De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht-Groote Lindt (1)

De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht-Groote Lindt (die onlangs honderd jaar bestond) werd op 6 maart 1921 geïnstitueerd als Gereformeerde Kerk te Groote Lindt, zoals die kerk tot 1930 heette. De instituering geschiedde officieel met medewerking van de kerk te Hendrik-Ido-Ambacht.

Kaart: Google.

Het begon met evangelisatiewerk.

In een eenvoudige schuur werd aan het eind van de negentiende eeuw in Groote Lindt al evangelisatiearbeid verricht door drie predikanten van kerken uit de omgeving, daarin bijgestaan door gemeenteleden. De predikanten waren ds. A. Knoll (1849-1919) van Zwijndrecht, ds. P. den Boer (1828-1901) van Puttershoek en ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916) van Rijsoord. Het werk werd echter van hervormde kant tegengewerkt, zodat de evangelisatiearbeid na verloop van tijd beëindigd moest worden.

Ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916).

Een christelijke school.

Het evangelisatiewerk onder de kinderen van Groote Lindt werd echter weer ter hand genomen toen ds. D. Hoek (1870-1947) uit Heinkenszand vanaf de dag van zijn intrede op 8 januari 1905 de tweede predikantsplaats in Zwijndrecht kwam vervullen. Toen de hervormde predikant, ds. De Leeuw, dan ook voorstelde samen een christelijke school op te richten hadden ds. Hoek en zijn kerkenraad daar wel oren naar. Algemeen werd de christelijke school immers ‘een evangelisatiemiddel bij uitstek’ genoemd.

Ds. D. Hoek (1870-1947).

Maar het bleek al snel dat het niet de bedoeling van de hervormden was om de gereformeerden dan ook in het bestuur te laten meebeslissen over de gang van zaken op school. Het moest bij ‘kinderen sturen en betalen’ blijven. Daar kon men het natuurlijk niet mee eens zijn. Toen een gecombineerde ledenvergadering dan ook besloot het schoolbestuur samen te stellen uit evenveel personen uit beide kerken, trok de hervormde predikant zijn medewerking in. Samen met geestverwante hervormde gemeenteleden kwam het echter niet lang daarna toch tot de stichting van een Christelijk-Nationale School.

De christelijke school te Groote Lindt.

Even kerkdiensten in Groote Lindt.

De schoolhoofden waren achtereenvolgens de heer Blijdorp en na hem de jong gestorven Frederik van Keulen (1881-1918), die tot 1913 aan de school te Groote Lindt verbonden was. Zij vonden beiden dat ook in Groote Lindt de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd zou moeten worden. De kerkenraad en de twee Zwijndrechtse predikanten (ds. Knol en ds. Hoek) vonden het helemaal geen slecht idee. Op Eerste Paasdag 1908 (dat was op 19 april), preekte ds. Hoek voor het eerst in de schuur in Groote Lindt, over Mattheus 16 vers 20a (“Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam”) maar het bleken er veel meer dan twee of drie te zijn. ‘De opkomst was verblijdend’, schreef de latere oefenaar H. Ormel. Ook werden bij afwezigheid van een predikant door een ouderling goede gereformeerde preken gelezen, en zelfs werden enige tijd het avondmaal en de doop bediend.

Ds. A. Knoll (1849-1919).

Maar ds. Knoll en ds. Hoek vertrokken allebei in 1910 en de Zwijndrechtse kerkenraad besloot toen slechts één predikant te beroepen, kandidaat J.E. Vonkenberg (1869-1934), die op 11 december 1910 intrede deed. Deze zat dus tot zijn nek in het werk en kon daardoor geen preekbeurten in Groote Lindt meer vervullen. Wel bleven ouderlingen preken lezen. Maar het avondmaal en de doop werden niet meer bediend.

Ds. J.E. Vonkenberg (1869-1934).

De broeders en zusters in Groote Lindt lieten het er echter niet bij zitten en spraken en schreven over kerkinstituering met de kerkenraad in Zwijndrecht en ook met de classis Dordrecht. De classis ging niet op het verzoek van Groote Lindt in, mede doordat ds. Vonkenberg zich tegen zelfstandigheid voor Groote Lindt verzette. De opkomst in de kerkdiensten in Groote Lindt werd onder meer door het ontbreken van voldoende pastorale zorg al gauw minder en de hoop op realisering van de plannen leek vervlogen. Toch werd door de kerkenraad ene br. Hempenius aangesteld voor het werk in Groote Lindt, maar hij werd ziek, zodat zijn arbeid daar slechts ongeveer drie maanden geduurd heeft.

Oefenaar H. Ormel (van 1920 tot 1923).

Oefenaar H. Ormel (1858-1923).

Het beviel de gereformeerden in Groote Lindt goed toen godsdienstleraar H. Ormel (1858-1923) uit het Groningse Bedum bij hen in april en augustus 1914 een paar keer voorging; maar het leek of men hem daarna helemaal vergeten was. Kennelijk herinnerde men zich hem echter toen voor Groote Lindt in 1920 – zes jaar later! – iemand gezocht werd om daar als voorganger te werken. In juli 1920 werd Ormel namelijk door de Zwijndrechtse kerkenraad als oefenaar benoemd (ook ‘lerend ouderling geheten). Sterker nog: hij kreeg de opdracht ‘de kerk des Heeren in Groote Lindt tot openbaring te brengen’. Dat was een ongedachte uitkomst van het verlangen van de broeders en zusters in dat kleine dorp.

Op 24 juni 1920 hield hij er ‘s middags zijn eerste preek als oefenaar over de woorden uit Mattheus 17 vers 8: ‘En hunne oogen opheffende zagen zij niemand dan Jezus alleen’. ’s Morgens had ds. Hoek (inmiddels predikant in Enkhuizen) hem in het ambt bevestigd met de woorden: ‘En de Heere wrocht mede’ (Marcus 60 vers 20). Ormels jaarsalaris bestond uit fl. 1.750, waarvan de kerk van Zwijndrecht jaarlijks gedurende tien jaren fl. 750 bijdroeg.

De Gereformeerde Kerk te Groote Lindt (1921).

Ds. M.M. Horjus (1876-1936).

De opdracht van oefenaar Ormel had succes. Op zondag 6 maart 1921 kwam ds. M.M. Horjus (1876-1936) van Henrik-Ido-Ambacht naar Groote Lindt om daar de instituering van De Gereformeerde Kerk te Groote Lindt te leiden door de bevestiging van de gekozen ambtsdragers.

Een houten kerkgebouw (1922).

Werden de diensten eerst in de al eerder genoemde schuur gehouden, niet lang daarna werden ze verplaatst naar het gebouw van de christelijke school aan de Lindtsedijk. Maar de Zwijndrechtse kerkenraad zag het onhoudbare van die toestand in en besloot op 13 juli 1921 over te gaan tot de bouw van een eigen kerkje voor Groote Lindt, waarvoor dan ook een ‘Commissie van Bijstand’ (een bouwcommissie) werd opgericht.

Het houten kerkje van Groote Lindt.

Er kwam een houten kerkje, met de bouw waarvan in september 1921 kon worden begonnen op een stuk grond dat geschonken was door br. C.C. Timmer. Twee maanden later kon men echter weer helemaal opnieuw beginnen, want een hevige storm liet van het kerkje niets heel; de extra kosten bedroegen fl. 14.000. Maar op 1 juni 1922 kon de herbouwde kerk toch in gebruik genomen worden. De eigen gemeenteleden brachten veel geld bijeen, maar ook in andere kerken werd men op verzoek uitgenodigd om langs de huizen te komen collecteren, of werden in andere kerken collectes gehouden.

Oefenaar Ormel stierf op 64-jarige leeftijd op 16 maart 1923. Hij werd begraven op de begraafplaats bij de hervormde kerk aan de Develweg. De kerkenraad bracht geld bijeen voor een gedenksteen op zijn graf.

Oefenaar J. Versteegt (van 1923 tot 1928).

Oefenaar J. Versteegt (1889-1945).

Van 30 september 1923 tot 6 mei 1928 werkte oefenaar J. Versteegt (1889-1945) uit Ouddorp als voorganger in Groote Lindt. Ds. A. Rolloos (1874-1956) van Zwijndrecht bevestigde hem in het ambt. Tijdens zijn werkzaamheden in Groote Lindt studeerde hij ook om te worden toegelaten als predikant op Artikel 8 DKO (‘singuliere gaven’), waarvoor hij in 1926 nog niet, maar in 1928 wel slaagde, zodat hij na zijn vertrek uit Groote Lindt predikant werd te Nieuwerkerk aan den IJssel.

De kerk verlengd (1924).

Oefenaar Versteegt viel zeer goed in de smaak. De gemeente groeide en de houten kerk moest in 1924 zelfs met een behoorlijk stuk verlengd worden. Nieuwbouw was nog te duur, hoewel br. Kraaijeveld daarvoor al een stuk grond beschikbaar had gesteld. Ook veel hervormde gezinnen werden lid van de Gereformeerde Kerk.

De kerk te Groote Lindt, na de uitbreiding.

Oefenaar Versteegt nam – zoals al opgemerkt – op 6 mei 1928 afscheid van Groote Lindt. Ook na zijn vertrek bleef de kerk groeien en kon men naast de houten kerk een pastorie bouwen, waar de volgende predikant zijn intrek kon nemen.

De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht-Groote Lindt (1930).

Met ingang van 1930 veranderde de naam van de Gereformeerde Kerk te Groote Lindt in De Gereformeerde Kerk te Zwijndrecht-Groote Lindt.

De tuchtoefening.

In de eerste twintig jaren van het bestaan van de Gereformeerde Kerk te (Zwijndrecht-) Groote Lindt had de kerkenraad vaak te maken met het handhaven van de tien geboden. Zo kwam een tweetal gemeenteleden naar de kerkenraad omdat na enig rekenwerk ontdekt was dat zij gezondigd hadden tegen het zevende gebod (dat kwam geregeld voor, net als in andere kerken), waardoor een huwelijk noodzakelijk werd. De predikant legde hun uit wat de gevolgen waren van dat vergrijp. Maar gelukkig kon de kerkenraad merken dat het stel berouw had en dat ze ook schuldbelijdenis wilden doen.

De watermolen te Groote Lindt, lang geleden.

Er was ook een broeder die zijn uit een gedwongen huwelijk geboren zoontje wilde laten dopen. Maar dat kon alleen als hij schuldbelijdenis deed van zijn overtreding van het zevende gebod. De kerkenraad stelde hem een aantal vragen (zoals: of hij besefte dat het een overtreding was waaraan hij zich schuldig gemaakt had, of hij er spijt van had en of hij verder naar Gods geboden wilde leven). Als de vragen naar tevredenheid beantwoorden waren kon het kind gedoopt worden.

Een van de gemeenteleden had tot zijn afgrijzen gezien dat een van de ambtsdragers op de fiets naar de kerk gekomen was. Stel je voor: op zondag op de fiets! Daarover diende hij dus een klacht in. De kerkenraad vond echter dat, zolang een fiets gebruikt werd om er mee naar de kerk te rijden, er niks aan de hand was.

Een gemeentelid was gekozen tot ambtsdrager, maar het was bekend dat hij op zondag een keer gewerkt had! De vraag was dus of hij wel als ambtsdrager bevestigd kon worden. De kerkenraad vond dat ‘er voor deze keer geen bezwaar’ tegen was, maar als het zich bleef herhalen dan lag de zaak anders! Met deze waarschuwing in de achterzak werd hij dus in het ambt bevestigd.

De nieuwe pastorie (naast de houten kerk) werd in 1929 voor het eerst bewoond door dr. Van der Vaart Smit (foto: ‘101 jaar Gereformeerde Kerk Zwijndrecht-Groote Lindt’).

En hoe zat het eigenlijk met die jongens van wie de kerkenraad ontdekt had dat ze geld gestolen hadden om te kunnen roken en snoepen? Het bleek echter dat de jongens de sigaretten en het snoep op de pof gekocht hadden. De kerkenraad vond de overtreding ernstig genoeg om de gemeenteraad te vragen een rookverbod af te kondigen. Of er ook om een snoepverbod gevraagd werd vertellen de notulen niet.

Dr. H.W. van der Vaart Smit (van 1929 tot 1936).

Die volgende predikant was dr. H.W. van der Vaart Smit (1888-1985). “De periode onder dr. Van der Vaart Smit was de zwartste periode uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Groote Lindt”. Afgezien van het feit dat het wel heel bijzonder was dat de man zelf geen preken maakte maar die van anderen voorlas, bleek al gauw dat ook zijn wereldbeschouwing en zijn denkbeelden niet pasten in de wereld van de Gereformeerde Kerken. Er kwam dan ook veel kritiek op ‘zijn’ preken.

Dr. H.W. van der Vaart-Smit (1888-1985).

In 1936 stichtte de predikant het Nederlandsch Christelijk Persbureau (NCP) dat zich bij monde van Van der Vaart Smit onbewimpeld als pro-Duits opstelde. In 1936 werd Van der Vaart Smit in het geheim lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), die met de Duitsers heulde. Hij onderhield persoonlijk contact met Mussert, de leider van de NSB.

Consulent ds. A. Rolloos (1874-1956).

Getuige de notulen van de kerk van Groote Lindt schreef Van der Vaart Smit veel brieven aan gemeenteleden die kritiek uitten. Consulent ds. A. Rolloos van Zwijndrecht moest er nogal eens aan te pas komen om de daardoor ontstane conflicten op te lossen. “Maar al dat gezeur deed de gemeente geen goed. Minder kerkbezoek, minder inkomsten. Gevolg een haast failliete kerk”. Op 16 augustus 1936 vroeg en kreeg Van der Vaart Smit ontheffing uit het ambt van predikant. Dat kwam goed uit, want anders zou hij ongetwijfeld onder censuur gesteld zijn in verband met zijn lidmaatschap van de NSB.

Ds. Van der Vaart Smit met zijn dochtertje (foto: ‘101 jaar Geref. Kerk Zwijndrecht-Groote Lindt’).

De Generale Synode had dat jaar namelijk besloten dat het lidmaatschap van de NSB en dat van De Gereformeerde Kerken in Nederland onverenigbaar waren. De kerkenraden werden opgeroepen van NSB-leden te eisen hun lidmaatschap van die partij op te zeggen of hen anders onder censuur te stellen en bij voortgaande onwilligheid uit de kerk te (laten) zetten.

De financiële toestand van de kerk van Groote Lindt was, zoals opgemerkt, bedroevend geworden, zodat een eigen predikant vooralsnog niet bekostigd kon worden. Vandaar dat de classis er met enige financiële steun aan te pas moest komen.

Kandidaat D.S.A. Hagenbeek (1937).

Kandidaat D.S.A. Hagenbeek (foto: ‘101 jaar Geref. Kerk Zwijndrecht-Groote Lindt’).

Na het vertrek van dr. Van der Vaart Smit verleende ook het landelijke gereformeerde Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten (naar de stichters ook het Comité Grosheide-Schouten genoemd) financiële hulp bij het aanstellen van een kandidaat, die goedkoper was dan een heuse predikant. Dat comité was ingesteld omdat er veel afgestudeerde predikanten waren, die echter lang niet allemaal meteen een beroep konden krijgen, omdat veel kerken het geld niet hadden om een predikant te betalen. In veel Gereformeerde Kerken werd voor het comité gecollecteerd, waaruit de steun voor het aanstellen van kandidaten kon worden verleend.

Het was kandidaat D.S.A. Hagenbeek (1910-1969), die van 1 april tot 31 december 1937 mede via deze financiële steun aan de kerk van Groote Lindt verbonden werd. Catechisanten herinnerden zich dat hij een ‘geestige en actieve man’ was die er echter wel op lette dat ze de opgegeven catechismuszondagen goed uit hun hoofd leerden.

Ds. J. van der Schaft (van 1938 tot 1945).

Ds. J. van der Schaft (foto: ‘101 jaar Geref. Kerk Zwijndrecht-Groote Lindt’).

In mei 1938 kon de kerk van Zwijndrecht-Groote Lindt weer een heuse predikant beroepen. De financiële toestand leende zich daar weer voor. In mei 1938 werd een beroep uitgebracht op kandidaat J. van der Schaft (1912-2001), die op 1 januari 1938 door dr. K. Schilder (1890-1952) van Kampen in het ambt van predikant bevestigd werd.

De Tweede Wereldoorlog is in aantocht.

Donkere wolken pakten zich in de jaren ’30 boven Europa samen. Hitler was aan de macht gekomen en begon in 1939 met de eerste invallen in naburige landen waarmee de Tweede Wereldoorlog een aanvang nam. Overal in ons land, ook in de kerk van Zwijndrecht-Groote Lindt, werden voorzorgsmaatregelen genomen tegen eventuele luchtaanvallen. De kerkenraad benoemde na overleg met Burgemeester en Wethouders een aantal gemeenteleden in een commissie die voor orde en rust moest zorgen als er onverhoopt aanvallen vanuit de lucht zouden plaatsvinden. Er kwamen voor een bedrag fl. 35 een brandblusapparaat, een verbanddoos, handschoppen, haken en zand.

De bezetters namen al snel de eerste maatregelen. De kerkbode (die samen met de kerk van Zwijndrecht werd gepubliceerd) mocht niet meer verschijnen. Het was nog slechts  toegestaan een Mededelingenblaadje uit te geven – het eerste nummer verscheen op 12 december 1941 – met slechts strikt zakelijke mededelingen zoals kerkdiensten, enz. Het blaadje verscheen onder verantwoordelijkheid van de classes Dordrecht, Barendrecht en Brielle.

De Lindtsedijk te Groote Lindt, lang geleden.

In Duitsland waren enkele gemeenteleden aan het werk gezet in het kader van de Arbeitseinsatz om voor de Duitse oorlogsindustrie te werken. De kerkenraad spande zich in om hun door middel van een comité – waarin kerkenraad en diaconie samenwerkten – onder meer eten en lectuur toe te sturen. De diaconie probeerde zoveel mogelijk behoeftige gemeenteleden van voedsel te voorzien.

De regeling voor de luchtaanvallen werd in 1944 door de burgerlijke gemeente uitgebreid. Ter bescherming tegen aanvallen vanuit de lucht behoorden in een kerkgebouw twee of drie brandblussers aanwezig te zijn, verder een standpijp, een pomp en brandslagen, vijf emmers, enkele zandzakken en een verbandkist. Ook moesten zes personen benoemd worden die de kerkgangers zouden kalmeren om paniek te voorkomen, zes om een begin van een eventuele brand te blussen en zes gemeenteleden die EHBO konden verlenen. De predikant bleef tijdens een luchtaanval zo lang mogelijk op de preekstoel om, vanuit den hoge een goed overzicht hebbend, aanwijzingen te geven om paniek te voorkomen.

In ieder geval twee gemeenteleden kwamen in de oorlog om het leven.

De Vrijmaking – ds. Van der Schaft vertrekt.

De brief van de vrijgemaakte kerkenraad aan de gemeenteleden van Zwijndrecht-Groote Lindt.

De generale synode had zich al enkele jaren beziggehouden met zaken rondom de visie op Doop en Verbond. De besluiten die daarover in de synode genomen werden konden niet van iedereen de goedkeuring wegdragen. Dr. K. Schilder en dr. S. Greijdanus (1871-1948) van ‘Kampen’ stelden zich er tegen te weer, waarvoor dr. Schilder uiteindelijk afgezet werd; Greijdanus volgde hem. Ook ds. Van der Schaft was het oneens met de synodebesluiten. Dat liet hij duidelijk merken. De kerkenraad schorste ds. Van der Schaft en ouderling J. Turkstra in februari 1945. Enkele dagen later beschreef ds. Van der Schaft in een gestencilde brief aan de gemeenteleden hoe de zaak zich volgens hem had toegedragen.

Inmiddels had zich op 22 februari 1945 in Zwijndrecht-Groote Lindt een ‘vrijgemaakte kerk’ gevormd, waarvan ds. Van der Schaft de eerste predikant werd. Hij stond daar als zodanig tot juni 1946. Deze kerk had in dat jaar ongeveer 240 leden. Hun kerkdiensten werden aanvankelijk gehouden in het Schaftlokaal van de N.V. Schokindustrie aan de Lindtse Bovendijk.

Ds. Van der Schaft keerde in 1960 terug naar de Gereformeerde Kerken en verzoende zich op 9 mei van dat jaar met de kerkenraad van Zwijndrecht-Groote Lindt.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info