De Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel (2)

Ds. W. Hoogland (van 1897 tot 1921).

( < Naar deel 1 ) – Op 25 juli 1897 deed de opvolger van ds. Van den Boom intrede in Capelle aan den IJssel. Het was kandidaat W. Hoogland (1864-1927), afgestudeerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Ds. W. Hoogland (1864-1927).

Hij stond vierentwintig jaar in Capelle. Geen wonder dat er verscheidene belangrijke gebeurtenissen te melden zijn die gedurende zijn predikantschap plaatsvonden. De gemeente kerkte nog steeds in de christelijke school, omdat na de Doleantie het hervormde kerkgebouw voor hen niet meer toegankelijk was. De pastorie waarin ds. Hoogland zou komen te wonen was trouwens ook nauwelijks bewoonbaar. Er moest veel gerepareerd worden.

Men besloot uiteindelijk niet alleen een nieuwe predikantswoning, maar ook een nieuwe kerk te bouwen, want de christelijke Prins Alexanderschool was niet de meest geschikte plaats voor het uitoefenen van het kerkelijk leven. Maar ‘deze plannen leden schipbreuk op een lege kas’. In 1900 werd de kerk van Capelle dan ook door de classis aangemerkt als ‘hulpbehoevende kerk’, waardoor zij financiële steun van de classis ontving.

De christelijke prins Alexanderschool, gebouwd en betaald door timmerman L. ’t Hoen. Hier hielden de gereformeerden nog steeds hun kerkdiensten (foto: ‘Uit het duister’).

Overigens wist de kerkenraad de juiste wegen te bewandelen als het ging om overheidsbemoeiingen met de kerk. Zo kreeg de kerkenraad in 1902 een schrijven van de burgemeester waarin de ontvangsten van kerk en diaconie moesten worden ingevuld. Uiteraard werd dat formulier terzijde gelegd. Die nieuwsgierigheid ging net iets te ver.

Ondertussen gingen de kerkdiensten in de school gewoon door, al werd in 1909 tussen neus en lippen door gevraagd of er misschien – ondanks de zichtbare bodem van de kerkelijke kas – toch een nieuwe kerk moest komen.

De kerk geïnstitueerd in Kralingseveer.

Ondertussen roerden de gemeenteleden in het naburige Kralingseveer zich. Omdat de daar woonachtige (onder Capelle aan den IJssel ressorterende) gemeenteleden een nogal grote afstand moesten afleggen om in de kerk van Capelle te komen besloot de kerkenraad op hun verzoek twee keer per maand een avonddienst te houden in de Kralingse school in Kralingseveer. Op die avonden werden dan geen kerkdiensten in de Prins Alexanderschool gehouden.

In Kralingen was men echter niet blij met de diensten in de Kralingse school, omdat het de Kralingseveerse gemeenteleden uit de diensten in Kralingen weghield. Dat besluit was trouwens ook genomen zonder de gemeenteleden in de Capelle te horen; daarvoor bood de kerkenraad dan ook excuses aan.

De in 1921 in gebruik genomen gereformeerde Laankerk te Kralingseveer.

Hoe dan ook, het aantal bezoekers van de diensten in de Kralingse school groeide in de loop van de jaren zozeer, dat met toestemming van de kerkenraad van Capelle aan den IJssel en van de classis De Gereformeerde Kerk te Kralingscheveer op 18 december 1918 geïnstitueerd werd. Het kostte de kerk van Capelle aan den IJssel overigens ongeveer 130 leden (op 29 april 1921 werd in Kralingseveer bovendien een eigen gereformeerde kerk (de Laankerk) in gebruik genomen).

En verder…

– Omdat (mogelijk door de slechtziendheid van de predikant) de orde tijdens de catechisaties te wensen overliet, besloot de kerkenraad in 1901 bij toerbeurt een ambtsdrager te sturen om indien nodig de orde te handhaven.

– Pijnlijk was het voor de predikant dat hij het op hem uitgebrachte beroep van de kerk van Tholen niet aannam, maar verkoos in Capelle te blijven; enkele kerkenraadsleden waren daar verontwaardigd over en weigerden verder bij hem in de kerk te komen. “Omdat bijna dezelfde broeders, die ook tijdens de ambtsperiode van ds. Van den Boom in diens prediking geen goedkeuring vonden, ook nu weer van zich laten horen” wees de kerkenraad hun protest verontwaardigd van de hand.

Maar… ook de kerkenraad zelf had kennelijk wel kritiek op de prediking van ds. Hoogland, want op elke kerkenraadsvergadering was punt 2 van de agenda: ‘censuuroefening op [beoordeling van] de prediking’. De classis veroordeelde die wijze van ‘censuur’; dat agendapunt diende eens in de drie maanden aan de orde te komen en niet elke vergadering. De kerkenraad trok zich daar echter niets van aan.

– Wat de redenen precies waren weten we niet zeker, maar in 1912 stelde de kerkenraad vast “dat de vruchten [in het kerkelijk leven] schaars zijn, deels te wijten aan de prediking, deels door de houding van de gemeente”. Het lijkt er dus op  dat, mogelijk door de handicap van ds. Hoogland, sommige gemeenteleden zich nog moeilijk met zijn voorgaan konden verenigen. Ook aan het avondmaal van de inmiddels ongeveer driehonderd leden tellende gemeente waren vaak veel gemeenteleden afwezig.

Een nieuwe kerk (1914).

De eerste echte kerk van de Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel.

De kerk telde in 1913 dus ongeveer driehonderd leden. Volgens de kerkenraad was dat aantal voldoende om nu over te gaan tot de oprichting van een kerkgebouw, maar vooralsnog zonder pastorie (tot verdriet van ds. Hoogland). De vraag was welke locatie van de nieuwe kerk voor de gemeenteleden het meest geschikt was. Besloten werd een stuk grond te kopen aan de Bermweg. Architect Olieman maakte een kerk met een afmeting van 16 bij 11 meter, waarin 250 zitplaatsen konden worden ondergebracht. Het bouwfonds bevatte inmiddels fl. 5.000, zodat voor dat zelfde bedrag ook een hypotheek genomen moest worden.

Op 1 september 1913 legde gemeentelid G. den Bakker de eerste steen. Zeven maanden later, op 5 maart 1914, werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Niet lang daarna bood een van de gemeenteleden aan op eigen kosten in de kerk en in de pastorie elektrisch licht aan te leggen. Dat was voor ds. Hoogland aanleiding de predikantswoning op eigen kosten te laten aansluiten op de waterleiding.

Ds. Hoogland ziek.

In 1918 werd ds. Hoogland getroffen door een ernstige ziekte, waardoor zijn gezichtsvermogen, dat al steeds heel zwak was geweest, nog verder verminderde. Toen de kerkenraad begin februari 1921 suggereerde dat door die handicap zijn werk te zwaar voor hem werd, zag hij zich genoodzaakt emeritaat te vragen en op 1 oktober 1921 nam hij afscheid van zijn gemeente. “Aan velen te Capelle was hij met hechte banden verbonden. Dit nu bracht hem er toe, in Capelle te blijven wonen. Meerdere malen ging hij daar en in de omgeving voor in kerkdiensten, voor het laatst op 16 oktober 1927 te Zevenhuizen (Z.H.). Uiteindelijk werd hij opgenomen in het ziekenhuis ‘Eudokia’ te Rotterdam, waar hij op 3 november 1927 overleed. Hij werd in Capelle aan den IJssel begraven.

Ds. W.H. Bouwman (van 1925 tot 1928).

Ds. W.H. Bouwman (1878-1965).

Het duurde enkele jaren voordat ds. W.H. Bouwman (1878-1965) uit Lopik het op hem uitgebrachte beroep aannam en op 5 juli 1925 intrede deed in de kerk van Capelle aan den IJssel. Er waren namelijk vijf ‘bedankjes’ van andere beroepen predikanten voor nodig voordat de vacature van ds. Hoogland was vervuld.

Ondertussen was men ook al bezig met plannen om te proberen het ‘aftandse orgel’ te vervangen. Het harmonium – dat tot dusver de kerkzang begeleid had – gaf steeds meer problemen. De fa. Dekker te Goes leverde het nieuwe orgel en het kon op 26 april 1926 in gebruik genomen worden. Het instrument had fl. 2.580 gekost, minus de fl. 25 die het harmonium opbracht.

Evangelisatie.

De kerkenraad besloot op initiatief van de predikant in 1925 (weer) te beginnen met het zondagsschoolwerk voor kinderen van de gemeente die niet naar de christelijke school gingen. Het was niet vreemd dat de zondagsschool ook kinderen uit buitenkerkelijke gezinnen aantrok, en het duurde niet lang tot de meerderheid van de toen inmiddels tot veertig leden gegroeide club uit buitenkerkelijke gezinnen kwam. Maar die verhoudingen wisselden nogal eens. Want in 1940 (ds. D.K. Wielenga (1905-1983) was hier toen inmiddels predikant geworden) waren er nog slechts twee kinderen van buitenkerkelijke herkomst. Omdat door het verzetten van de aanvangstijd van de kerkdiensten (door de oorlogsomstandigheden) de zondagsschool in de verdrukking kwam, moest deze worden opgeheven.

De kwestie-Geelkerken (1926).

De Amsterdamse predikant dr. J.G. Geelkerken (1879-1960).

In 1926 werd de Amsterdamse gereformeerde predikant dr. J.G. Geelkerken (1879-1960) door de generale synode afgezet omdat hij in een preek in het midden gelaten had of de bomen en de ‘sprekende slang’ in het paradijs eigenlijk wel zintuiglijk waarneembaar geweest waren. De generale synode vond echter dat de letterlijke uitleg van het Bijbelverhaal in Genesis in de kerken diende te worden geleerd. Samen met geestverwante gemeenteleden en andere gereformeerde predikanten stichtte dr. Geelkerken in 1926 de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband), waarvan niet alleen in Amsterdam, maar ook in andere plaatsen in ons land gemeenten gevormd werden. Het kerkgenootschap kreeg overigens nooit meer dan ongeveer 7.000 leden.

Een van de geschriften van dr. J.G. Geelkerken.

Wat de kerkenraad van Capelle aan den IJssel ervan vond is bekend: hij stuurde een brief aan de synode waarin ‘blijdschap wordt uitgesproken over de handhaving van het gezag der Heilige Schrift’. Weliswaar waren daarover in de gemeente van Capelle aan den IJssel enige meningsverschillen ontstaan, maar die ebden geleidelijk weg.

In 1928 nam ds. Bouwman het op hem uitgebrachte beroep aan van de kerk te Herwijnen; daarom nam hij op  25 november dat jaar afscheid van Capelle aan den IJssel.

Ds. J. van den Berg (van 1930 tot 1932).

Ds. J. van den Berg (1869-1943).

Toen ds. J. van den Berg (1869-1943) uit Rhoon op 22 juni 1930 intrede deed in Capelle aan den IJssel was duidelijk dat hij niet lang aan de kerk verbonden zou blijven, want zijn emeritaat was niet ver weg.

Tijdens zijn predikantschap nam de kerkenraad een besluit over de kerkelijke bevestiging van huwelijken van a.s. echtparen van wie één van beiden geen lid was van de Gereformeerde Kerk. Deze diende in het vervolg vóór de kerkelijke huwelijksbevestiging te verklaren dat hij of zij geen strobreed in de weg zou leggen aan de ‘ambtelijke bearbeiding’ van zijn of haar partner en aan de christelijke opvoeding van het kind. Was hij of zij niet bereid deze belofte af te leggen, dan zou het huwelijk althans niet in de Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel bevestigd worden.

Per 1 januari 1933 ging de predikant met emeritaat.

Ds. M. de Goede (van 1933 tot 1937).

0p 1 oktober 1933 deed op de opvolger van ds. Van den Berg intrede in Capelle aan den IJssel. Het was kandidaat M. de Goede (1910-1950). Met zijn instemming verminderde de kerkenraad zijn traktement met tien procent, in verband met de grote economische crisis in de jaren ’30, die in oktober 1929 ontstond door de Beurscrash op Wall Street in New York. Omdat veel vacante kerken door de economische malaise het geld niet hadden om een predikant te beroepen, bleef er voor nogal wat afgestudeerde kandidaten weinig anders over dan in een of andere gemeente hulpprediker te worden, bijvoorbeeld als bijstand in het pastoraat of voor het evangelisatiewerk. Daarvoor konden de kerken financiële steun krijgen van het gereformeerde Comité Grosheide-Schouten, genoemd naar de stichters ervan).

Ds. M. de Goede (1910-1950).

– Veel aandacht werd besteed aan de vraag of in de kerkdienst van het door de generale synode goedgekeurde bundeltje Eenige Gezangen gebruik gemaakt mocht worden. Sommigen vonden dat slechts de 150 psalmen in de kerkdiensten thuishoorden; die kwamen immers rechtstreeks uit de bijbel?!

– Het evangelisatiewerk floreerde nog steeds. De predikant zal ongetwijfeld meegewerkt hebben aan het voorbereiden van de aankoop van een boerderij aan de Nijverheidsstraat en de verbouwing daarvan, ten behoeve van de evangelisatiearbeid. In 1937 werd Rehoboth – zoals de naam werd – in gebruik genomen. Het gebouw deed tot 1967 dienst.

Ds. De Goede nam op 9 mei 1937 afscheid en vertrok naar de kerk van Breukelen.

Ds. D.K. Wielenga J.D.zn. (van 1938 tot 1944).

Ds. D.K. Wielenga J.D.zn.  (1905-1983).

Op 13 februari 1938 deed de opvolger van ds. De Goede intrede in de Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel. Het was ds. D.K. Wielenga J.D.zn. (1905-1983) uit Bellingwolde en Nieuweschans. De predikant beviel goed. De kerkenraad merkte in maart 1940 op: “De kerkenraad heeft veel waardeering voor de prediking en ook bij de gemeente is de waardeering overwegend. Wel wordt de predikant eenige kalmte bij de prediking aanbevolen”.

Toen de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 een aanvang nam moesten de avonddiensten verplaatst worden naar de middag in verband met de verduisteringsvoorschriften van de bezetters. Ook gold een avondklok, maar de predikant zou soms de straat op moeten als zijn ambtelijke werkzaamheden hem daartoe noopten. Daarvoor kreeg hij van het gemeentebestuur toestemming.

De Vrijmaking.

Prof. dr. K. Schilder op de ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag (11 augustus 1944),

Intussen waren in de jaren ’30 in De Gereformeerde Kerken in Nederland meningsverschillen ontstaan over bepaalde leerstukken, waarvan vooral die van de visie op doop en Verbond vaak op de voorgrond stond. De synode nam daarover in de oorlog besluiten, waarmee de Kamper hoogleraar dr. K. Schilder (1890-1952) zich niet kon verenigen. De synode van Utrecht 1943-1944 schorste hem daarom als emeritus-predikant van Rotterdam-Delfshaven. De kerkenraad van Capelle aan den IJssel kon zich met dit synodebesluit niet verenigen; hij achtte ‘de gronden voor de schorsing ondeugdelijk’ en riep de synode op 26 april 1944 op “de schorsing van den emeritus-dienaar des Woords dr. K. Schilder op te heffen en hem ook in zijn ambt als hoogleeraar aan de Theologische Hoogeschool te Kampen te herstellen”. De tekst van het schrijven aan de synode werd ook aan de overige Gereformeerde Kerken toegezonden:

De brief van de (bijna vrijgemaakte) kerkenraad van Capelle aan den IJssel aan de overige Gereformeerde Kerken.

Op 16 december 1944 werd ds. Wielenga geschorst. Datzelfde gold voor de ouderlingen W. Schouten, D.F. van den Dool, C. Klapwijk, C. Dorland en G. Brouwer en voor de diakenen A.A. Boers, H. Schippers en J. de Waardt; ook zij konden zich niet verenigen met de synodebesluiten. Op die dag maakten de kerkenraadsleden zich daarvan vrij, wat dan ook als de Vrijmakingsdatum in Capelle aan den IJssel beschouwd wordt. Ds. Wielenga bleef nog tot februari 1945 aan de vrijgemaakte kerk van Capelle aan den IJssel verbonden.

Maar… wat bleef er van De Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel over en waar werden de kerkdiensten in het vervolg gehouden…?

Naar deel 3 (slot)

© 2023. GereformeerdeKerken.info.