De Gereformeerde Kerk te Alteveer-Kerkenveld (2)

Ds. J. Bosch (van 1920 tot 1922).

( < Naar deel 1 ) – Ds. F.W.H. Bramer (1879-1938) van Hoogeveen bevestigde de volgende predikant op 7 februari 1920 in het ambt. Het was ds. J. Bosch (1876-1957), die slechts ongeveer twee jaar aan de kerk van Alteveer verbonden was.

Ds. J. Bosch (1876-1957).

Kennelijk was de predikant moeilijk te verstaan (‘er was teveel weerklank in de kerk’), want de kerkenraad vroeg in 1920 een bouwkundige om advies. Deze adviseerde een klankbord boven de preekstoel aan te brengen. Dat zou ongetwijfeld helpen.

Ondertussen ging het kerkelijk leven zijn gang. De zangvereniging mocht weliswaar gebruik maken van de kerk voor het houden van een uitvoering, maar afgesproken werd dat zij eventuele schade moest vergoeden en bovendien moest zorgen voor politietoezicht (er zou vast en zeker grote drukte op straat zijn, dacht men). Maar de kerkenraad beraadslaagde ook over de aanstelling van een jeugdouderling met als opmerkelijke taak ‘het opsporen van ontrouwe catechisanten’, een onderwerp dat regelmatig besproken werd. Het huisbezoek moest trouwens ook verbeterd worden en regelmatiger plaatsvinden, reden waarom de kerkelijke gemeente in vier wijken werd ingedeeld, zodat de ouderlingen met de predikant het huisbezoek gerichter konden uitvoeren.

Het evangelisatiewerk gebeurde vooral door verspreiding van tachtig exemplaren van het blad De Kandelaar; ‘dit wierp niet veel vruchten af’. Afgesproken werd geregeld zendingsvergaderingen te houden waar een predikant iets over het werk zou vertellen. Dat zou de belangstelling van de gemeenteleden voor het evangelisatiewerk vast en zeker stimuleren.

Ondertussen had ds. Bosch voor verscheidene beroepen bedankt, maar dat van de kerk van Westbroek nam hij aan. Op 30 april 1922 nam hij afscheid van Alteveer.

Het boek van ds. J. Bosch.

Tussen haakjes: ds. Bosch was de schrijver van een interessant boek met als titel: ‘Van dominees en gemeenten. Schetsen uit het kerkelijk leven.’ Het boek werd in 1920 door uitgeverij Kok in Kampen gepubliceerd.

Vacant (van 1922 tot 1925).

Met het ter hand nemen van het beroepingswerk werd trouwens geen haast gemaakt in verband met de financiële toestand van de kerk; een predikant kostte per jaar in die tijd minimaal fl. 2.500). Dat de financiële situatie niet florissant was bleek ook uit het feit dat met het laten rondgaan van kollektantjes voor het zendingswerk gewacht werd, omdat eerst het traktement bij elkaar gebracht moest worden! In 1925 werden ‘jeugdige knapen en meisjes uit de gemeente’ daarvoor gevraagd en konden ze de straat op).

De gereformeerde school en de gereformeerde kerk te Alteveer (foto: ”t Blinkend spoor gaat de eeuwen door’).

Toen in juni 1923 toch met het beroepen van een predikant begonnen werd kwamen in totaal achtereenvolgens negen bedankjes binnen, voordat de opvolger van ds. Bosch beroepen werd en de roeping aannam. Omdat het elke zondag laten voorgaan van predikanten van elders geld kostte besloot men vooralsnog eens per maand een ‘leesdienst’ te houden. Een van de kerkenraadsleden zou dan een preek van een gereformeerde predikant voorlezen.

In die tijd besloot de kerkenraad de dubbele woning waarin de koster woonde – de woning was eigendom van de kerk – te vervangen door vier nieuwe woningen (twee ‘dubbele woningen’), die voor fl. 100 per jaar verhuurd konden worden. Aannemer F. Stoter voerde de klus voor fl. 2.400 uit. In 1925 werd trouwens de consistorie vergroot en werd een toilet bij de kerk gebouwd. Meester Heys bood telkens van zaterdagavond tot maandagochtend predikanten van elders onderdak, als ze ’s zondags in de kerk van Alteveer voorgingen.

Ds. C. Stam (van 1925 tot 1929).

Dr. C. Stam (1900-1961).

De opvolger van ds. Bosch was kandidaat C. Stam (1900-1961) uit IJsselstein. Hij deed op 20 december 1925 intrede. De predikant kon meteen flink aan de slag: hij had maar liefst 106 catechisanten, verdeeld over verscheidene leeftijdsgroepen. Ook werd tijdens zijn predikantschap een aantal stoelen (voorin de kerk) uit de kerkzaal verwijderd om daarvoor in de plaats banken te plaatsen, die meer kerkgangers konden herbergen.

Ondertussen kreeg de predikant verscheidene beroepen van elders, waarvoor hij aanvankelijk bedankte. Overigens was zijn gezondheid in die tijd ook niet om over naar huis te schrijven, omdat hij enkele maanden ziek was (hij moest het rustig aan doen); de kerkenraad hield in die tijd geen vergaderingen. Op 26 mei 1929 nam ds. Stam afscheid wegens vertrek naar de kerk van Pernis.

In het kader van het evangelisatiewerk (de zgn. ‘inwendige zending’) werden in 1925 zendingsbusjes besteld. Kinderen uit de gemeente gingen ermee bij de gemeenteleden langs om een bijdrage op te halen. De eerste ‘lichting’ van het zendingsbusje op 5 april 1926 bracht ruim fl. 30 op.

Zendingskaart van Soemba, het bekende zendingsgebied van de Gereformeerde Kerken in de drie noordelijke provincies.

Ook voor het zendingswerk trachtte de kerkenraad belangstelling te wekken. Zo werd op 9 januari 1927 feestelijk herdacht dat het zendingswerk op Soemba vijfentwintig jaar bestond. Bij uitgeverij Kok in Kampen werden twintig exemplaren besteld van het  gedenkboek Tot dankbaarheid genoopt over het werk op dit Indische eiland, zodat belangstellende gemeenteleden er een konden kopen.

Het gedenkboek over 25 jaar zending op Soemba.

In 1925 of 1926 – dat is niet bekend – werd in de kerk van Alteveer de Mannenvereniging opgericht op initiatief van ds. Stam. De naam van de vereniging was Gideon. Er werd natuurlijk een voorzitter benoemd (de predikant) en als hij afwezig was berustte de leiding bij het hoofd van de gereformeerde school. De mannen maakte studie van de Bijbelse geschiedenis, de kerkgeschiedenis en de geloofsbelijdenis. Ook politieke onderwerpen kwamen aan de orde, maar dan wel in de lijn van de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (de ARP, als eerste Nederlandse politieke partij opgericht door de gereformeerde roerganger dr. A. Kuyper (1837-1920) – de partij ging in de jaren ’70 van de twintigste eeuw op in het CDA). Ieder lid werd geacht zo nu en dan een ‘inleiding’ over een vooraf opgegeven onderwerp te houden, waarna deze met de overige broeders besproken werd.

Ds. Stam nam op 26 mei 1929 afscheid van de kerk van Alteveer en daarom kon de kerkenraad het beroepingswerk weer ter hand nemen. Dat deden de broeders bij het schijnsel van elektrisch licht, want dat werd eind 1929 aangelegd in de pastorie en in de kerk, met in totaal 13 lichtpunten.

Ds. K. Boorsma (van 1930 tot 1946).

Ds. K. Boorsma (1898-1983).

Achtereenvolgens werden vier vergeefse beroepen uitgebracht op andere predikanten, tot kandidaat K. Boorsma (1898-1983) uit Dokkum op 28 september 1930 intrede deed in de kerk van Alteveer, als opvolger van ds. Stam. ’s Ochtends werd hij in het ambt bevestigd door ds. J.H. Kroeze (1897-1984) uit zijn geboorteplaats Dokkum.

“Men typeerde hem [ds. Boorsma] als een gewone, fijne man. Op de kansel iets minder dan zijn voorganger, maar het ‘gewone’ moet eigenlijk wel wat nader omschreven worden: hij was een man die zijn eigen kunnen onderschat heeft, of beter gezegd, hij liep er niet mee te koop. Zijn kennisoverdracht was erg goed en hij was punctueel, zowel op kerkelijk als privégebied. Iemand gaf als voorbeeld: elke maandag liet hij zijn fietsbanden op spanning brengen door de plaatselijke rijwielhersteller. Aan hem hebben we het te danken dat de kerkscheuring van 1944 hier in Alteveer beperkt is gebleven tot enkele gezinnen”.

Voor de oprichting van de medische faculteit van de VU stond bij veel gereformeerden een collectebusje op de schoorsteenmantel.

In 1932 begon men ook in Alteveer met de spaaractie ‘Vrouwen voor de VU’, waarbij geld ingezameld werd voor de oprichting van de medische faculteit aan de Vrije Universiteit, in 1880 opgericht door dr. A. Kuyper. Er kwamen VU-busjes, waarin door de talloze gezinnen waar het op de schoorsteenmantel stond, geregeld een gift werd gestort. Eens in de zoveel tijd werden de busjes door het organiserend comité geleegd.

Zending en evangelisatie.

Ds. P.J. Lambooy (1896-1983).

Was het zendingswerk betreft was het ds. P.J. Lambooy (1896-1983) die in 1932 in de kerk van Alteveer een toespraak hield over het zendingswerk, waarbij hij zelf als predikant voor de missionaire dienst op Soemba zeer nauw betrokken was. In 1936 werd een zgn. Soembaweek gehouden, om extra aandacht op deze arbeid te vestigen. In het kader van het Soembawerk werd in november dat jaar een filmvoorstelling gehouden over het gereformeerde zendingswerk op Java en op Soemba. Het werk op Soemba was overigens een taak van de samenwerkende Gereformeerde Kerken in de drie noordelijke provincies.

Het tekstboekje bij de Java-Soembafilm (met dank aan de heer A. Laninga uit Canada).

Ds. Boorsma stelde overigens in die tijd voor een ander evangelisatieblad te gaan verspreiden: de later zeer bekende Elisabethbode. Daarmee was de kerkenraad het eens. Tientallen jaren zou dit blad door de Evangelisatiecommissie gebruikt worden.

In 1939 kwam de heer Booy naar Alteveer. Hij was hoofd van de MULO-school op het Indische eiland Sumatra en hij vertelde iets over het zendingswerk onder de Batakkers, waarbij ongetwijfeld ook het werk van de bekende zendeling Ludwig Nommensen (1834-1918) aan de orde kwam. In hetzelfde jaar besloot de kerkenraad trouwens de ‘ene’ zendingscommissie op te splitsen in twee gedeelten: een zendingscommissie en een evangelisatiecommissie. De zelfstandige Evangelisatiecommissie werd in april 1941 officieel opgericht.

Gebouw ‘Pro Rege’ aan de Veenhofsweg 4 te Alteveer.

Aan de Veenhofsweg 4 staat nog steeds een gebouwtje met de naam Pro Rege. Vanuit de Gereformeerde Kerk te Nieuwe Pekela werd in de jaren 1920-1922 een gereformeerde school gesticht in Alteveer. Enkele jaren daarna liet ook de hervormde gemeente van Alteveer een school bouwen. Het gevolg was dat de gereformeerde school te niet ging. Om toch een steunpunt te houden werd in 1937 door de kerkenraad van Alteveer het gereformeerde evangelisatiegebouw Pro Rege gesticht. De stichtingskosten waren ƒ 2.478,72½. In Pro Rege werden zondagsschool- en kerkdiensten gehouden. Tot 1960 liep het heel goed. Daarna kwam de klad er in. Tenslotte is de evangelisatie gesloten en is het gebouw in 1970 verkocht. Later deed het gebouwtje dienst als schuur en garage.

Ds. Boorsma was trouwens van 1936 tot 1940 een van de Deputaten voor de Evangelisatie in de provincie Drenthe.

Verenigingen.

Over het jeugdwerk kan nog worden opgemerkt dat in 1934 de Meisjesvereniging ‘Van Knop tot Bloem’ werd opgericht, bestemd voor meisjes van 12 tot 16 jaar (later werd het de meisjesclub, en werd de club voor de oudere meisjes vanaf 16 jaar Meisjesvereniging genoemd). Aanvankelijk was er voor Van Knop tot Bloem geen ‘leidraad’, aan de hand waarvan de leidster onderwerpen in studie kon geven. Daarom werd in die tijd een stuk uit de bijbel gelezen en daarover gesproken. Later kwam het meisjesblad ‘Bloesem’, dat wél in een handleiding voor de leidsters voorzag.

Een meisjesvereniging met ds. Boorsma. Boven v.l.n.r.: Fenna Jonkman, Anna Bork, Aaltje Bakker, Annie Jonkman, Hennie Bakker, Hendrikje Hooyer. Tweede rij v.l.n.r.: Daatje Lammers, Anna Leysenaar, Gezina v.d. Berg, Aaltje Bork, Geertje Bork, Epeline v.d. Berg, Jentje Meinen, Mar Otten. Onder v.l.n.r.: Griet Arends, Mar Zomer, ds. Boorsma, Arendina Streutker, Arendina Zomer (foto: ”t Blinkend spoor gaat de eeuwen door’).

De vergaderingen van de hierboven al even terloops genoemde (oudere) meisjesvereniging Tryfena werden vaak geleid door de achtereenvolgende predikanten. Ze spanden zich altijd erg in voor het goede verloop van de bijeenkomsten. De vereniging telde in die tijd 37 leden.

In 1937 werd de Vrouwenvereniging ‘Dien elkander door de Liefde’ opgericht, die met dertien leden van start ging. De dames kwamen eens in de veertien dagen bij elkaar om een gedeelte van de Bijbel te bestuderen en te bespreken. Na de pauze werd voorgelezen uit een interessant boek, of – wat ook nogal eens gebeurde – uit het bekende tijdschrift Moeder, geredigeerd door de gereformeerde pedagoog (en  predikant) ds. J. Waterink (1890-1966). De bijeenkomsten werden in de consistorie van de kerk gehouden.

In 1938 werd boven de preekstoel een lampje aangebracht. Als dat ging branden (kort voordat de dienst zou beginnen) waren de zitplaatsen – die in die tijd nog steeds verhuurd werden – ‘vrij’. Iedereen mocht dan gaan zitten op niet bezette verhuurde plaatsen. Wel moesten de jongens van de JV erop bedacht zijn dat ze de hoofdingang van de kerk niet versperden door daar met z’n allen gezellig te staan praten.

De Jongelingsvereniging omstreeks 1936 (foto: ”t Blinkend spoor gaat de eeuwen door’).

De Tweede Wereldoorlog.

De jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw waren ook voor de kerk uiteraard een zwarte tijd. In de jaren ’30 werd de wereld getroffen door een grote economische crisis, veroorzaakt door de crash van de beurs van Wall Street, in New York, in oktober 1929. Ook de kerk kreeg daardoor te maken met financiële problemen. Een van de maatregelen om de uitgaven te beperken was de verlaging van het traktement van de predikant.

‘Het heeft er niet gehangen’.

Ook de Tweede Wereldoorlog hakte erin. In de oorlogstijd waren de predikant en meerdere gemeenteleden betrokken bij de organisatie van het onderbrengen van onderduikers en namen ze deel aan het verzet. ”De kerk en de pastorie waren een toevluchtsoord”. Ook werd de kerkenraadskamer gebruikt voor vergaderingen van de al eerder genoemde (door de bezetters verboden) gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en voor bijeenkomsten van de Verzetsgroep Rieks. Het door de bezetter verplichte aanbrengen van een bordje ‘Voor Joden verboden’ werd door de kerkenraad (uiteraard) niet opgehangen.

De oude pastorie (foto: ”t Blinkend spoor gaat de eeuwen door’).

In 1942 werd door de kerkenraad ingeschreven op de koop van een houten gebouwtje dat in Luttergreppel te koop stond. De kerkenraad wilde het gebruiken als vergaderruimte vooral voor de jeugd. Voor fl. 1.000 was de kerkenraad de gelukkige. Het gebouwtje werd door een ingestelde commissie uit Luttergreppel gehaald en naar Alteveer overgebracht. De meisjes van de meisjesvereniging werden gevraagd het jeugdgebouwtje schoon te houden. In het houten gebouwtje werden ook andere vergaderingen gehouden, zoals gemeentevergaderingen.

In Rotterdam hadden de bombardementen – de eerste dagen van de oorlog – nood en ontreddering gebracht; aan voedsel en kleding was groot gebrek. Niet in het minst de kinderen leden er onder. Vandaar dat het Comité Kinderuitzending vroeg of in Alteveer kinderen uit Rotterdam enige tijd zouden kunnen worden opgenomen om een beetje bij te tanken. Dat kon. Zo kwamen er uit Rotterdam dus meerdere kinderen die in verscheidene gezinnen liefderijk werden opgenomen en daar een ontspannen tijd konden doorbrengen.

Het toenmalige interieur van de gereformeerde kerk (foto: ”t Blinkend spoor gaat de eeuwen door’).

Geen enkel lid van de Gereformeerde Kerk te Alteveer was in de oorlog omgekomen. Dat werd in dankbaarheid en met het zingen van psalm 65 herdacht tijdens de eerste gemeentevergadering (op 18 februari 1946) die na de bevrijding gehouden werd.

De Vrijmaking.

Toen tijdens de oorlog het schrijven van de Synode binnenkwam waarin meegedeeld werd dat dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar in Kampen, was afgezet als hoogleraar en als predikant van de kerk te Rotterdam-Delfshaven, ontstond daarover in de gemeente beroering. Dr. Schilder was het oneens met een aantal besluiten van de generale synode over enkele leergeschillen die sinds de jaren ’30 de rust in de Gereformeerde Kerken verstoorden. Om althans in Alteveer tegenwicht te bieden tegen de stroom van geschriften die rond deze kwestie in het land gepubliceerd werden, bestelde de kerkernaad een aantal exemplaren van de brochure van prof. J. Ridderbos (1879-1960) van Kampen, getiteld: Alzoo sprak dr. K. Schilder. Uiteindelijk bleef, mede door de houding van de predikant, de schade in Alteveer beperkt tot een aantal gezinnen die zich bij de inmiddels ontstane vrijgemaakte kerk van Hoogeveen aangesloten.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) op de zogenoemde ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag, waar hij zich onttrok aan de Gereformeerde Kerken in Nederland door het voorlezen en ondertekenen van de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’).

En verder…

Na de oorlog durfden de (jonge) mannen weer geregeld in de kerk te komen omdat de dreiging van razzia’s voorbij was. Zo kon ook het verenigingswerk weer tot bloei komen.

Op 10 november 1946 nam ds. Boorsma afscheid van de kerk van Alteveer in verband met zijn vertrek naar de kerk van het Groningse Kielwindeweer. Zijn afscheidspreek hield hij naar aanleiding van Hebreeën 13 de verzen 20 en 21 (“De God nu des vredes, Die den groten Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus Christus, Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u hetgeen voor Hem welbehaaglijk is, door Jezus Christus, Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen“).

Een persverslag over het afscheid van ds. Boorsma.

De kerkenraad kon weer aan de slag om een nieuwe predikant te zoeken. Na ruim een jaar stond de opvolger van ds. Boorsma op de preekstoel te Alteveer. Ondertussen hadden predikanten van elders zo nu en dan de diensten geleid (met voor het overige ‘leesdiensten’) en werden de catechisaties door vervangende predikanten verzorgd.

Naar deel 3 >

© 2023. GereformeerdeKerken.info