij Beets recht op zgn. ‘liefdediensten’ van de classispredikanten. Zij kwamen afwisselend om de veertien dagen naar Nij Beets om daar voor te gaan in een dienst.

De gereformeerde kerk aan de Prikkewei.

De predikanten kregen daarvoor een vergoeding van fl. 1 per dienst en een gulden fietsvergoeding. Afhankelijk van de afstand die de classispredikant had te overbruggen kon de vergoeding ook fl. 1,50 of fl. 2 bedragen. In de overige diensten werd door een ouderling een preek gelezen van een of andere gereformeerde predikant. De kerk was – zoals al eerder aangegeven – een zgn. ‘hulpbehoevende kerk’, waardoor zo’n kerk recht had op financiële bijstand van de classis uit de Kas voor Hulpbehoevende Kerken. Maar omdat die vergoeding alleen toegekend werd als er een eigen predikant was, ging dat aan de neus van Nij Beets voorbij. Consulent ds. D. Prins (1867-1934) van Oudega (bij Drachten) stelde op de classis voor, de kerk van Nij Beets dan maar een vergoeding toe te kennen uit de Kas voor de Evangelisatiearbeid. Dat lukte: jaarlijks werd fl. 100 gegeven (wel zou de predikant dan een deel van zijn werkzaamheden aan de evangelisatiearbeid moeten besteden). Ook stond de classis toe dat gemeenteleden van Nij Beets gingen collecteren bij andere Gereformeerde Kerken in de classis.

Ds. D. Prins (1867-1934).

Een christelijke school (1920).

De kerkenraad achtte het oprichten van een christelijke school van groot belang voor de christelijke opvoeding van de jeugd in het grotendeels onkerkelijke dorp. Bovendien werd de christelijke school algemeen beschouwd als ‘een uitnemend middel tot evangelisatie’. De kinderen gingen tot de oprichting van de school in Nij Beets – in 1920 – naar de christelijke school te Beetsterzwaag of – liever – naar die in Boornbergum (de hoofdmeester in Beetsterzwaag achtte een lichamelijke afstraffing van de kinderen heilzaam). “De christelijke school [in Nij Beets] kwam er, na veel gebed, strijd en geldelijke offers”. Toen men bezig was met de oprichting van de school werd de gereformeerde kerk tijdelijk als schoolruimte gebruikt; daarvoor betaalde het schoolbestuur fl. 25 per jaar.

Een pastorie.

De nieuwe pastorie en de kerk in 1937.

Wilde men t.z.t. een predikant beroepen, dan zou er een pastorie moeten komen. Vandaar dat rond 1926 besloten werd een bouwfonds te vormen, waarvoor in 1927 bijna fl. 2.100 bij elkaar gebracht was. In plaats van een stuk grond in het dorp te kopen, richtte men de pijlen op de oude woning van ene Mulder, naast de kerk. Besloten werd die woning te kopen, af te breken en daar de pastorie te bouwen. Maar omdat de kosteres er woonde moest daarvoor een oplossing bedacht worden. Deze bestond uit het besluit een dubbele woning achter de kerk te bouwen. Timmerman Venema berekende dat voor de pastorie fl. 3.175 nodig was en voor de dubbele woning fl.  1.500. In het bouwfonds was op dat moment fl. 3.600 bij elkaar gebracht. De pastorie werd daardoor in ieder geval mogelijk, waarmee dan ook begonnen werd. In 1937 werd fl. 1.500 geleend om de bouw van de dubbele woning te betalen, waarmee timmerman Venema intussen trouwens al begonnen was.

De kerk wordt verlengd (1937).

Hier is goed te zien dat de kerk verlengd werd (foto: ’75 jaar Gereformeerde Kerk Nij Beets’).

Aanvankelijk was het in 1937 de bedoeling voor fl. 2.500 een zijvleugel aan de kerk te bouwen en achter de kerk een consistorie neer te zetten (voor de pastorie moest fl. 622 opgehoest worden). Een andere berekening van timmerman Venema, die voor het verlengen van de kerk zonder zijvleugel, maakte duidelijk dat de kosten daarvan ruim fl. 2.200 zouden zijn. Daartoe werd besloten. De classis gaf desgevraagd toestemming bij de classiskerken voor de plannen te collecteren. Natuurlijk bracht ook de eigen kerk geld bijeen. In vier maanden tijd werd het bouwen van de verlenging gerealiseerd. De kerk had dat jaar 266 leden, waarvan 119 belijdenis gedaan hadden.

Ds. D.A. Zijlstra (van 1937 tot 1940).

Kandidaat D. Bergsma (1901-2002) was al lid van de kerk van Nij Beets, toen hij in 1935 kandidaat werd. Zijn vader was ouderling in de kerk en trad in 1935 af. De kerkenraad besloot als opvolger zijn zoon te benoemen, kandidaat Bergsma. Hij werd dus ouderling van de kerk.

Ds. D.A. Zijlstra (1907-1976) op latere leeftijd.

In die tijd werd van de classis toestemming verkregen een predikant te beroepen. Er werd een tweetal gesteld: ds. H. van Twillert (1906-1992) en ds. D.A. Zijlstra (1907-1976). De laatstgenoemde – op dat moment hulpprediker in het Belgische Mechelen – werd beroepen. Kandidaat Bergsma trad toen af als ouderling, omdat het hem niet gepast leek in de kerkenraad te zitten terwijl een andere kandidaat op het punt stond er predikant te worden. Ds. Zijlstra deed op 8 augustus 1937 intrede. De kerk van Nij Beets kreeg als steun bij de betaling van het traktement financiële hulp van de classis. Eindelijk had de Gereformeerde Kerk van Nij Beets, na twintig jaar vacant te zijn geweest, haar eerste predikant!

Kandidaat Bergsma emigreerde aanvankelijk naar Argentinië en werd later, in 1948, predikant in het Drentse Nijensleek.

Ds. Zijlstra ging ondertussen aan de arbeid. Huis- en ziekenbezoeken, preken voorbereiden, voorgaan in de kerkdiensten, het leiden van begrafenissen en natuurlijk het geven van catechisatie waren belangrijke onderdelen van zijn taak. De catechisaties werden trouw bezocht. Op een keer besloot een aantal jongens een grap uit te halen, door boven op de kasten in het lokaal te gaan zitten. De enige reactie van de predikant was: ‘Zo, hebben jullie het hogerop gezocht?’ waarna hij gewoon met de catechisaties begon. Omdat de kachel stevig brandde – het was winter – werd het bovenop de kast wel erg warm; de jongens vroegen toen of ze alstublieft weer op hun plaats mochten gaan zitten. Natuurlijk mocht dat.

De gereformeerde Vrouwenvereniging op reis… (foto: ’75 jaar Gereformeerde Kerk Nij Beets’).

Er waren een Meisjes- en een Jongelingsvereniging en tijdens het predikantschap van ds. Zijlstra werd ook een Vrouwenvereniging opgericht. In de pastorie werden de vergaderingen van de ‘Kleine Meisjes Vereniging’ gehouden, bestemd voor meisjes tot ongeveer 16 jaar (mevr. Zijlstra was de presidente). Daarna konden ze overstappen naar de (‘grote’) Meisjesvereniging.

De Tweede Wereldoorlog (1940-1945).

De oorlog brak op 10 mei 1940 uit; ook jongens uit Nij Beets moesten in het leger dienen. Voor dat de predikant naar de kerk van Uithuizen vertrok – waar hij beroepen was – nam hij van de rekruten afscheid, die zich te weer moesten stellen tegen de vijand, in dienst van Koningin en Vaderland.

Ds. P.G. van Berge (van 1940 tot 1942).

Ds. P.G. van Berge (1914-1998) op latere leeftijd.

Ook de volgende predikant was slechts kort aan de kerk van Nij Beets verbonden. Het was ds. P.G. van Berge (1914-1998), hulpprediker te Wassenaar, die op 10 november 1940 intrede deed in Nij Beets. Hij kreeg als traktement maandelijks fl. 150 in een envelopje overhandigd van de penningmeester, een jaartraktement dus van fl.1.800.

Het was intussen dus oorlog. Dat hield in dat jonge mannen ‘in de gevaarlijke leeftijd’ niet meer in de kerk kwamen, uit vrees door de Duitsers te zullen worden opgepakt. Maar anderen doken juist in Nij Beets onder, en die zaten vaak wel in de kerk. In de kerkenraadsvergaderingen werd gesproken over zaken die niet in de notulen konden worden vermeld. Allerlei vragen kwamen aan de orde: Moest je gehoor geven aan de Duitse oproep om al je koper en tin in te leveren, zodat de bezetters er wapens van konden maken? Konden de diakenen meedoen aan de door de NSB (die met de vijand heulde) opgerichte ‘Winterhulp’? (De diaconie antwoordde daarop met het besluit de hele armenzorg onder haar hoede te houden, zodat gemeenteleden niet bij de Burgerlijke Gemeente behoefden aan te kloppen (en al helemaal niet bij de Winterhulp!). En moest je in oorlogstijd altijd de waarheid spreken? Deze vragen konden met een gerust hart alle met ‘nee’ beantwoord worden.

Een andere vraag was of de kerk ook verplichtingen had aan de grote meerderheid van het dorp die geen enkele binding had met een kerk? Besloten werd daarom een Evangelisatiecommissie op te richten. En meteen werd ook een Zendingscommissie opgericht, al waren de contacten met het gereformeerde zendingsveld in Indië door de oorlog verbroken.

Op de zendingskaart van Nederlands Oost-Indië zijn de zendingsvelden van Midden Java en Soemba met een pijl aangeduid.

Over de zending gesproken: In het voorjaar van 1942 bezocht een tweetal Deputaten van de Soemba-Zending (benoemd door de Generale Synode) de pastorie in Nij Beets. Ze vroegen de predikant en de kerkenraad of ds. Van Berge bereid was na de oorlog in dienst te treden van de Zending op Soemba (zijn echtgenote was als predikantsdochter op Soemba geboren!). Hoewel de predikant aarzelingen had, gaf de kerkenraad hem vrijheid om al na zo korte tijd in dienst te treden van de Zending. Per 1 oktober 1942 werd hij vrijgesteld van zijn kerkelijke arbeid in Nij Beets. Op 11 oktober nam hij afscheid.

Ds. H.U. Buitink (van 1942 tot 1946).

Al vrij snel was de vacature vervuld. De opvolger van ds. Van Berge deed op 13 december 1942 intrede. Het was ds. H.U. Buitink (1913-1979), die tot dan toe hulppredikant in Amsterdam was. De predikant trok in Nij Beets volle kerken. En omdat hij deelnam aan het verzet tegen de Duitsers, werd hij ook door zijn kerkelijke tegenstanders zeer geacht.

Ds. H.U. Buitink (1913-1979).

De bezetting bracht ook in Nij Beets slachtoffers. Wolter Huisman, die met zijn vrouw en zijn zoon in de dubbele kosterswoning achter de kerk woonde, zat bij de kapper toen in het dorp plotseling een razzia plaatsvond en hij met anderen in een Duits legervoertuig geduwd werd. Hij kreeg de kans uit de wagen te springen, maar werd op zijn vlucht doodgeschoten.

Een bange zondagse dienst.

Op een zondag dat ds. Buitink afwezig was preekte de legendarische (toen nog kandidaat) J.H. Zelle (1907-1983) in Nij Beets. Midden in de preek werd de kerkdeur opengegooid en werd geroepen: De Dútsers komme deroan!’ (‘De Duitsers komen er aan!’), waarna grote paniek uitbrak. Alle mannen die hier door de vijand niet gevonden wilden worden zochten een veilig heenkomen: onder de preekstoel, op de blaasbalg van het orgel, door het luik op de galerij naar de vliering. Ondertussen gaf kandidaat Zelle opdracht een aantal psalmen te zingen. Terwijl die door de kerk dreunden kwamen de zes landwachters de kerk binnen en gaven de kerkgangers bevel de kerk te verlaten. Een van hen, een 21-jarige jongeman, werd onder bedreiging van een geweer tegen de muur gezet. Mient Veenstra ging voor de gevangene staan en zei: ‘Sjit mar!’ (‘Schiet maar!’). De landwachters schoten niet maar verlieten het kerkterrein en gingen op weg naar de hervormde kerk, waar men inmiddels al lang gewaarschuwd was.

Ds. J.H. Zelle (1907-1983).

De galerij was trouwens een ideale plaats om oorlogsnieuwtjes, verzetsblaadjes en andere geheimen door te geven.

De Vrijmaking (1944).

Al sinds de jaren dertig waren in de Gereformeerde Kerken problemen ontstaan over allerlei kerkelijke zaken, zoals vooral over de visie op doop en Verbond. In 1905 had de synode de beide gangbare doop- en Verbondsbeschouwingen – resp. die van de kerken uit Afscheiding en Doleantietoegelaten, maar volgens sommigen nam de synode in het begin van de jaren ’40 een besluit waardoor alleen de visie toegelaten werd die door de voormalige Dolerenden gehuldigd werd. Veel protesten werden tegen het vermeende besluit ingediend, onder anderen door dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische School in Kampen. Deze werd later door de synode geschorst. De synode had ondertussen een rapport samengesteld waarin werd uitgelegd wat er volgens haar werkelijk aan de hand was.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) tijdens de Vrijmakingsvergadering in Den Haag op 11 augustus 1944, waar hij de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voorlas en tekende.

Hoe dan ook, op 11 augustus 1944 las dr. Schilder in een kerk in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voor en ondertekende die, gevolgd door vele anderen. Zo ontstonden – wat algemeen genoemd werd – De Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). In 1947 bleek dat drie gezinnen in Nij Beets met de Vrijmaking waren meegegaan. Dank zij de houding van ds. Buitink bleef de Vrijmaking in Nij Beets daartoe beperkt.

Het laatste oorlogsjaar.

Het zat ook in het laatste oorlogsjaar niet mee: er was geen elektrisch licht meer, er zou geen brandstof verkrijgbaar zijn en aan de gemeenteleden werd gevraagd per gezin 25 turven aan de kerk te schenken. Ook mochten de verenigingen niet meer bijeenkomen. Dat de Jongelingsvereniging niet meer bijeenkwam was alleen al logisch omdat dat zeer gevaarlijk zou zijn: jongens in die leeftijd zouden zeker de kans lopen opgepakt te worden.

En verder…

De Vrouwenvereniging op reis. Van links naar rechts: de dames Kloosterman, Van der Leeuw, Holtrop, Visser, Kooyker, De Boer, Huizinga (liggend), De Graaf, Lageveen en Wijma (foto: ’75 jaar Gereformeerde Kerk Nij Beets’).

Op zondag als boer een melkrit maken! Dat kon natuurlijk niet, laat staan als het een ouderling was! De zondag was een rustdag! En mevrouw Buitink zat op zondag zelfs te haken! En een meisje had een lange broek aangetrokken omdat ze ging schaatsen. Dat hoorde niet, vond men, want meisjes behoren een rok te dragen. Dat soort overtredingen werd door de kerkenraad besproken en de ‘daders’ werden indien nodig vermaand.

Uiteindelijk nam ds. Buitink op 28 april 1946 afscheid van Nij Beets wegens zijn vertrek naar de kerk van Laren.

Naar deel 3 >

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Gereformeerde Kerk in Nij Beets (2).

The twenty years between 1917 and 1937.

( < To Part 1 ) – As long as there was no own minister, the church of Nij Beets had the right to so-called ‘charity services’ from the classis ministers. They took turns coming to Nij Beets every two weeks to lead a service there. For this, the ministers received a fee of 1 guilder per service and a bicycle allowance of one guilder. Depending on the distance the classis minister had to cover, the fee could also be fl. 1.50 or fl. 2. In the other services, a sermon by some ‘gereformeerde’ minister was read by an elder. The church was – as already indicated – a so-called ‘needy church,’ which entitled such a church to financial assistance from the classis from the ‘Fund for Needy Churches’. But because that compensation was only granted if there was a resident minister, Nij Beets missed out. Consultant Rev. D. Prins (1867-1934) of Oudega (near Drachten) proposed to the classis to grant the church of Nij Beets a compensation from the ‘Fund for Evangelization Work’. That succeeded: fl. 100 was given annually. The classis also allowed Nij Beets church members to collect donations from other ‘Gereformeerde Kerken’ in the classis.

A Christian school (1920).

The church council considered the establishment of a Christian school of great importance for the Christian education of the youth in the largely non-churchgoing village. Moreover, the Christian school was generally considered ‘an excellent means of evangelization.’ Until the establishment of the school in Nij Beets – in 1920 – the children went to the Christian school in Beetsterzwaag or – preferably – to the one in Boornbergum (the headmaster in Beetsterzwaag considered corporal punishment of the children beneficial). “The Christian school [in Nij Beets] came after much prayer, struggle, and financial sacrifice.” When the school was being established, the ‘gereformeerde kerk’ was temporarily used as a schoolroom; for this, the school board paid fl. 25 per year.

A parsonage.

If they wanted to call a minister in due time, a parsonage would have to be built. Therefore, around 1926, it was decided to form a building fund, which raised almost fl. 2,100 in 1927. Instead of buying a piece of land in the village, they set their sights on the old house of a Mr. Mulder, next to the church. It was decided to buy that house, demolish it, and build the parsonage there. But since the church custodian lived there, a solution had to be found. This consisted of the decision to build a double house behind the church. Carpenter Venema calculated that fl. 3,175 was needed for the parsonage and fl. 1,500 for the double house. At that time, fl. 3,600 had been raised in the building fund. This made the parsonage possible, and construction began. In 1937, fl. 1,500 was borrowed to pay for the construction of the double house, which carpenter Venema had already started.

The church is extended (1937).

Initially, in 1937, the plan was to build a side wing on the church for fl. 2,500 and to place a consistory behind the church (fl. 622 was needed for the consistory). Another calculation by carpenter Venema, who suggested extending the church without a side wing, made it clear that the costs would be over fl. 2,200. This was decided upon. The classis gave permission to collect for the plans at the classis churches. Naturally, the own church also raised money. The extension was realized within four months. That year, the church had 266 members, 119 of whom had made a confession.

Rev. D.A. Zijlstra (from 1937 to 1940).

Theological Candidate D. Bergsma (1901-2002) was already a member of the church of Nij Beets when he became a candidate in 1935. His father was an elder in the church and resigned in 1935. The church council decided to appoint his son, candidate Bergsma, as his successor. Thus, he became an elder of the church. At that time, permission was obtained from the classis to call a minister. Two candidates were proposed: Rev. H. van Twillert (1906-1992) and Rev. D.A. Zijlstra (1907-1976). The latter – at that time assistant preacher in Mechelen, Belgium – was called. Candidate Bergsma then resigned as an elder, as he did not think it appropriate to sit on the church council while another candidate was about to become the minister. Rev. Zijlstra was inducted on August 8, 1937. The church of Nij Beets received financial help from the classis for the minister’s salary. Finally, after being vacant for twenty years, the ‘Gereformeerde Kerk’ of Nij Beets had its first minister!

Candidate Bergsma initially emigrated to Argentina and later, in 1948, became a minister in Nijensleek, Drenthe.

Rev. Zijlstra then went to work. House and hospital visits, preparing sermons, leading church services, conducting funerals, and, of course, giving catechism lessons were important parts of his job. The catechism classes were well attended. Once, some boys decided to play a prank by sitting on top of the cabinets in the classroom. The only reaction from the minister was, ‘So, have you sought higher ground?’ and he began the catechism lessons. Because the stove was burning hot – it was winter – it got very warm on top of the cabinet; the boys then asked if they could please sit back in their places. Naturally, they were allowed to.

There was a Girls’ Association and a Youth Association, and during Rev. Zijlstra’s pastorate, a Women’s Association was also established. The meetings of the ‘Little Girls’ Association,’ intended for girls up to about 16 years old (Mrs. Zijlstra was the president), were held in the parsonage. After that, the girls could move on to the (‘big’) Girls’ Association.

World War II (1940-1945).

The war broke out on May 10, 1940; boys from Nij Beets also had to serve in the army. Before the minister left for the church of Uithuizen – where he was called – he bid farewell to the recruits who had to stand against the enemy in the service of Queen and Fatherland.

Rev. P.G. van Berge (from 1940 to 1942).

The next minister was also only briefly associated with the church of Nij Beets. It was Rev. P.G. van Berge (1914-1998), assistant preacher in Wassenaar, who was inducted in Nij Beets on November 10, 1940. He received a monthly salary of fl. 150 in an envelope from the treasurer, thus a salary of fl. 1,800.

It was wartime. This meant that young men ‘of a dangerous age’ no longer came to church for fear of being picked up by the Germans. But others from somewhere else went into hiding in Nij Beets and often sat in the church. Church council meetings discussed matters that could not be recorded in the minutes. Various questions arose: Should you heed the German call to hand in all your copper and tin so the occupiers could make weapons from them? Could the deacons participate in the NSB-party’s (which collaborated with the enemy) ‘Winter Relief’ initiative? (The deaconry responded by deciding to take the entire care of the poor under its wing so that church members did not have to turn to the Civil Municipality (and certainly not to ‘Winter Relief’!). And should you always tell the truth in wartime? These questions could all be answered with a clear ‘no.’

Another question was whether the church also had obligations to the vast majority of the village that had no connection with a church. It was decided to establish an Evangelization Committee. Immediately, a Mission Committee was also established, although contact with the ‘gereformeerde’ mission fields in the Indies was severed by the war.

Speaking of the mission: In the spring of 1942, two Deputies from the ‘Sumba Mission’ (appointed by the General Synod) visited the parsonage in Nij Beets. They asked the minister and the church council if Rev. Van Berge was willing to enter the service of the Mission in Sumba after the war (his wife was born on Sumba as a minister’s daughter!). Although the minister had reservations, the church council gave him the freedom to enter the service of the Mission after such a short time. On October 1, 1942, he was released from his church duties in Nij Beets. On October 11, he said farewell.

Rev. H.U. Buitink (from 1942 to 1946).

The vacancy was soon filled. Rev. H.U. Buitink (1913-1979), assistant minister in Amsterdam, was inducted on December 13, 1942. The minister attracted full churches in Nij Beets. And because he participated in the resistance against the Germans, he was also highly respected by his church opponents.

The occupation also brought casualties in Nij Beets. Wolter Huisman, who lived with his wife and son in the double custodian house behind the church, was at the barber’s when a raid suddenly took place in the village, and he was pushed into a German army vehicle with others. He had the chance to jump out of the vehicle but was shot dead while fleeing.

A scary Sunday service.

On a Sunday when Rev. Buitink was absent, the legendary (then still a candidate) J.H. Zelle (1907-1983) preached in Nij Beets. In the middle of the sermon, the church door was thrown open, and someone shouted: ‘The Germans are coming!’ Panic broke out. All the men who did not want to be found by the enemy sought refuge: under the pulpit, on the organ bellows, through the hatch to the gallery, to the attic. Meanwhile, candidate Zelle instructed the congregation to sing several psalms. While the psalms echoed through the church, six German national guards entered and ordered the congregation to leave the church. One of them, a 21-year-old young man, was held at gunpoint against the wall. Mient Veenstra stood in front of the prisoner and said, ‘Shoot then!’ The guards did not shoot but left the church grounds and headed to the ‘hervormde’ church, where they had already been warned.

By the way, the gallery was an ideal place to pass on war news, resistance leaflets, and secrets.

The ‘Vrijmaking’ (‘Liberation’), 1944.

Since the 1930s, the ‘Gereformeerde Kerken’ had faced problems over various church matters, especially regarding the views on baptism and the Covenant. In 1905, the synod had allowed both prevailing views on baptism and the Covenant – those of the churches from the Secession and the Doleantie – but according to some, the synod decided in the early 1940s to allow only the view held by the former Dolerenden. Many protests were filed against the alleged decision, including by Dr. K. Schilder (1890-1952), a professor at the Theological School in Kampen. He was later suspended by the synod. Meanwhile, the synod had compiled a report explaining what was happening.

In any case, on August 11, 1944, Dr. Schilder read the ‘Act of Liberation or Return’ in a church in The Hague and signed it, followed by many others. This led to the formation of what was commonly called the ‘Gereformeerde Kerken (Liberated)’. In 1947, it turned out that three families in Nij Beets had joined the ‘Liberation’. Thanks to Rev. Buitink’s attitude, the ‘Liberation’ in Nij Beets was limited to this extent.

The last year of the war.

The last year of the war was also difficult: there was no electric light, no fuel would be available, and church members were asked to donate 25 turves per family to the church. Associations were also no longer allowed to meet. The Youth Association no longer met, which was logical because it would have been very dangerous: boys of that age would certainly risk being picked up.

And further…

Going on a milk run on a Sunday as a farmer! That was, of course, not acceptable, especially for an elder! Sunday was a day of rest! And Mrs. Buitink was crocheting on Sunday! And a girl had put on trousers because she was going skating. This was considered inappropriate because girls were supposed to wear skirts. Such violations were discussed by the church council, and offenders were admonished if necessary.

Rev. Buitink eventually said farewell to Nij Beets on April 28, 1946, due to his departure to the church of Laren.

To Part 3 >