De Gereformeerde Kerk te Sint Jansklooster (1)

Op 9 januari 1888 werd in het Overijsselse Sint Jansklooster de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd vanuit de Doleantie van 1886, na de Afscheiding van 1834 de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk.

Kaart: Google.

De namen van de kerk veranderden nogal eens…

In 1892 sloot deze kerk zich aan bij de Gereformeerde Kerken in Nederland en heette sindsdien tot 1934 De Gereformeerde Kerk te Ambt-Vollenhove B, en daarna – tot 1950 – De Gereformeerde Kerk te Vollenhove (Ambt)-Sint Jansklooster. Vervolgens veranderde de naam tot 1969 in De Gereformeerde Kerk te Vollenhove-Sint Jansklooster. Nog later heette de kerk gewoon Johanneskerk Sint Jansklooster (maar dan zijn we al dichtbij de huidige tijd gekomen…).

Het voorspel van de Doleantie.

Al in de tijd van de Afscheiding van 1834 bestond in Ambt Vollenhove – het buitengebied rond Stad Vollenhove – ontevredenheid over de in de hervormde gemeente verkondigde vrijzinnige leer. De predikanten die in de Stad de kansel in de hervormde kerk bemanden “verkondigden de volle Waarheid Gods niet”, zodat steeds meer gemeenteleden zich van de kerk afkeerden en als ‘conventikel’ bijeenkwam in huisgodsdienstoefeningen, waar een oefenaar een stichtelijk woord sprak, waar men samen de bijbel las, op lange gedragen noten psalmen zong, bad en elkaar bevroeg over het geloofsleven. Ook zocht men contact met de ‘Afgescheidenen’ in de omgeving.

Rond 1853 kwamen eens in de veertien dagen evangelisten naar Vollenhove, verbonden aan de landelijke hervormde evangelisatievereniging De Vrienden der Waarheid, die zich ten doel stelde “overal waar de onversneden Waarheid Gods niet meer gehoord wordt”, evangelisten te plaatsen of afdelingen op te richten om het rechtzinnige Woord alsnog te brengen. Toen van 1877 tot zijn overlijden in 1881 de rechtzinnige ds. H.S.J. van Rijsoort op de hervormde preekstoel stond, kwamen de evangelisten niet meer naar Vollenhove (ze vonden dat niet meer nodig), maar dat was zeer tegen de zin van de rechtzinnige hervormden, die de rechtzinnige prediking van ‘De Vrienden‘ misten.

Overal in het land hielden ‘De Vrienden’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’.

Dat was de reden dat men in Vollenhove op advies van br. Hogervorst in 1885 overging tot het oprichten van een eigen plaatselijke afdeling van De Vrienden der Waarheid. Men kwam bijeen in de timmerwerkplaats van H. Weijs. Vele hervormde gemeenteleden bezochten de samenkomsten in de timmerschuur; soms waren het er zelfs enkele honderden. Ook kwam er in 1873 een hervormde Jongelingsvereniging, die weliswaar dus uitging van de hervormde gemeente, maar uitging van de gereformeerde Waarheid.

De Jongelingsvereniging (1873).

In 1889 sloot de JV zich aan bij de ‘Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag’.

Deze Jongelingsvereniging (JV) was zeer belangrijk voor het tot stand komen van de latere Gereformeerde Kerk. De initiatiefnemers van de oprichting van de JV waren Gerrit Bruintjes, H. Lok, Jurrie Weijs, B. van Bruggen, Jan Weijs, J.K. Winters en Adriaan de Witt. Niet lang na de oprichting had deze JV een eigen verenigingsruimte tot haar beschikking en toen de modder- en zandwegen in het dorp verhard werden kregen ze de kans een flinke bouwkeet te kopen. Dat deden ze en daar werden vervolgens niet alleen hun eigen vergaderingen gehouden (waar diepgaand gestudeerd werd over onder meer de bijbel, de gereformeerde belijdenisgeschriften en de kerkgeschiedenis), maar waar later ook de eerste gereformeerde kerkdiensten gehouden werden; de JV stelde de ruimte daarvoor gratis ter beschikking van de jonge Gereformeerde Kerk, die in 1888 ontstond. Want in 1888 ging de JV namelijk met de Doleantie mee: de tweede uittocht uit de hervormde kerk. In 1889 sloot de JV zich aan bij de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag.

De Kleine of Mariakerk, destijds een van de hervormde kerkgebouwen te Vollenhove.

De Doleantie (1888).

In 1887 verzochten enkele hervormde gemeenteleden de kerkenraad “de reformatie van de kerk” ter hand te nemen. Het waren E. van der Schoot, L. Wichers, G. Bruintjes, H.J. Lok en H. Brouwer. Met het ’ter hand nemen van de reformatie’ bedoelden de broeders te vragen om terug te keren tot Dordtse Kerkorde, de gereformeerde kerkregering; en verder het “wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de Drie Formulieren van Eenigheid” (de gereformeerde belijdenisgeschriten) als akkoord van kerkelijke gemeenschap. Ze voegden er in hun brief aan toe dat – als de kerkenraad geen gehoor gaf aan hun verzoek – men  de ‘reformatie der kerk’ zelf ter hand zou nemen, op grond van ‘het ambt der gelovigen’.

Een oude uitgave van de Dordtse Kerkorde.

De kerkenraad antwoordde dat hij het schrijven van de broeders beschouwde als “een oproepen tot oproerig verzet tegen de verordeningen der kerk, welk ieder lidmaat behoort in acht te nemen. Het is het begin van het vormen, zoo mogelijk, van een kerk in en tegen de wettig bestaande kerk”. Op grond daarvan werden de broeders ontzet uit het lidmaatschap van de Nederlandse Hervormde Kerk. De hele hervormde kerkenraad was het met dat besluit eens, en ieder ondertekende dit persoonlijk.

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd (1888).

Het duurde toch nog een behoorlijke tijd alvorens men kon overgaan tot de instituering van de Dolerende Kerk. Er was namelijk onenigheid over de vraag waar het kerkgebouw moest komen: in de stad of in het ambt (waar de meeste kerkgangers woonden). De classis moest er zelfs aan te pas komen en uiteindelijk werd besloten tot het aanhouden van twee plaatsen van samenkomst: een in de Stad (Vollenhove) en een in het Ambt (te Sint Jansklooster).

Ds. K. Fernhout (1858-1953) van Zwartsluis institueerde de Dolerende Kerk te Ambt-Vollenhove B.

Nu ging men zo spoedig mogelijk, op 6 januari 1888, over tot de verkiezing van ambtsdragers, die plaatsvond onder leiding van de Dolerende predikant ds. K. Fernhout (1858-1953) van Zwartsluis. Op 9 januari 1888 kwam hij voor de tweede keer naar Vollenhove om de verkozen ambtsdragers in hun ambt te bevestigen, waarmee de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Vollenhove geïnstitueerd was. De eerste kerkenraad bestond uit acht leden: vier woonden in de Stad en vier woonden in het Ambt. Het waren: H. Lok, Jurjan Weijs, J.B. Walhof, B. van Bruggen, J. Leeuw, G. Bruintjes, H. Klaver en K. Drok.

De eerste uitgave van het Algemeen Reglement van 1816.

Aan de regering werd meteen een kennisgeving verzonden, dat “wij krachtens het ambt der geloovigen en met behulp der genabuurde kerken gekomen zijn tot de instelling van een nieuw kerkbestuur. (…) Hierbij bekennen wij niet langer te staan onder de synodale organisatie” van de hervormde kerk.

Zo werkte de ‘synodale hiërarchie’ volgens ‘De Heraut’: de Algemene Synode stond aan de knoppen en alles ging zoals zij het wilde..

Men had zich losgemaakt van het hervormde kerkbestuur, waar de Algemeene Synode aan de touwtjes trok (de ‘synodale hiërarchie‘ genoemd), zeer ten koste van de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken; bovendien had men afscheid genomen van het in 1816 door de overheid aan de hervormde kerk opgelegde ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk’, en was men teruggekeerd tot de vóór die tijd geldende gereformeerde Dordtse Kerkorde.

‘Stad’ en ‘Ambt’ gescheiden (1889).

De gemeenteleden in Vollenhove-Stad en Vollenhove-Ambt overlegden met elkaar of ze samen verder zouden gaan of dat men uiteen zou gaan in twee zelfstandige Gereformeerde Kerken. Tot dat laatste werd op 27 september 1889 besloten. In Vollenhove bestond sindsdien de Gereformeerde Kerk Vollenhove (Stad) en in Sint Jansklooster de Gereformeerde Kerk Ambt-Vollenhove.

De “Christelijke Gereformeerde Gemeente te Ambt-Vollenhove”.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896) reikten elkaar tijdens een gezamenlijke synodevergadering in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam de broederhand.

Maar in het Ambt bestond nóg een gereformeerde kerk! Al sinds 13 april 1836 bestond in Vollenhove ook een Christelijke Afgescheidene Gemeente, voortgekomen uit de Afscheiding van 1834. In 1869 veranderde de kerknaam door een landelijke kerkenfusie in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’.

Vanaf het begin trachtten beide plaatselijke gemeenten – De Nederduitsche Gereformeerde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Gemeente – een manier te vinden om vruchtbaar samen te gaan. Landelijk gebeurde dat op 17 juni 1892. In de Keizersgrachtkerk te Amsterdam reikten elkaar tijdens een gezamenlijke synodevergadering de leidslieden van beide kerken de broederhand: dr. A. Kuyper (1837-1920) namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken en de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) namens de Christelijke Gereformeerde Kerk. Na enkele jaren van onderhandelingen waren de synodes overeengekomen samen verder te gaan als De Gereformeerde Kerken in Nederland. Deze kerken telden op dat moment samen ruim 370.600 leden. Sindsdien heette de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Vollenhove de Gereformeerde Kerk te Ambt-Vollenhove A.

‘Samengegaan’ in Vollenhove (1892).

Weliswaar waren beide kerken landelijk – na de nodige hobbels – dan wel verenigd, maar dat wilde niet zeggen dat die vereniging ook plaatselijk gemakkelijk verliep. Vaak waren er nog meningsverschillen tussen beide gemeenten voordat men de handtekening onder het verenigingsdocument kon zetten. Daarom had de generale synode besloten dat in plaatsen waar de kerkvereniging niet zo makkelijk verliep beide kerken desondanks allebei De Gereformeerde Kerk zouden heten, maar dat de oudste van de twee (meestal de kerk uit de Afscheiding) een A achter de kerknaam zou plaatsen, en de jongste (meestal die uit de Doleantie) een B. Zo ging het ook in Vollenhove.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

In de Gereformeerde Kerk Ambt-Vollenhove B (zoals de kerk te Sint Jansklooster tot 1934 heette) werd – geheel overeenkomstig het advies van het in januari 1887 in Amsterdam gehouden Gereformeerd Kerkelijk Congres – door de kerkenraad de ‘Vereeniging De Kerkelijke Kas’ opgericht. Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) konden namelijk op grond van toen geldende wettelijke regels geen rechtspersoonlijkheid krijgen, maar een vereniging wél. De Kerkelijke Kas hield zich bezig met het namens de kerkenraad behartigen van de zaken die later de Commissie van Beheer zou gaan verrichten. Zo kon de kerk toch handelingen verrichten waarvoor rechtspersoonlijkheid vereist was.

Ds. J. Miedema (1838-1904) van Zwartsluis B.

Op 12 oktober 1892 hadden de beide kerkenraden A en B weer over eenwording vergaderd onder leiding van deputaten vanuit de classis, namelijk ds. J. Bavinck (1826-1909) van Kampen, ds. J. Miedema (1838-1904) van Zwartsluis  en ds. P. Segboer (1854-1913) van Zwartsluis (Zwartsluis had in die tijd namelijk enige tijd twee gereformeerde predikanten: ds. Miedema was verbonden aan Kerk A en ds. Segboer aan Kerk B).

Ds. J. Bavinck (1826-1909) van Kampen.

Tijdens de vergadering met de classis werd voorgesteld dat de beide kerkenraden A en B te Ambt Vollenhove zouden besluiten op grond van ‘door de Generale Synode gelegde grondslagen’ ook tot vereniging over te gaan. ‘Met algemeene goedkeuring’ werd dit besluit door de kerkenraden aangenomen. Op 13 oktober 1892 volgde de plaatselijke samensmelting. Maar… was het een schijneenheid die bereikt was?

Ds. P. Segboer (1854-1913)  van Zwartsluis A.

Waar komt de kerk?

Want de vereniging tussen beide kerken was weliswaar een feit, maar moeilijkheden doken op toen het er om ging waar men zou gaan kerken. De gemeenteleden van B wilden hun plaats van samenkomst in Sint Jansklooster verbouwen en vergroten en in het vervolg daar de kerkdiensten houden. Maar de gemeenteleden uit kerk A waren het er niet mee eens. Zij wilden hun eigen onderkomen (in Cadoelen) handhaven voor de erediensten. En zij stemden tegen de verbouw van de plaats van samenkomst van Kerk B in Sint Jansklooster. De meningsverschillen konden niet opgelost worden.

Dat was dan ook de reden dat de classis op 24 december 1892 adviseerde vooralsnog dan maar gewoon als A en B verder te gaan, ‘in het vertrouwen dat onze God eerlang de ineensmelting ook ten Uwent doe gelukken, in spijt van alle list en geweld des Satans’. Dus geen eenheid, maar twee zelfstandige kerken met een eigen kerkenraad en een eigen plaats van samenkomst… ‘A en B’ zou tot 1935 duren (het waren de laatste kerken in ons land die de toevoeging aan de kerknaam vaarwel zeiden). Tot die tijd noemde de Christelijke Gereformeerde Gemeente zich ‘De Gereformeerde Kerk te Vollenhove (Ambt) Cadoelen’ (in 1944 als ‘vrijgemaakte kerk’ voortgezet), en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk heette tot die tijd ‘De Gereformeerde Kerk te Vollenhove (Ambt)-Sint Jansklooster’.

Ds. K.K. Troost (van 1893 tot 1896).

Ds. K.K. Troost (1868-1954).

Regelmatig gingen in de kerkdiensten van Ambt-Vollenhove B oefenaars en predikanten van elders voor. Oefenaar Harm Lok preekte er eenmaal per maand en verzorgde de catechisaties (daarbij gaf hij les uit het bekende boekje van ds. A. Hellenbroek (1658-1731), genaamd ‘Voorbeeld der Goddelyke Waarheden voor eenvoudigen’).

Een oude uitgave van het catechisatieboekje van Hellenbroek.

Maar op 30 januari 1891 was al besloten over te gaan tot het beroepen van een eigen predikant. Het traktement werd vastgesteld op fl. 1.000 plus vrij wonen. De voortgang van het beroepingswerk viel echter tegen. Al in juni en augustus werden de eerste predikanten beroepen (door de gemeenteleden gekozen uit een zes- of twaalftal), maar zij ‘bedankten’ beide. Uiteindelijk werd op 19 juni 1893 kandidaat K.K. Troost (1868-1954) uit Hoogeveen beroepen. Op 22 oktober 1893 deed hij intrede in de kerk in Sint Jansklooster. Hij en zijn zussen woonden samen in de pastorie. Hoewel de predikant voorstander was van de zgn. ‘vroegdoop’ (hoe eerder een kind gedoopt werd hoe beter), waren er in zijn gemeente maar weinig ouders die er ook zo over dachten.

Jongedochtersvereeniging (1893).

Op 20 december 1893 werd op initiatief en in de woning van ds. Troost de Jongedochtersvereeeniging opgericht. Meteen al werden 27 meisjes als lid ingeschreven. Aanvankelijk kwam de vereniging eens in de veertien dagen bij elkaar, maar vanaf januari 1894 vergaderden de meisjes elke week. Ze lazen samen een bijbelgedeelte (ze zullen er ook wel samen over gepraat hebben), maar na de pauze pakte de presidente het voorleesboek en gingen de meisjes bezig met ‘naaijen’. Ten behoeve van de diaconie maakten ze namelijk kleding die zo nu en dan werd uitgedeeld aan gemeenteleden die door de diaconie ondersteund werden.

Vanaf 15 november bezocht ds. Troost elke vergadering. De reden daarvan is onbekend (waren de meisjes  te druk?). In januari 1896 bestond de vereniging twee jaar en werd een orgeltje in gebruik genomen.

Ds. Troost, zijn twee zusters en een dienstmeisje (foto: ‘Een blik op 110 jaar Geref. Kerk Sint Jansklooster’).

Kerkbouw?

In februari 1894 werd weer eens een bijeenkomst gehouden met de kerkenraad van Ambt Vollenhove A om te spreken over de kerkbouw. Kerk A wilde echter de eigen kerk vergroten en nodigde Kerk Ambt Vollenhove B uit bij hen te komen kerken. Een plan om beide kerken te verkopen en een nieuw bedehuis te bouwen schrok Kerk A echter af. De onderhandelingen sleepten zich voort en na een jaar achtte Kerk B de tijd gekomen de eigen kerk te vergroten. Daartoe werd besloten, maar dat gebeurde pas ten tijde van de volgende predikant. Het geld groeide immers niet aan de boom.

Waar ds. Troost ook mee te maken had was het feit dat niet alle gemeenteleden gewoon waren twee maal per zondag naar de kerk te komen. Ze waren in hun ‘hervormde periode’ altijd gewend geweest slechts één keer naar de kerk te gaan, en die gewoonte leerden ze moeilijk af.

In 1895 werd Sint Jansklooster getroffen door een grote brand. Drieëntwintig gezinnen uit Sint Jansklooster raakten dakloos. Ds. Troost deed in die tijd zijn naam eer aan en bovendien collecteerde hij voor de getroffenen bij bevriende kerken en bij predikanten die hij kende. Ds. Troost nam op 26 oktober 1896 afscheid en vertrok naar de kerk van Naaldwijk.

Ds. Z. Hoek (van 1897 tot 1904).

Ds. Z. Hoek (1863-1945).

De volgende predikant deed op 8 augustus 1897 intrede. Het was ds. Z. Hoek (1863-1945) uit Zuidland. Nog voordat men de al eerder onder ds. Troost gemaakte bouwplannen voor een nieuwe kerk in praktijk bracht werd opnieuw geprobeerd de eenwording van de twee Kerken A en B te realiseren. De kwestie waarop de onderhandelingen mislukten betrof weer de locatie van de nieuwe kerk. Toen dat eenmaal niet doorging werd in Sint Jansklooster de verbouw van de eigen kerk aan de Kloosterweg aangepakt. Want er gingen stemmen op die meenden dat de huidige kerk te klein was. Daarom werd besloten de bestaande kerk te vergroten.

‘De Bazuin’, 27 augustus 1897.

De kerk in Sint Jansklooster verbouwd.

Als je vanaf de straat de vergrote kerk inging kwam je in het portaal met links de trap naar de galerij, en in de korte zijden van het portaal de toegangsdeuren naar de kerkzaal. Ging je de kerkzaal binnen, dan zag je tegen de achtermuur de preekstoel. Vanaf de preekstoel had de predikant zicht op drie blokken met zitplaatsen: links achttien banken met elk vier zitplaatsen, in het midden zesennegentig stoelen (de vrouwenzitplaatsen) met daarachter vijf banken met elk acht zitplaatsen. En langs de rechtermuur bevonden zich ook achttien banken met elk vier zitplaatsen. Zowel links als rechts naast de kansel waren de banken van de ambtsdragers. Op de galerij stonden vijf of zes lange banken. In totaal telde de kerk 404 plaatsen. Geen wonder dat ’s zomers de deuren open gehouden werden voor toevoer van frisse lucht…

De nieuwe kerk aan de Kloosterweg.

De kerk had ook de beschikking over een orgel. Behalve de organist was er ook een ‘pomper’, die door het laten op en neer bewegen van treden aan de blaasbalg zwaar trapwerk verrichtte om te zorgen dat de lucht gelijkmatig in het orgel kwam.

Ds. Hoek nam op 15 mei 1904 afscheid van Sint Jansklooster en vertrok naar de kerk van Nieuw-Dordrecht in Drenthe.

Naar deel 2 >