De Gereformeerde Kerk te Bedum (Gr.) – 2

Ds. T. Bos (van 1882 tot 1901).

( < Naar deel 1 ) – Op 12 maart 1882 deed de opvolger van ds. Hessels intrede in Bedum. Het was ds. T. Bos (1846-1916) van Harlingen.

Ds. T. Bos (1846-1916).

“Krachtig heeft hij in de verschillende gemeenten die hij diende gearbeid in de evangelisatie. (…) In Bedum was het Onderdendam, dat bewerkt werd en waar in 1914 de Gereformeerde Kerk kon worden geïnstitueerd. De meeste bekendheid heeft hij zich wel verworven in zijn strijd voor het behoud van de ‘eigen opleiding der kerken’, de Theologische School in Kampen. Rusteloos heeft hij hiervoor, met name als hoofdredacteur van ‘De Wachter’ geijverd, zonder ooit hiervan een voet prijs te geven, en met een virtuositeit, die bewondering afdwong. (…) Van de Theologische School is hij vele jaren curator geweest, en naar de generale synode was hij meermalen afgevaardigde. Van 1891 af, toen hij op de synode van Leeuwarden de functie van tweede scriba vervulde, tot die van Arnhem (1902) was hij steeds primus afgevaardigde”. Ook voor het christelijk onderwijs  stond hij zowel plaatselijk als landelijk op de bres.

‘Provinciale Groninger Courant’, 17 september 1883.

In september 1883 beleefde de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Bedum de inwijding van een nieuw orgel. De bekende organist R. van Bruggen uit Groningen viel de eer te beurt het instrument als eerste te mogen bespelen.

Het interieur van de kerk aan de Grotestraat met het orgel (foto: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

Onderdendam.

Ook in de tijd van ds. Bos bleef Onderdendam de kerkenraad bezighouden. In 1883 werd zelfs besloten daar door J. Wiersema een lokaal te laten bouwen en het lokaaltje (aan de Uiterdijk) vervolgens van hem terug te huren. Daar konden de Onderdendamse gereformeerden bij elkaar komen en bovendien werd in het dorp evangelisatiewerk verricht. Gemeentelid Swepe, zelf in Onderdendam woonachtig, leidde een zondagsschool en verzorgde er de catechisaties. De belangstelling en het intensiteit van het gebruik waren er de oorzaak van dat het gebouw na enkele jaren zelfs moest worden vergroot. In 1890 kocht de kerk het gebouwtje van Wiersema, waarvoor hem fl. 2.500 betaald werd.

De Doleantie doet haar intrede in Bedum.

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Ds. Bos kreeg het in de jaren die volgden extra druk, want in de hervormde kerk leek de verontrusting over de kerkelijke koers en de centralistische kerkregering naar een hoogtepunt te voeren, zowel landelijk als plaatselijk, met als gevolg een uittocht uit de hervormde kerk, die nationaal vooral geleid werd door onder anderen dr. A. Kuyper (1837-1920) te Amsterdam. Daar was op 16 december 1886 namelijk de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd, nadat de meerderheid van de Amsterdamse hervormde kerkenraad door de kerkelijke besturen was afgezet vanwege verzet tegen – kort gezegd – de vrijzinnigheid in de hervormde kerk en de almacht van hervormde Algemeene Synode.

Niet lang daarna kregen de predikanten van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Bedum met de ‘Dolerende Kerk’ te maken. Want ook in Bedum kreeg de Doleantie voet aan de grond, toen op 6 april 1887 in het dorp de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd werd. Om het verhaal overzichtelijk te houden gaan we eerst verder met de geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Gemeente en bespreken we daarna het ontstaan van de Dolerende Kerk te Bedum, de contacten met de Bedumer Christelijke Gereformeerde Gemeente en de uiteindelijke fusie van beide kerken in februari 1921.

Twee Gereformeerde Kerken (‘A’ en ‘B’) te Bedum (1892).

“De Gereformeerde Kerk te Bedum A” had haar kerkgebouw sinds 1878 in de Grotestraat. Links de pastorie, die later als jeugdcentrum werd gebruikt en inmiddels is gesloopt.

Op 17 juni 1892 waren de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) al zover dat ze landelijk samen als één kerkgenootschap verder gingen, onder de naam: De Gereformeerde Kerken in Nederland. In veel plaatsen in ons land gingen beide kerken – voor zover in stad of dorp beide aanwezig – nog hetzelfde jaar verder als één Gereformeerde Kerk, maar in vele andere plaatsen niet. Zoals in Bedum, waar het door onderlinge meningsverschillen tot februari 1921 zou duren alvorens De Gereformeerde Kerk te Bedum tot stand kwam. In Bedum bestonden vanaf 17 juni 1892 daarom twee Gereformeerde Kerken. de synode van de Gereformeerde Kerken had namelijk besloten dat alle Christelijke Gereformeerde Gemeenten en Nederduitsche Gereformeerde Kerken vanaf de verenigingsdatum ‘Gereformeerde Kerk’ zouden gaan heten. In plaatsen waar twee Gereformeerde Kerken bestonden zou de oudste van de twee (meestal de Christelijke Gereformeerde Gemeente) een ‘A’ achter de naam zetten, en de jongste (meestal de Nederduitsche Gereformeerde Kerk) een ‘B’. Zo ging het ook in Bedum.

Ds. Bos versus dr. A. Kuyper.

Ds. T. Bos (1846-1916) van Kerk A.

Ds. Bos kreeg het nogal eens met dr. Kuyper aan de stok. Maar vooral vanaf 1896 schreven beiden regelmatig soms felle artikelen tegen elkaar in de wederzijdse kerkbladen: dr. Kuyper in zijn kerkelijk weekblad De Heraut, en ds. Bos in het mede door hem geredigeerde maandblad De Vrije Kerk.

In juli 1896 werd namelijk door de Bedumer kerkenraad besloten een bezwaarschrift in te dienen bij de synode van Middelburg – die dat jaar bijeenkwam – tegen ‘leeringen van prof. dr. A. Kuyper’. De synode antwoordde enkele maanden later met de mededeling dat het bezwaarschrift ‘gewezen is van de hand’, omdat de kerkenraad verzuimd had de volgens hem onjuiste leerlingen van prof. dr. A. Kuyper ‘woordelijk’ aan te halen en dat daarom strijdigheid van Kuypers uitspraken met Schrift en Belijdenis niet was aangetoond.

Ds. Bos nam op 25 november 1901 afscheid van Bedum en vertrok naar de kerk van Dokkum A.

Ds. J. Kok (van 1904 tot 1919).

Ds. J. Kok (1857-1928).

De opvolger werd pas ongeveer drie jaar later gevonden in de persoon van de 47-jarige ds. J. Kok (1857-1928) van Nijmegen. Hij deed op 24 januari 1904 intrede, na te zijn bevestigd door ds. A. Koppe (1841-1926) van Zuidwolde. Een van de eerste veranderingen was de vervanging van de nauwe preekstoel door een ruimer ‘platform’.

De Gereformeerde Kerk te Onderdendam (1914).

Intussen hadden zeven manslidmaten in Onderdendam zich tot de kerkenraad in Bedum gericht met het verzoek in het dorp de Gereformeerde Kerk tot openbaring te brengen. In Onderdendam had de kerkenraad van Bedum zoals bekend aan de Uiterdijk een lokaal ingericht voor evangelisatiewerk en voor andere kerkelijke activiteiten. De briefschrijvers wezen als reden van hun verzoek vooral op de ouden van dagen en zieken die de diensten in Bedum nogal eens niet konden bijwonen. De kerkenraad ging naar Onderdendam om daar de gemeenteleden over de zaak te horen. 37 mannen en 11 vrouwelijke leden waren aanwezig. 31 manslidmaten waren voor de kerkinstituering in Onderdendam, waar inmiddels tweehonderdtwintig gereformeerden woonden.

In Onderdendam werd in 1914 de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd, die gebruik maakte van het evangelisatielokaal (op de foto in het midden) aan de Uiterdijk. De foto is uit 1906.

Toch kon de kerkenraad vooralsnog niet tot het besluit komen er een zelfstandige kerk te stichten. Maar toen de zaak in 1913 weer op de kerkenraad besproken werd was de algemene mening positief ten aanzien van de kerkstichting in Onderdendam. Er waren genoeg leden en er zou genoeg geld aan kerkelijke bijdragen binnenkomen om het kerkelijk leven draaiende te houden. Bovendien zegde de Bedumer kerkenraad jaarlijks fl. 500 toe ter ondersteuning van het beroepen van een predikant te Onderdendam. Uiteindelijk gaf ook de classis toestemming en konden op 5 juli 1914 de ambtsdragers gekozen worden, die op 19 juli door ds. Kok bevestigd werden. Waarmee de kerk te Onderdendam geïnstitueerd was.

De ‘Grote Oorlog’ (1914-1918).

Nederland bleef in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal.

Hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), destijds ‘Grote Oorlog’ genoemd, neutraal bleef, onderging ons land wel degelijk de gevolgen van de stagnerende handel, stromen Belgische vluchtelingen en werkloosheid en armoede. In Bedum werden vijf Belgische vluchtelingen ondergebracht (hoewel er tien plaatsen beschikbaar waren). Maar de kerkenraad besloot ook om niet aan het synodeverzoek te voldoen om de predikant ter beschikking te stellen van het werk onder de militairen, die aan de Nederlands-Belgische grens gelegerd waren. Omdat de gezondheid van ds. Kok zeer zwak was werd daaraan niet voldaan, maar wel werd voor het werk een kerkcollecte gehouden.

“De Nederlandse Maagd verwelkomt de Belgische vluchtelingen”. Ook in Bedum werden enkelen geherbergd.

De gezondheid van de predikant liet inderdaad al lang veel te wensen over en toen in januari 1918 zijn echtgenote overleed verergerde dat de toestand van de predikant, die meermalen zijn werk niet kon verrichten. Vandaar dat de predikant emeritaat aanvroeg hetgeen hij per 1 december 1918 verkreeg. De kerkenraad beloofde hem jaarlijks fl. 200 boven op zijn pensioen te geven. Op 19 oktober 1919 nam ds. Kok afscheid met een preek naar aanleiding van Filippenzen 1 vers 6 (“Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus”.)

Ds. H. Hummelen (van 1920 tot 1925).

Op 5 februari 1920 bracht de beroepen predikant ds.  H. Hummelen (1884-1934) uit Breda een informatief bezoek aan Bedum. Tijdens het kennismakingsgesprek wilde hij graag weten hoe de verhoudingen tussen Kerk A en Kerk B waren, want hij stond op het standpunt dat beide kerken zo spoedig mogelijk dienden te verenigen. De kerkenraad had over dat streven enige twijfels, maar de predikant nam het beroep aan en deed op 5 april 1920 intrede.

Ds. H. Hummelen (1884-1934).

Tijdens zijn predikantschap kwam de verhouding tussen Kerk A en Kerk B in Bedum in een stroomversnelling. Uiteindelijk werd op 27 januari 1921 de ene Gereformeerde Kerk te Bedum geïnstitueerd.

Advertentie van de architecten.

Ondertussen moest de kerk in de Grotestraat uitgebreid worden. De gemeente groeide! De Groninger architecten Kuiler en Drewes maakten de plannen: het orgel kwam boven de kansel, zodat op de Oostergalerij honderd zitplaatsen extra konden worden gemaakt. Inmiddels was voor fl. 5.000 ook een nieuw tweeklaviers pneumatisch orgel aangeschaft. Bovendien werd het plafond vernieuwd, wat de totale verbouwingskosten op fl. 20.000 bracht. De gemeentevergadering van 3 februari 1921 ging er mee akkoord.

Maar daarover moest natuurlijk ook overlegd worden met Kerk B (de ineensmelting van beide kerken was nabij!). Daarom werd meteen na de bovengenoemde gemeentevergadering een gecombineerde kerkenraadsvergadering gehouden van beide Kerken A en B. Deze vergadering stemde in grote meerderheid met de plannen in.

2. De Doleantie in Bedum (1887).

* We gaan nu een blik werpen op het ontstaan van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Bedum en gaan daarom terug in de tijd…

In di boekje legde dr. A. Kuyper (1837-1920) uit hoe de Doleantie in Amsterdam tot stand gekomen was.

De verontrusting die in de hervormde kerk al in de tijd van de Afscheiding van 1834 beroering bracht, had zich de jaren daarna voortgezet. Velen probeerden de hervormde kerk van binnenuit te hervormen, weer in het rechte spoor te brengen, door de belijdenis te handhaven en door de synodale hiërarchie, de macht van de synode, te keren. Uiteindelijk onttrok zich als eerste de gemeente van Kootwijk aan de hervormde kerk, maar de bekendste Dolerende Kerk werd die van Amsterdam, waar op 16 december 1886 de meerderheid van de hervormde kerkenraad door de kerkelijke besturen werd afgezet, vanwege haar strijd tegen de vrijzinnigheid en de macht van de synode. Daarbij had vooral dr. A. Kuyper de leiding. De afgezette ‘benauwde broederen te Amsterdamse’– en met en na hen vele andere Dolerende gemeenten – schaften het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’ af (door de overheid in 1816 aan de hervormde kerk opgedrongen) en ‘verleenden werderom kracht en geldigheid’ aan de aloude Dordtse Kerkorde, die in 1816 door de overheid aan de kant gezet was.

Tot eind februari 1887 blijkt uit de notulen van de hervormde gemeente niets over enige kerkelijke onrust in Bedum. Volgens de journalist van de Provinciale Groninger Courant kwam dat omdat in Bedum immers een Christelijke Gereformeerde Gemeente bestond, ‘waarin een man in de kracht van zijne jaren het Woord met vuur en met eene voldoende zwaarte verkondigt’ (c.q. ds. T. Bos). Maar dat bleek al gauw misplaatste hoop.

Ds. J. Hulsebos (1844-1904) van Zuidwolde.

Want ook in Bedum was het hervormde gemeenteleden opgevallen dat de nieuwe predikant van Zuidwolde (Gr.), ds. J. Hulsebos (1844-1904), goed kon preken. Meerdere hervormden trokken ’s zondags naar Zuidwolde. “Maar groot werd de stroom van Zuidwolde-gangers pas toen dominee Hulsebos het ‘synodale juk’ afwierp”, in Doleantie ging en de Dordtse Kerkorde weer aannam. “Toen achtten eenige energieke mannen onder leiding van een oudgediende, die achter het scherm bleef, het oogenblik gekomen om in Bedum zelf handelend op te treden”. Ook in Bedum moest gepreekt worden. Maar waar?!

Die ‘energieke mannen’ waren hervormde gemeenteleden: P.A. van Dijken, G. Posthumus, H. Meima en A.D. Steenbergen. De vier schreven in februari 1887 een brief aan de hervormde kerkvoogden om op dinsdag 1 maart 1887 het hervormde kerkgebouw te mogen gebruiken ‘om op eigen kosten voor belangstellenden uit deze plaats eenen predikant van elders te doen optreden’. De kerkvoogden vroegen de kerkenraad om advies. De kerkenraad vond het verzoek van de briefschrijvers ‘gansch niet verwerpelijk’, maar wilde wel eerst weten welke predikant de broeders op het oog hadden. Die naam gaven ze echter niet, al wist iedereen dat het ds. Hulsebos van Zuidwolde was.

Ds. J. Hulsebos naar het Gereformeerd Kerkelijk Congres.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’  te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Met ds. Hulsebos hadden ze een geschikte persoon te pakken. Hij had kort daarvoor, op 30 januari 1887, leiding gegeven aan de Doleantie van Zuidwolde. Veertien dagen daarvóór was hij naar Amsterdam geweest om daar het Gereformeerd Kerkelijk Congres bij te wonen, dat daar van 11 tot en met 14 januari gehouden was. Het was georganiseerd door de Amsterdamse ‘benauwde broederen’, die een paar weken eerder, op 16 december 1886, in Amsterdam de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) hadden geïnstitueerd na door de hervormde kerkelijke besturen te zijn afgezet vanwege – kort gezegd – hun verzet tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk en tegen de almacht van de Algemeene Synode.

Een herinnering aan het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Tijdens het Congres waren toespraken gehouden waarin de redenen aangegeven werden die tot het ‘ter hand nemen van de reformatie der kerk’ noodzaakten. Ook werden aan de 1.500 aanwezigen Modellenboekjes overhandigd, waarin voorbeelden waren opgenomen ‘van alle brieven die te schrijven zouden zijn’ om de ‘reformatie der kerk’ op de juiste wijze te doen plaatsvinden. Al snel na terugkomst in Zuidwolde nam de predikant ter plaatse hoogstpersoonlijk de reformatie ter hand.

De eerste aanstalten tot stichting van een Dolerende Kerk in Bedum.

Zo werkte de ‘synodale hiërarchie’ volgens ‘De Heraut’: de synode staat aan de knoppen. Kuyper wilde de kerkenraden aan de knoppen.

Terwijl de hervormde kerkenraad pas in april weer vergaderde, gebeurde in het dorp ondertussen van alles. Volgens de Provinciale Groninger Courant was er weer een vergadering van Dolerenden belegd, waar afgesproken werd dat men het dorp zou rondgaan om aan te kloppen ‘bij welgezinden, om gelden te verzamelen voor het stichten eener Dolerende Kerk’. Sterker nog: de Dolerend-gezinden hadden ds. Hulsebos al in een schuur laten preken. ‘En zoo groot was de toevloed, dat ze lang niet al de doleerenden kon bevatten’, zodat men uitkeek naar een grotere schuur. De krant voegde er spottend aan toe: ‘Jammer dat het geen zomer is. Men zou dan in de open lucht kunnen preeken. Welk een heerlijke herinnering zou dat zijn aan de vroegere tijden van verdrukking!’

Verzoek om ‘de reformatie ter hand te nemen’.

De hervormde kerk te Bedum (Gr.).

En toen kwam op 18 maart 1887 een schrijven bij de kerkenraad binnen, afkomstig van drie hervormde gemeenteleden: D. de Groot, J. Oijes en K. Zijlman, die de kerkenraad vroegen ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’. Daarmee bedoelden zij het ter zijde stellen en afschaffen van het door de overheid in 1816 aan de kerk opgedrongen ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de hervormde kerk’ en het ‘wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de aloude Dordtse Kerkorde’.

De kerkenraad piekerde er echter niet over. Integendeel, hij ontzette de briefschrijvers van het lidmaatschap der Nederlandsche Hervormde Kerk. De grond die de kerkenraad daarvoor aanvoerde was ‘dat ten duidelijkste blijkt’ dat de briefschrijvers ‘tot verzet, mitsgaders tot verstoring van de wettige orde in onze kerk aansporen’.

Instituering van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’.

‘De Heraut’, 17 april 1887.

Het antwoord van de kerkenraad was voor de Dolerend-gezinden voldoende ‘de reformatie der kerk’ zelf ter hand te nemen ‘krachtens het ambt der geloovigen’. Onder leiding van ds. Hulsebos van Zuidwolde werden na de kerkdienst op 6 april 1887 ouderlingen en diakenen gekozen. Ze werden direct ook door hem in het ambt bevestigd (wat later nog tot problemen zou leiden, want eigenlijk had ds. Hulsebos de verkozenen eerst een paar keer moeten laten afkondigen, zodat eventueel bezwaren tegen hun verkiezing konden worden ingediend). Het waren de ouderlingen P. Meima en P.A. van Dijken en de diakenen G. Posthumus en E. Everts. Direct na de kerkdienst waarin hun verkiezing en bevestiging plaatsvonden werd de eerste kerkenraadsvergadering gehouden.

Het besluit van 6 april 1887 werd bekend gemaakt aan de kerkvoogden van de hervormde gemeente, nadat eerst de koning van de instituering op de hoogte was gebracht. Ook de burgemeester kreeg het bericht van de kerkstichting. Aan de koning werd onder meer meegedeeld ‘dat vooral in de laatste jaren, en in toenemende mate sedert het begin des vorigen jaars [toen de kerkenraad van Kootwijk werd afgezet die als eerste gemeente de hervormde kerk verliet], de kennelijke toeleg van het hiërarchisch bestuur aan het licht trad, om de belijdenis, die toch grondslag van alle zichtbare kerk is, opzijde te schuiven’.

Ook de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Bedum, waar ds. T. Bos toen predikant was, werd op de hoogte gesteld van de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). De Dolerende kerkenraad schreef in die brief ook dat hij hoopte dat het in Bedum spoedig tot vereniging van de beide kerken zou kunnen komen!

Een eigen kerkgebouw.

Dwarsdoorsnede van het Dolerende kerkgebouw. De gebogen lijn is het golvende plafond (illustratie uit: ‘150 jaar Gereformeerde Kerk Bedum’).

Tijdens de eerste kerkenraadsvergadering op 6 april was ook nog een ander besluit genomen: de oprichting van de Vereenging ‘De Kerkelijke Kas’. Daartoe was in januari geadviseerd door het Gereformeerd Kerkelijk Congres. De reden was dat de Dolerende Kerk geen rechtspersoonlijkheid zou kunnen verkrijgen, omdat het als ‘een nieuw kerkgenootschap’ werd beschouwd. Een vereniging zou die rechtspersoonlijkheid wel kunnen verkrijgen en zou – als een soort Commissie van Beheer – namens de kerkenraad handelingen kunnen verrichten waarvoor rechtspersoonlijkheid vereist was. Zoals koop en verkoop.

Want ondertussen waren enkele Dolerenden al op zoek geweest naar een geschikt onderkomen voor de Dolerende Kerk. Drie kerkenraadsleden kochten aan de Molenweg (tegenwoordig nummer 11) ‘eene behuizing met schuur’ met de bijbehorende grond, tot dan toe eigendom van Martje Eisenga. Op 23 december 1887 werd de grond overgedragen aan De Kerkelijke Kas.

De Dolerende kerk en de pastorie van boven gezien (Google).

De schuur werd ingericht als kerkgebouw. De drie rijen banken, met aan weerszijden van de middelste rij een looppad keken uit op de preekstoel, gebouwd tegen de achtermuur van de schuur, met aan weerszijden daarvan de banken van de ouderlingen en de diakenen. Een harmonium begeleidde aanvankelijk de kerkzang. Het instrument werd geplaatst op een galerij, gebouwd tegen de muur die het dichtst tegen de pastorie gelegen was. G. Posthumus werd de eerste organist.

Ds. J.M. Stroes (van 1889 tot 1900).

Natuurlijk wilden de Dolerenden een eigen predikant. Na enkele bedankjes werd de 59-jarige ds. J.M. Stroes (1829-1907) van Winterswijk beroepen, die het beroep aannam en op 2 oktober 1889 intrede deed. Al snel kwam bij de kerkenraad een klacht binnen over de manier waarop de eerste ouderlingen en diakenen gekozen en bevestigd waren. Een van de klachten was dat ds. Hulsebos de op 6 april 1887 verkozen ambtsdragers al dezelfde dag in het ambt bevestigd had. De klager zei (en daar had hij gelijk aan) dat de Dordtse Kerkorde voorschreef dat de verkozenen eerst tweemaal hadden moeten worden afgekondigd alvorens bevestigd te kunnen worden. De classis werd er bij gehaald en de kerkenraad betreurde de toen gemaakte fout, waarmee de zaak van tafel was.

Ds. J.M. Stroes (1829-1907).

En verder…

– Omdat de Generale Synode van de verenigde Gereformeerde Kerken in Nederland op 17 juni 1892 besloten had samen te gaan, besprak ook de Dolerende kerkenraad dit besluit. Op 8 juli 1892 ging de Dolerende kerkenraad er mee akkoord. — Ds. Stroes’ gezondheidstoestand was gaandeweg verslechterd. Daarom vroeg hij bij de classis emeritaat aan, hetwelk hem met ingang van 1 oktober 1900 verleend werd. Ds. Stroes nam daarom op 30 september afscheid met een preek naar aanleiding van 1 Johannes 2 vers 28: “En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst“.

Ds. W.L. Milo (van 1903 tot 1904).

Ds. W.L. Milo (1878-1960).

De vijfentwintigjarige kandidaat W.L. Milo (1878-1960) uit Nijmegen nam het op hem uitgebrachte beroep aan, nadat twee eerder beroepen predikante bedankt hadden. De predikant verbleef echter slechts iets meer dan een jaar in Bedum. Nadat hij op 7 juni 1903 bevestigd was door ds. J. Kok van Nijmegen (van Kerk A! Hij zou in 1904 als predikant van Bedum A worden bevestigd!) deed hij dezelfde dag intrede.

Er kwamen al snel klachten over de prediking van ds. Milo. Had het misschien ook te maken met het feit dat hij door ds. Kok van de Gereformeerde Kerk te  Nijmegen A bevestigd was? Er was in Bedum nog steeds geen ineensmelting van beide kerken in zicht! De twee kerkelijke ‘bloedgroepen’ waren het nog lang niet met elkaar eens! Hoe dan ook, de kerkenraad bleef zijn predikant steunen, maar ds. Milo nam in 1904 het beroep aan van de kerk van Warns en Stavoren aan. Op 30 oktober 1904 nam hij afscheid van Bedum.

Dr. J. Jansen  (van 1906 tot 1911).

Dr. J. Jansen (1878-1951).

Na twee vergeefse beroepen te hebben uitgebracht op andere predikanten nam dr. J. Jansen (1878-1951) het beroep aan. Hij was met verlof in Nederland en vertoefde op dat moment tijdelijk in Bolsward. Na zijn doctoraal aan de Vrije Universiteit te hebben behaald werd hij predikant bij de Christian Reformed Church in Whitinsville in Massachusetts (USA) en keerde in 1906 terug naar Nederland om aan de VU zijn doctorsgraad te behalen. Op 2 september 1906 deed hij in Bedum intrede met een preek over 1 Corinthiërs 1 vers 18 (“Want het woord des kruises is wel dengenen die verloren gaan dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods“). “Hij vroeg en verkreeg emeritaat per 1 mei 1911, daartoe genoodzaakt door een periodiek terugkerend geestelijk lijden, wat een zware beproeving voor hem was”. Afscheid nemen van zijn gemeente was hem niet gegeven.

En verder…

Zijn ambtsperiode kenmerkte zich door een rustig  gemeentelijk leven. Even besloot de kerkenraad in 1907 ook door armoede getroffen doopleden diaconaal te ondersteunen, maar dit besluit werd ingetrokken toen andere kerken in de classis dat niet wilden. — De kerkenraad had de koster toestemming gegeven om gemeenteleden, die hun fiets tijdens de kerkdiensten graag in zijn schuurtje wilden plaatsen, daarvoor 2½ cent te vragen. Toen bleek dat gemeenteleden daarom uit de kerkdiensten wegbleven werd aan die regeling een eind gemaakt.

Oefenaar H. Ormel (van 1913 tot 1920).

Oefenaar H. Ormel (1858-1923).

Hoe moest het onverwachte emeritaat van dr. Jansen opgelost worden? Men deed een beroep op oefenaar H. Ormel (1858-1923). Hij viel in Bedum op toen hij daar in maart 1913 een kerkdienst leidde. Dat was voor de kerkenraad aanleiding hem te vragen in Bedum als lerend ouderling, ook oefenaar genoemd, op te treden. Daarin stemde Ormel toe. Op 29 juni 1913 werd hij door ds. J.J. Miedema (1869-1936) van Groningen in het ambt bevestigd en deed hij intrede met de woorden van 1 Timotheüs 1 vers 15: “Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben“. Tijdens zijn ambtsperiode werd in 1916 een dubbele woning gekocht die als diaconiewoningen gebruikt werden. Het was voor de kerk van Bedum een rustige tijd.

De Gereformeerde Kerk te Bedum (1921).

Oefenaar Ormel was voorstander van snelle eenwording tussen Kerk A en Kerk B. Er waren  af en toe weliswaar contacten en onderhandelingen geweest met Kerk A, maar tot eenwording was het nog niet gekomen. Maar in april 1920 kreeg Kerk A een nieuwe predikant: ds. H. Hummelen. Ook hij was voorstander van ineensmelting van beide kerken. Omdat oefenaar Ormel het beroep van de kerk van ZwijndrechtGroote Lindt had aangenomen nam hij op 10 oktober 1920 afscheid van Bedum met een preek naar aanleiding van Handelingen 20 vers 32: “En nu, broeders, ik beveel u Gode en het woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden“.

Sinds 1967 is dit het kerkzegel van de Gereformeerde Kerk te Bedum (Gr.).

Tijdens de ambtsperiode van oefenaar Ormel werd in overleg met ds. Hummelen en zijn kerkenraad gewerkt aan de voorwaarden waaaronder ineensmelting van de twee kerken zou moeten plaatsvinden. Daarover werd men het toen – na jarenlang vergeefs te hebben onderhandeld – verbazingwekkend snel eens: op 23 december 1920 stuurde men het die dag genomen besluit toe aan de classis die ermee instemde.

Zodoende bestond In Bedum vanaf 13 februari 1921 nog slechts één Gereformeerde Kerk te Bedum.

Naar deel 3 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info