De Gereformeerde Kerk te Loenen aan de Vecht (3)

Ds. J. van der Mije (van 1946 tot 1951).

( < Naar deel 2 – Back to Part 2 ) – Ds. J. van der Mije (1914-1964) uit Schagen deed op 2 juni 1946 intrede in de kerk van Loenen aan de Vecht. Volgens het kerkelijk gedenkboek missen de notulen uit die periode, zodat er over die jaren weinig bekend is. Mogelijk heeft de vermissing te maken met het feit dat de predikant in 1951 buiten bediening raakte.

Een wat onduidelijke foto van ds. J. van der Mije (1914-1964).

Evangelisatiewerk.

Wel weten we dat in deze periode, direct na de oorlog, het evangelisatiewerk ter hand genomen werd in de vorm van straatprediking in Loenen, Nieuwersluis en Oud Over. Dit werk werd in samenwerking met de hervormde gemeente gedaan. Er zong een kerkkoor mee ter begeleiding van de samenzang. Deze werksoort heeft jarenlang plaatsgevonden. Maar in 1963 moest geconstateerd worden dat het moeilijk uitvoerbaar werd omdat veel mensen niet meer naar de kerk gingen, terwijl ze nog wel ingeschreven stonden. Toen deze gemeenteleden werden benaderd ‘ontstonden spoedig moeilijkheden’. Men was verlegen met de wijze waarop het evangelisatiewerk moest worden aangepakt.

Ds. N. Postema (van 1952 tot 1953).

Emeritus-predikant ds. N. Postema (1882-1962) van Olst werd per 27 april 1952 aan de kerk van Loenen verbonden. Zijn ambtsperiode in Loenen duurde slechts tot 21 september 1953, maar in die tijd werd gevolg gegeven aan het besluit van de generale synode, dat de vrouwelijke belijdende leden het actief stemrecht verworven hadden (maar nog niet het recht om gekozen te worden). De kerkenraad besloot dat de vrouwelijke gemeenteleden in het vervolg ook op de gemeentevergaderingen mochten komen.

Ds. N. Postema (1882-1962).

De predikant was trouwens niet over alles in zijn gemeente tevreden: hij had ontdekt dat sommige belijdende leden nooit deelnamen aan het Avondmaal: ‘Als je niet aan het Avondmaal deelneemt als je belijdenis gedaan hebt, breek je in feite de gegeven belofte’, zei hij. Ook het bezoek aan de avonddienst was volgens de predikant ‘meer dan treurig’. Na ruim een jaar aan de kerk van Loenen verbonden te zijn geweest moest hij zijn werk neerleggen wegens ziekte. Op 21 september 1953 nam hij afscheid.

Ds. H.J. Eggink (van 1955 tot 1957).

Op 9 januari 1955 deed kandidaat H.J. Eggink (1926-2015) intrede in de kerk van Loenen aan de Vecht. Het beroepen van een kandidaat werd mogelijk gemaakt doordat negenennegentig gemeenteleden een bedrag van fl. 4.611 bijeenbrachten.

Tijdens zijn predikantschap werden ‘zeer inhoudelijke discussies’ gevoerd over allerlei onderwerpen, zoals op 17 maart 1955 over ‘wereldgelijkvormigheid’. Na zijn opmerking ‘dat men in eigen gemoed ten volle overtuigd moet zijn, waaruit voortvloeit dat iets voor de één zonde kan zijn, terwijl het voor de ander niet zo is’ volgde een discussies waaruit bleek dat niet iedereen het met die ‘lossere interpretatie’ eens was.

In augustus 1955 werd op initiatief van de predikant besloten dat ‘wanneer een lid van de kerkenraad zich tijdens de kerkenraadsvergadering of tijdens de uitoefening van zijn ambt onbetamelijk of onhebbelijk gedraagt, het de preses ‘bij volharding in het kwaad ‘geoorloofd zal zijn hem voor de periode van een week in zijn ambtelijke bediening te doen schorsen’. Ook over de ambtelijke geheimhouding werden strikte regels vastgesteld.

Ds. H.J. Eggink (1926-2015).

In 1955 verscheen op voorstel van ds. Eggink ook het eerste nummer van een eigen gestencild kerkblad, waarvan hij redacteur werd. Vóór die tijd werd het kerknieuws in een classicaal, en soms  in een provinciaal blad geplaatst. Het nieuwe kerkblad ‘Weeknieuws’ verscheen vanaf december 1955.

Sommigen vonden de predikant te vooruitstrevend. Zo kwamen er al gauw bezwaren binnen tegen het ritmisch zingen (op lange en korte noten – voordien werden psalmen slechts op lange noten gezongen); verder tegen het niet bidden voor land en volk, voor overheid en onderwijs en ook werd geklaagd over de vervlakking van het theologisch onderwijs aan de Vrije Universiteit. Wat het ritmisch zingen betreft werd afgesproken dat begonnen zou worden zo nu en dan een aantal psalmen ritmisch te zingen. Intussen was trouwens ook de nieuwe Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap (1951) in gebruik genomen.

Verder werd in die tijd gesproken over ‘welke vragen men tijdens het huisbezoek zou mogen of moeten stellen’. Gebleken was dat velen liever niet over ‘de innerlijke geestelijke gesteldheid’ van de gemeenteleden wilden spreken. ‘Ontmoet men bij een antwoord op een vraag schroom of terughoudendheid, dan zijn daaruit moeilijk conclusies te trekken’ De predikant vond dat de ambtsdragers de gemeenteleden moesten voorhouden dat ‘oprecht gelovigen Gods Koninkrijk zullen beërven’.

Ds. Eggink diende tot juli 1957 in de Gereformeerde Kerk van Loenen aan de Vecht. Hij ging toen – kennelijk omdat hij zich, gegeven alle kritiek, in de gemeente van Loenen niet op zijn plaats voelde – over naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij verklaarde het nooit eens te zijn geweest met Afscheiding en Doleantie, de twee orthodoxe uittochten uit de hervormde kerk in de negentiende eeuw. De classis verklaarde ds. Eggink vervallen van het ambt van Dienaar des Woords in de Gereformeerde Kerken.

Ds. H.J. Bavinck (van 1958 tot 1961).

Ds. H.J. Bavinck (1933-2002).

De opvolger van ds. Eggink was kandidaat H.J. Bavinck (1933-2002), die op 14 september 1958 intrede deed. Tijdens zijn predikantschap werd door hem voorgesteld (en door de kerkenraad besloten) de kerk van Loenen in te delen in drie wijkgemeenten. Met de predikant meegerekend konden toen de ambtsdragers met z’n tweeën de huisbezoeken verrichten. Die gang van zaken werd in 1967 – tijdens het predikantschap van ds. Meynen – echter weer afgeschaft, omdat men vond dat bij een bezoek van één ambtsdrager er vertrouwelijker kon worden gesproken.

De vraag of in de gemeente ‘de kerkelijke tucht moet worden geoefend’ kwam begin januari 1961 ter sprake. De Mannenvereniging, die deze vraag aan de kerkenraad voorlegde, vond namelijk dat in de kerk van Loenen ‘zo weinig van de tucht gemerkt’ werd. De tucht had – zo vond men – in het verleden zegenrijk gewerkt. Maar – vond de kerkenraad – wanneer moest je dan de tucht toepassen, en waarvoor? Zeker alleen wanneer de tucht uit liefde werd toegepast. Maar, zo vroeg men zich af, wie in de gemeente aanvaardde een tuchtmaatregel nog…?

Jeugdwerk.

Na de oorlog kwam er een bloeiperiode voor het jeugdwerk. Verscheidene clubs werden opgericht en een oudercommissie werd ingesteld om het werk van de jeugdclubs (tot 16 jaar) te begeleiden. De bijeenkomsten werden regelmatig door ambtsdragers bijgewoond, die positief waren over het vele werk. In 1961 waren er vier jeugdclubs met in totaal achtenveertig leden. Als doel van het jeugdwerk werd geformuleerd: ‘Contact van oudercommissie met jeugdleid(st)ers moet leiden tot vorming en ontwikkeling van de jeugd. We moeten de jeugd echter niet dwingen om deel te nemen aan het jeugdwerk, maar wel animeren en proberen vast te houden om hen zodoende door dit werk dichter tot Jezus te brengen’.

In 1958 werden plannen gemaakt voor de bouw van een jeugdcentrum, omdat het jeugdwerk een groot gebrek aan werkruimte had. In het jaar daarop werden verscheidene acties gevoerd om geld bijeen te brengen. De kerkenraad vond samenwerking met de hervormde gemeente niet wenselijk, omdat men vreesde dat de hervormden de meeste zeggenschap zouden krijgen over het te stichten gebouw (bijna 60% van de bevolking was namelijk hervormd en slechts 10% gereformeerd). Het realiseren van de plannen ging uiteindelijk niet door. De kosten van de geplande aankoop van een stuk grond en een houten gebouwtje waren op dat moment te groot.

De nieuwe kerk, die in 1923 in gebruik genomen werd.

Uitbreidingsplannen voor de kerk.

De kerk, zo voorspelden plannenmakers, zou uitbreiden, omdat in Loenen de huizenbouw een grote vlucht zou nemen. Ook ds. Bavinck wekte de gemeenteleden op positief te reageren op de plannen voor een ‘jeugdhuis’ door de financiële bijdrage te verhogen. Na een aanvankelijk teleurstellend verloop van de acties werd later – na enig aandringen – geconstateerd dat het toch mogelijk moest zijn de jeugdhuisplannen van architect Egberts uit Hilversum uit te voeren. Maar… eerst moest afgewacht worden of de huizenbouw in het dorp inderdaad de grote vlucht zou nemen als verwacht werd (en daarmee de groei van de kerk).

Op 17 september 1961 nam ds. Bavinck afscheid en vertrok naar de kerk van Heemstede.

Ds. H.G. Meynen (van 1961 tot 1967).

Emeritus-predikant ds. H.G. Meynen (1904-1995), werkzaam als hulppredikant te Oostzaan, diende de kerk van Loenen vanaf 22 oktober 1961. Hij stelde voor de ‘brede’ en ‘smalle’ kerkenraadsvergaderingen af te schaffen; dit was ingesteld om de diakenen de gelegenheid te geven hun diaconale zaken in eigen kring te bespreken en ook omdat men vond dat de diakenen met de bespreking van tuchtzaken niets te maken hadden. Ds. Meynen vond dat onjuist: “het bespreken van de huisbezoekrapporten gaat ook de diakenen aan”, vond hij.

Ds. H.G. Meynen (1904-1995).

Langzamerhand constateerde men dat ‘het contact tussen de gemeenteleden onderling’ zo gering was. De kerkenraad wilde dat graag verbeteren, maar daarvoor was het natuurlijk nodig dat de gemeenteleden er aan meewerkten. Enkele jaren later, in 1965, kwam het onderwerp opnieuw ter sprake. Wat waren de oorzaken van dat geringe onderlinge contact eigenlijk? Genoemd werden onder meer: een sterke gezins- en familieband en standsverschil. ‘We leven naast elkaar als vreemden’, zo werd opgemerkt. Een van de oorzaken was zeker het feit dat de woningbouw in Loenen sterk toenam en er steeds meer nieuw-ingekomenen zich bij de kerkdeur meldden.

Ds. Meynen had geconstateerd dat de kerkdiensten minder bezocht werden dan voorheen, ondanks het feit dat hij en zijn echtgenote alle gemeenteleden hadden bezocht. Waren het de radio en de TV, die meer aantrokken dan de kerkdiensten? Op 22 januari 1967 nam de predikant afscheid en vertrok naar de kerk van Hoevelaken.

Enkele jaren eerder, in 1964, was de kerk trouwens gerestaureerd en twee jaar later, in 1966, was een nieuwe consistorie gebouwd (de eerste steen werd op 8 oktober 1966 gelegd), zodat de kerk een behoorlijk grote schuld had. Gedacht werd daarom nog even aan de mogelijkheid van een combinatie met de kerk van Breukelen, maar omdat er al plannen waren om een nieuwe pastorie te bouwen besloot men een emeritus-predikant te zoeken die zich voor twee jaar aan de gemeente zou willen verbinden.

Ds. A. de Korte (van 1967 tot 1969).

Zo kwam ds. A. de Korte (1901-1970) uit Haaksbergen naar Loenen, waar hij op 16 april 1967 intrede deed als hulppredikant.

Ds. A. de Korte (1901-1970).

In oktober 1968 werd gesproken over de vraag of aan vrouwelijke gemeenteleden ook het passief kiesrecht zou worden toegekend (zodat ze dus zelf gekozen konden worden als ambtsdrager). De generale synode van 1965/1966 had een toestemmende principebeslissing over dat onderwerp genomen, maar in Loenen werd uiteindelijk tijdens de kerkenraadsvergadering van 10 mei 1970, overigens zonder problemen, besloten bij ambtsdragersverkiezingen in het vervolg ook vrouwelijke gemeenteleden kandidaat te stellen. Op de eerstvolgende lijst met kandidaat-ambtsdragers kwamen de namen van maar liefst tien vrouwelijke gemeenteleden voor. Van hen werden toen – in 1970 – twee gekozen: mevr. A. Landstra-Otten en mevrouw J.C. Bootsma-Warnaar. Een andere vernieuwing was de invoering – in november 1968 – van de nieuwe bundel 119 Gezangen.

Er was ook een blauwe editie met slappe omslag.

In 1969 werd begonnen met het recreatiewerk op camping Mijnden. De gereformeerde kerk, de hervormde gemeente en de rooms-katholieke parochie werkten daarin samen. In het hoogseizoen werden naast de andere activiteiten zes campingdiensten gehouden.

(Nog niet) Samen-op-Weg.

In de periode van ds. De Korte werd veel gedaan aan de uitbreiding van contacten met de hervormde collega en de pastoor van de rooms-katholieke parochie. Zo werd in 1967 ook contact opgenomen met de hervormde kerkenraad om enkele punten te bespreken, zoals het beleggen van een gemeenschappelijke dienst op Eerste Kerstdag, de uitbreiding van het aantal gezamenlijke activiteiten in de evangelisatie, de mogelijkheid om gezamenlijk een kerkblad uit te geven en het verlenen van medewerking voor een gezamenlijke oppasdienst tijdens de zondagochtenddiensten. De hervormde kerkenraad reageerde positief op het voorstel en op 21 september 1967 werd de eerste gezamenlijke kerkenraadsvergadering gehouden. Weliswaar werden niet alle voorstellen in praktijk gebracht, maar in ieder geval was het eerste officiële contact tussen beide kerken gelegd.

Op 20 april 1969 nam ds. De Korte afscheid. Kort daarop, op 1 juli 1969 werd een woning aan de Koningin Julianaweg gekocht om als pastorie te dienen, nadat andere plannen onmogelijk gebleken waren.

Ds. G. Verburg (van 1970 tot 1975).

Ds. G. Verburg (*1943). Foto: ‘De Gereformeerde Kerk van Loenen aan de Vecht’.

Op 22 maart 1970 deed ds. G. Verburg (*1943) uit Rijswijk intrede. Hij ging wonen in de nieuw aangekochte pastorie aan de Koningin Julianaweg. Kort voor zijn intrede – toen de vroegere Loenense predikant ds. Barkey Wolf (1892-1974) – vooral voor het bezoek aan bejaarde gemeenteleden – bijstand in het pastoraat verleende, werd tijdens een kerkenraadsvergadering in januari 1970 gesproken over de veranderingen die in de Gereformeerde Kerken aan de horizon verschenen: de binding aan de belijdenisgeschriften, het niet onbestreden lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken, de echtscheidingsproblematiek en het oorlogsvraagstuk. “Al deze schommelingen bewaren ons voor inslapen”, zo vond de waarnemend voorzitter. “De ontwikkelingen op geestelijk vlak voltrekken zich heel snel. Oude, beproefde waarheden worden opnieuw bestudeerd en hierover wordt ernstig nagedacht, wat ook tot uiting komt in de preken die we beluisteren. Door woord en weerwoord moeten we samen opnieuw luisteren naar het Woord van onze Heer”.

Ds. P.E.R. Keizer (van 1977 tot 1979).

Na het vertrek van ds. Verburg overlegden de kerkenraden van Loenen en Vreeland over een eventuele combinatie voor de Dienst des Woords (met andere woorden: het gezamenlijk beroepen van een predikant), zonder dat daarbij de zelfstandigheid van de beide gemeenten zou worden aangetast. Zo deed ds. P.E.R. Keizer (*1946) uit het Zwitserse Basel op 16 januari 1977 intrede in Loenen en Vreeland, waar hij overigens niet lang bleef. Op 1 april 1979 nam de predikant afscheid en vertrok hij weer de Evangelisch Reformierte Kirche in Basel in Zwitserland.

Ds. P.E.R. Keizer (*1946).

Tijdens zijn predikantschap werden aanzetten gegeven die om een vervolg vroegen: veranderingen in de liturgie, het instellen van de kindernevendienst, aanpassingen van de catechisaties en het houden van gemeenteavonden; deze dienden ook om het onderling contact tussen de gemeenteleden te verbeteren, waarover immers jaren eerder geklaagd was. Ook werd in die tijd de Raad van Kerken voor Loenen en Vreeland opgericht en werd contact onderhouden met de rooms-katholieke parochie in Loenen.

Na het vertrek van de predikant werd in de kerkenraad gesproken over de vraag of de avonddiensten gehandhaafd moesten blijven; deze werden namelijk (nog steeds) matig bezocht. Onder de gemeenteleden werd een peiling gehouden. Daaruit bleek dat besloten kon worden nog één avonddienst per maand te houden. Die zou dan bijzonder van karakter zijn: afwisselend een zangdienst, een bijzondere dienst of een leerdienst. Het avondmaal werd trouwens desondanks op Avondmaalszondagen ook in de tweede dienst gevierd.

Ds. J.F. Fourie (van 1982 tot 1984).

Voor het beroepen van een predikant moest even pas op de plaats gemaakt worden omdat de financiën een eigen predikant vooralsnog niet toelieten. Op 18 april 1982 deed de nieuwe predikant dan toch intrede: ds. J.F. Fourie (*1938), die afkomstig was uit Zuid-Afrika. Na een enkele maanden durende studie aan de Vrije Universiteit deed hij intrede. Hij liet de gemeenteleden weten dat hij druk bezig was de Nederlandse cultuur, het land en de taal te bestuderen, ‘zodat er niets in de weg zal staan om het centrale doel te bereiken, namelijk dienaar van het Woord te zijn’.

Ds. J.F. Fourie (*1938).

In die tijd werd steeds meer gesproken over een eigentijds liturgisch centrum en de mogelijkheid om de onderdelen ervan flexibeler te kunnen inzetten, bijvoorbeeld ten behoeve van doopdiensten, Avondmaalsdiensten, diensten op dankdag en muziek- en zangactiviteiten op kerkelijke hoogtijdagen. De uitvoering van de plannen moest nog even op zich laten wachten.

De predikant vertrok op 29 april 1984 weer naar Zuid-Afrika.

Ds. W.J. Dondorp (van 1985 tot 1989).

Ds. W.J. Dondorp (*1957) deed op 25 augustus 1985, als opvolger van ds. Fourie, intrede in de kerk van Loenen aan de Vecht.

Pas in 1987 kregen de plannen voor een vernieuwd liturgisch centrum vastere vorm. Er werd toen een ook in financieel opzicht uitvoerbaar plan gemaakt, dat in het voorjaar van 1989 gerealiseerd werd. De veranderingen bestonden uit een nieuw podium met een kleine eenvoudige preekstoel en een avondmaalstafel. Tegelijk werd ook het interieur van het kerkgebouw opgeknapt. Op 30 april 1989 werd de eerste dienst in het vernieuwde interieur gehouden.

Een nieuw orgel.

Het orgel dat van 1941 tot 1989 in gebruik was (foto: ‘De Gereformeerde Kerk van Loenen aan de Vecht’).

In 1983 werd al duidelijk dat het orgel niet meer van de gewenste kwaliteit was. Hoewel in de gemeente over de aanschaf van een nieuw instrument veel meningsverschillen bestonden, kon in de zomer van 1988 dan toch het besluit genomen worden een nieuw orgel te kopen. Orgelmaker L.J. Kramer uit Boskoop kreeg opdracht een instrument te bouwen. Het benodigde geld (fl. 110.000) werd door inspanningen van de orgelcommissie door de kerkelijke gemeente bijeengebracht  Op 15 november 1989 werd het nieuwe orgel in gebruik genomen.

Het orgel dat in 1990 in gebruik genomen werd (foto: Orgelsite.nl, Michiel van ’t Einde).

Pastoraal assistent.

Direct na het vertrek van ds. Dondorp (hij nam op 2 juli 1989 afscheid om wetenschappelijk onderzoeksmedewerker aan de Vrije Universiteit te worden) verrichtte pastoraal assistent W. Volker drie dagdelen per week hulpdiensten, tot enkele maanden ná de komst van de nieuwe predikant, in 1990. Zijn werk bestond uit het geven van catechisaties en het doen van jongeren- en gemeentepastoraat.

En verder… (1990).

Samen–op-Weg (de samenwerking van hervormd en gereformeerd) verliep niet zo vlot als sommigen graag wilden. In 1984 werd door beide kerkenraden weliswaar besloten dat zes ‘gemeenschappelijke diensten’ gehouden zouden worden, maar tot 1991 werd geen belangrijke vooruitgang geboekt in de samenwerking. —⊕— “De verandering in de wijze waarop kerkleden hun eigen leven en de plaats van het geloof daarin verstaan is niet minder dan een aardverschuiving” in vergelijking met vroegere jaren. ‘Het groeiend aantal lege stoelen op de zondagochtend is daarvoor illustratief’. De helft van de gemeenteleden had in 1990 bij een peiling te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan huisbezoek. —⊕— “Een tweede factor in het afbrokkelingsproces [in de kerk] is het feit dat de overdracht van het Evangelie aan de jonge generatie en de inschakeling van de jonge generatie in alle aspecten van het kerk-zijn zeer verzwakt zijn, zowel in de gezinnen als in de kerkgemeenschappen”.

Een deel van het liturgisch centrum.

Honderd jaar verder…

  • We hebben in de drie delen van deze geschiedenisserie de eerste honderd jaar gereformeerd kerkelijk leven in Loenen aan de Vecht beschreven aan de hand van de hieronder genoemde bronnen. Maar De Gereformeerde Kerk te Loenen aan de Vecht bestaat nog steeds en maakt bovendien nog steeds gebruik van haar kerkgebouw aan de Dorpsstraat. En ook na het vertrek van ds. Dondorp en pastoraal assistent Volker kwamen er weer andere predikanten naar Loenen (link):

Ds. B.C. van Wieren was van 1990 tot 1997 aan de kerk van Loenen aan de Vecht verbonden en hij werd in 1999 opgevolgd door ds. G.F. Schulz, die van 1999 tot 2008 gereformeerd predikant in Loenen was. Ook ongeveer negen jaar – van 2009 tot 2018 – was ds. J. de Jong aan de kerk verbonden. Momenteel is ds. P. Pronk gereformeerd predikant in Loenen; hij deed in 2019 intrede.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Loenen aan de Vecht.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Loenen aan de Vecht tussen 1905 en 2015 (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke Gereformeerde Kerk, Kampen, div. jrg.

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut van/voor De Gereformeerde Kerken in Nederland, Amsterdam, div. jrg.

Jaarboek (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C.J. de Kruijter, De Gereformeerde Kerk van Loenen aan de Vecht, 1891-1991. Loenen aan de Vecht, 1991

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Vierde deel, Provincie Utrecht. Dordrecht, 1980

© 2025. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The ‘Gereformeerde’ Church of Loenen aan de Vecht (3).

Rev. J. van der Mije (from 1946 to 1951).

( < Back to Part 2 ) – Rev. J. van der Mije (1914–1964) from Schagen was installed in the church of Loenen aan de Vecht on June 2, 1946. According to the church memorial book, the minutes from that period are missing, so little is known about those years. The missing documents may be linked to the fact that the pastor left his ministry in 1951.

Evangelistic Work.

It is known that during this period, immediately after the war, evangelistic work was undertaken in the form of street preaching in Loenen, Nieuwersluis, and Oud Over. This work was carried out in cooperation with the ‘Hervormde’ congregation. A church choir accompanied the singing. This type of work continued for many years. However, by 1963, it was observed that the work was becoming increasingly difficult to carry out, as many people no longer attended church, although they were still listed as members. When these members were approached, “difficulties soon arose.” There was confusion regarding how the evangelistic work should be approached.

Rev. N. Postema (from 1952 to 1953).

Emeritus pastor Rev. N. Postema (1882–1962) from Olst became connected to the church of Loenen on April 27, 1952. His tenure in Loenen lasted only until September 21, 1953, but during that time, the decision of the general synod was implemented, granting female confessing members active voting rights (though they still could not be elected). The church council decided that female members could also attend church meetings from then on.

The pastor was not entirely satisfied with everything in his congregation: he had discovered that some confessing members never participated in the Lord’s Supper: “If you do not partake in the Lord’s Supper after making your confession, you are effectively breaking the promise you made,” he said. He also remarked that attendance at evening services was “more than sad.” After being with the church of Loenen for just over a year, he had to step down due to illness. He bid farewell on September 21, 1953.

Rev. H.J. Eggink (from 1955 to 1957).

On January 9, 1955, candidate H.J. Eggink (1926–2015) was installed in the church of Loenen aan de Vecht. His appointment was made possible when ninety-nine church members raised a sum of fl. 4,611.

During his pastorate, “very substantive discussions” were held on various topics, such as on March 17, 1955, regarding “world conformity.” After his statement that “one must be fully convinced in their own conscience, from which it follows that something can be sinful for one person while it may not be for another,” a discussion arose in which it became clear that not everyone agreed with this “looser interpretation.”

In August 1955, it was decided, at the pastor’s initiative, that “if a member of the church council behaves improperly or obnoxiously during a council meeting or while carrying out their duties, it will be permissible for the president to suspend them from their office for one week, if they persist in wrongdoing.” Strict rules were also set regarding clerical confidentiality.

In 1955, the first issue of a stencil church newsletter, proposed by Rev. Eggink, was published, with him as editor. Before that, church news was published in a classical and sometimes provincial publication. The new church newsletter, “Weeknieuws,” began in December 1955.

Some found the pastor too progressive. Objections were soon raised against rhythmic singing (using both long and short notes—previously, psalms were only sung with long notes); there were complaints about not praying for the country and the people, for government and education, and concerns were raised about the watering down of theological education at the Free University. Regarding rhythmic singing, it was agreed to start singing some psalms rhythmically from time to time. Meanwhile, the new Bible translation of 1951 had also been adopted.

There were also discussions about “what questions should be asked during home visits.” It had become clear that many people did not want to speak about the “inner spiritual state” of the congregation members. “If a response to a question reveals hesitation or reluctance, it is hard to draw conclusions,” the pastor said. He believed that church officers should emphasize that “true believers will inherit God’s kingdom.”

Rev. Eggink served in the ‘Gereformeerde’ Church of Loenen aan de Vecht until July 1957. He then moved to the ‘Hervormde’ Church, apparently because he did not feel comfortable in the church of Loenen due to all the criticism. He declared that he had never agreed with the Separation and the Dolentian schisms, the two orthodox departures from the ‘Hervormde’ Church in the nineteenth century. The classis declared Rev. Eggink to have fallen from his office as a Minister of the Word in the ‘Gereformeerde’ Churches.

Rev. H.J. Bavinck (from 1958 to 1961).

Rev. H.J. Bavinck (1933–2002), who succeeded Rev. Eggink, was installed on September 14, 1958. During his pastorate, he proposed (and the church council agreed) to divide the church of Loenen into three districts. Including the pastor, two office bearers would then be able to carry out home visits. However, in 1967, during Rev. Meynen’s tenure, this decision was reversed, as it was believed that a visit from just one office bearer would allow for more confidential conversations.

In early January 1961, the question arose whether “church discipline should be exercised” in the congregation. The Men’s Society, which raised this issue with the church council, felt that “very little discipline was noticeable” in the church of Loenen. Discipline, they believed, had worked blessing in the past. However, the church council wondered when discipline should be applied and for what reasons. Certainly, it should only be exercised with love. But the question arose: who in the congregation would still accept a disciplinary measure?

Youth Work.

After the war, a period of flourishing youth work began. Several clubs were founded, and a parent committee was established to supervise the activities of the youth clubs (for those up to 16 years old). Meetings were regularly attended by office bearers, who were positive about the extensive work being done. By 1961, there were four youth clubs with a total of forty-eight members. The goal of the youth work was formulated as: “The contact between the parent committee and the youth leaders should lead to the formation and development of the youth. We must, however, not force the youth to participate in youth work but encourage them and try to keep them engaged, so we bring them closer to Jesus.”

In 1958, plans were made to build a youth center, as there was a great lack of space for youth work. In the following year, several fundraising actions were held. The church council, however, did not wish to collaborate with the ‘Hervormde’ congregation, fearing that the ‘hervormde’ members, who made up almost 60% of the population, would have the majority control over the planned building (while only 10% of the population was ‘gereformeerd’). Ultimately, the project was scrapped due to high costs for purchasing land and a wooden building.

Expansion Plans for the Church.

It was predicted that the church would expand, as housing construction in Loenen was expected to increase. Rev. Bavinck encouraged the congregation members to respond positively to the plans for a “youth house” by increasing their financial contributions. After initially disappointing progress, it was later concluded—after some pressure—that the youth house plans by architect Egberts from Hilversum could indeed be carried out. However, it had to first be seen if the housing construction in the village would indeed grow as expected, and with it, the church.

On September 17, 1961, Rev. Bavinck bid farewell and moved to the church in Heemstede.

Rev. H.G. Meynen (from 1961 to 1967).

Emeritus pastor Rev. H.G. Meynen (1904–1995), who was serving as an assistant pastor in Oostzaan, served the church of Loenen starting October 22, 1961. He proposed the abolition of the “broad” and “narrow” church council meetings, which had been established to allow the deacons to discuss their diaconal matters separately. The deacons had also been excluded from discussions of church discipline. Rev. Meynen found this to be incorrect: “The discussion of home visit reports also concerns the deacons,” he said.

Gradually, it was noticed that “the contact between congregation members” was minimal. The church council wanted to improve this, but it required the cooperation of the congregation members. A few years later, in 1965, the issue was raised again. What were the causes of this lack of interaction? Factors mentioned included strong family bonds and class differences. “We live next to each other like strangers,” it was noted. One of the reasons was certainly the rapid increase in housing construction in Loenen, with many newcomers joining the church.

Rev. Meynen had observed that church services were being attended less than before, despite the fact that he and his wife had visited every congregation member. Could it be that the radio and TV were more appealing than church services?

On January 22, 1967, the minister said goodbye and left for the church of Hoevelaken. In 1964, the church had been restored, and two years later, in 1966, a new consistory was built (the first stone was laid on October 8, 1966), so the church had a considerable debt. Therefore, there was some thought given to the possibility of combining with the church in Breukelen, but since there were already plans to build a new pastorate, it was decided to look for an emeritus minister who would be willing to commit to the congregation for two years.

Rev. A. de Korte (1967–1969).

This led to Rev. A. de Korte (1901–1970) from Haaksbergen coming to Loenen, where he was installed as assistant minister on April 16, 1967.

In October 1968, the question was raised as to whether female members of the congregation should also be granted passive voting rights (so they could be elected as office bearers). The General Synod of 1965/1966 had taken a favorable principle decision on this issue, but it wasn’t until the church council meeting of May 10, 1970, that it was decided without any problem to also allow female members of the congregation to be nominated as candidates in office bearer elections. On the next list of candidate office bearers, the names of no less than ten female members appeared. Two of them were elected in 1970: Mrs. A. Landstra-Otten and Mrs. J.C. Bootsma-Warnaar. Another innovation during this time was the introduction of the new hymnal 119 Gezangen in November 1968.

In 1969, work began on recreational activities at the Mijnden campsite. The ‘Gereformeerde’ church, the ‘Hervormde’ congregation, and the Roman Catholic parish worked together in this. During the high season, six services were held in addition to other activities.

(Not yet) Together on the Way.

During Rev. De Korte’s time, much was done to expand inter-church contacts with the ‘Hervormde’ minister and the Roman Catholic parish priest. In 1967, contact was made with the ‘Hervomrde’ church council to discuss several points, such as holding a joint service on Christmas Day, expanding the number of joint evangelism activities, the possibility of jointly publishing a church bulletin, and providing cooperation for a joint babysitting service during Sunday morning services. The ‘Hervormde’ church council responded positively to the proposal, and on September 21, 1967, the first joint church council meeting was held. Although not all proposals were implemented, at least the first official contact between the two churches had been established.

On April 20, 1969, Rev. De Korte said farewell.

Shortly thereafter, on July 1, 1969, a house on Koningin Julianaweg was purchased to serve as the pastorate after other plans had proved impossible.

Rev. G. Verburg (1970–1975).

On March 22, 1970, Rev. G. Verburg (*1943) from Rijswijk was installed. He moved into the newly purchased pastorate on Koningin Julianaweg. Shortly before his installation, when the former Loenen minister Rev. Barkey Wolf (1892–1974) was assisting in pastoral care, particularly visiting the elderly, the church council discussed the changes on the horizon in the ‘Gereformeerde’ Churches: the commitment to confessions, the not uncontested membership in the World Council of Churches, the issue of divorce, and the question of war. “All these fluctuations prevent us from falling asleep,” said the acting chairperson. “The developments in spiritual matters are happening very quickly. Old, proven truths are being studied again, and there is serious reflection on them, which is also evident in the sermons we hear. Through word and counterword, we must listen together again to the Word of our Lord.”

In the spring of 1970, while Rev. Verburg was already the minister in Loenen, the topic of ‘women in the ministry’ was discussed.

Rev. P.E.R. Keizer (1977–1979).

After Rev. Verburg’s departure, the church councils of Loenen and Vreeland discussed the possibility of a combination for the Ministry of the Word (in other words: jointly calling a minister) without affecting the independence of the two congregations. As a result, Rev. P.E.R. Keizer (*1946) from Basel, Switzerland, was installed on January 16, 1977, in Loenen and Vreeland, though he did not stay long. On April 1, 1979, the minister said farewell and returned to the Evangelisch Reformierte Kirche in Basel, Switzerland.

During his time, steps were taken that called for further action: changes in the liturgy, the establishment of a children’s service, adjustments to catechesis, and holding congregation evenings; these were also meant to improve the contact among church members, which had been a point of complaint for many years. At that time, the Council of Churches for Loenen and Vreeland was established, and contact was maintained with the Roman Catholic parish in Loenen.

After the minister’s departure, the church council discussed whether evening services should continue, as they had been poorly attended. A survey was conducted among the congregation, and it was decided to hold one evening service per month. This would be a special service: alternating between a singing service, a special service, or a teaching service. Despite this, communion was still celebrated in the second service on communion Sundays.

Rev. J.F. Fourie (1982–1984).

A pause had to be taken before calling a new minister because the finances did not yet allow for a full-time minister. On April 18, 1982, the new minister, Rev. J.F. Fourie (*1938), who came from South Africa, was installed. After a few months of study at the Free University, he took up his role. He informed the congregation that he was busy studying the Dutch culture, country, and language, “so that nothing would stand in the way of achieving the central goal, namely to be a servant of the Word.”

At this time, there was increasing discussion about creating a modern liturgical center and the possibility of using its components more flexibly, for example, for baptism services, communion services, services on Thanksgiving Day, and music and singing activities on church holidays. However, the implementation of these plans had to wait a little longer.

The minister left on April 29, 1984, to return to South Africa.

Rev. W.J. Dondorp (1985–1989).

Rev. W.J. Dondorp (*1957) was installed on August 25, 1985, as the successor to Rev. Fourie. It was not until 1987 that the plans for a renewed liturgical center took firmer shape. At that point, a plan that was also financially viable was created, which was implemented in the spring of 1989. The changes included a new platform with a small, simple pulpit and communion table. At the same time, the interior of the church building was refurbished. On April 30, 1989, the first service was held in the renovated interior.

A New Organ.

By 1983, it had become clear that the organ no longer met the desired quality. Although there were many disagreements within the congregation about purchasing a new instrument, a decision was made in the summer of 1988 to buy a new organ. Organ builder L.J. Kramer from Boskoop was commissioned to build the organ. The necessary funds (fl. 110,000) were raised by the church community through the efforts of the organ committee. The new organ was inaugurated on November 15, 1989.

Pastoral Assistant.

Immediately after Rev. Dondorp’s departure (he left on July 2, 1989, to become a research assistant at the Free University), pastoral assistant W. Volker performed support duties three half-days a week, until a few months after the arrival of the new minister in 1990. His work included giving catechesis and performing youth and congregational pastoral care.

And Beyond… (1990).

The Together on the Way (the cooperation between the ‘hervormden’ and ‘gereformeerden’) did not progress as smoothly as some would have liked. In 1984, both church councils decided to hold six ‘joint services,’ but no significant progress was made in the cooperation until 1991. —⊕— “The change in the way church members understand their own lives and the place of faith in them is nothing less than a seismic shift compared to previous years. The growing number of empty seats on Sunday mornings is illustrative of this.” Half of the members of the congregation had indicated in a 1990 survey that they did not need home visits. —⊕— “A second factor in the church’s disintegration is the fact that the transmission of the Gospel to the younger generation and the inclusion of the younger generation in all aspects of church life has been severely weakened, both in families and in church communities.”

A Hundred Years On…

In the three parts of this historical series, we have described the first one hundred years of ‘gereformeerd’ church life in Loenen based on the sources listed below. But the ‘Gereformeerde’ Church in Loenen on the Vecht still exists and continues to use its church building on Dorpsstraat. Even after the departure of Rev. Dondorp and pastoral assistant Volker, other ministers came to Loenen:

Rev. B.C. van Wieren was associated with the church in Loenen aan de Vecht from 1990 to 1997, and he was succeeded in 1999 by Rev. G.F. Schulz, who served as the ‘gereformeerde’ pastor in Loenen from 1999 to 2008. Rev. J. de Jong was also connected to the church for about nine years; he served there from 2009 to 2018. Currently, Rev. P. Pronk is the ‘gereformeerde’ pastor in Loenen; he took office in 2019.