De Gereformeerde Kerk te Delden (1)

De Gereformeerde Kerk in het Overijsselse Delden werd op 14 december 1905 geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Hengelo.

Kaart: Google.

De (van oorsprong Dolerende) Gereformeerde Kerk te Hengelo is ook pas vrij laat tot openbaring gekomen, al had in de jaren ’60 van de negentiende eeuw gedurende korte tijd in Hengelo al een Christelijke Afgescheidene Gemeente bestaan, afkomstig uit de Afscheiding van 1834. Na een kwijnend bestaan moest ze echter al gauw worden opgeheven.

De voorgeschiedenis.

Hoe dan ook, op 14 juni 1892 werd de gemeente in Hengelo onder leiding van ds. H.J. Allaart (1864-1923) van Deventer ‘opnieuw’ geïnstitueerd door de bevestiging van ambtsdragers. Wel was toen de naam niet nogmaals Christelijke Afgescheidene Gemeente, maar (nog heel kort) Nederduitsche Gereformeerde Kerk, omdat ze ontstond vanuit de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de Hervormde Kerk.

Drie dagen later, op 17 juni 1892, vond in Amsterdam een landelijke kerkenfusie plaats, namelijk van de Christelijke Gereformeerde Kerk (ontstaan vanuit de Afscheiding van 1834) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (waartoe ook de pas geïnstitueerde kerk van Hengelo behoorde). De naam van de verenigde kerk werd De Gereformeerde Kerken in Nederland. In Hengelo werd de naam van de kerk op 17 juni 1892 dus De Gereformeerde Kerk te Hengelo.

Ds. H.J. Allaart (1864-1923). Foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam.

De eerste kerkdiensten in Hengelo werden In het Beursgebouw gehouden, maar in 1892 werd het eerste gereformeerde kerkgebouw in gebruik genomen aan de Wolter ten Catestraat. Het gebouw kostte zo ongeveer fl. 7.500, waarbij de financiële bijdrage van kerkelijk steunpilaar Jan van Alphen onmisbaar was.

Men wilde ook een eigen predikant beroepen. Dat werd ds. P. Zijlmans (1863-1921) van Rozenburg, die op 3 november 1895 intrede deed en maar liefst ruim vijfentwintig jaar – tot zijn overlijden op 25 februari 1921 – aan de kerk van Hengelo verbonden was.

Ds. P. Zijlmans (1863-1921).

Het begin te Delden.

Ds. Zijlmans reisde ook regelmatig naar het naburige Delden, waar vanaf 14 december 1905 in een ruimte in de woning van de familie Goorhuis aan de toenmalige Schoolstraat de door-de-weekse ‘bijbellezingen’ gehouden werden. In Delden werd bovendien ook catechisatie gegeven, en wel door de heer Simpelaar, die in Vriezenveen woonde. Het ‘lokaal’ van de familie Goorhuis was ingericht als kerkzaal met heuse kerkbanken en bovendien werd daar op kosten van de kerkenraad verlichting aangelegd en ook werd het ‘lokaal’ voor rekening van de kerk gewit.

Foto van Delden gemaakt vanaf de watertoren. Bij de pijl rechts het huis van de fam. Goorhuis, waar de eerste godsdienstoefeningen in ‘het lokaal’ gehouden werden.

Toch vonden de gereformeerde Deldenaren na verloop van tijd dat de afstand tussen de kerk aan de Wolter ten Catestraat in Hengelo en ‘het lokaal’ in Delden te groot was om op zondag tweemaal (lopend) af te leggen. Vandaar dat het plan opkwam om in het dorp een zelfstandige Gereformeerde Kerk te stichten. Vooralsnog benoemde de kerkenraad op 20 juni 1903 echter alleen een lerend ouderling (ook oefenaar genoemd), in de persoon van J. de Braal (1843-1925). Hij was jaren lang werkzaam geweest als colporteur en evangelist in de provincie Drenthe. Vanaf maart 1904 mocht De Braal van de Hengelose kerkenraad in Delden ook een ‘stichtelijk woord’ spreken, catechisatie geven en zieken bezoeken, en verder ‘alles wat strekken kan tot verwakkering van het geestelijk leven in Delden’.

Colporteur-bijbellezer J. de Braal (1843-1925).

Maar uiteindelijk ging de Hengelose kerkenraad toch akkoord met de instituering van de Gereformeerde Kerk in het dorp en verleende daartoe ‘financiële en morele steun’. De steun van De Braal moest men na bijna anderhalf jaar echter weer missen, want op 18 augustus 1904 vertrok hij uit Delden. Ouderlingen uit Hengelo verzorgden sindsdien ‘leesdiensten’ in Delden, d.w.z. dat ze in de bijeenkomsten in ‘het lokaal’ preken van gereformeerde predikanten voorlazen.

De classis Deventer bemoeide zich er ook mee; zij gaf een gift van fl. 25, en besloot ruim drie maanden later de gereformeerden in het naburige Borne – ressorterend onder de kerk van Hengelo – te vragen zich bij de toekomstige kerk van Delden te voegen. Dan waren er voldoende leden en ook de financiële inkomsten waren daardoor hoger en toereikend om een kerk te stichten en te onderhouden. De gereformeerden in Borne voelden daar echter niet voor. Ze bleven liever behoren bij de kerk van Hengelo (pas op 11 mei 1930 ontstond in Borne een zelfstandige Gereformeerde Kerk).

De plattegrond van de kerk die in 1911 in gebruik genomen werd (ill.: ‘Kerkpapier en andere snippers’).

Een eigen kerk (1911).

De heer Goorhuis deelde de Hengelose kerkenraad in juni 1910 echter mee dat hij ‘het lokaal’ in zijn woning graag weer zelf in gebruik wilde nemen, tenzij zijn woning op rekening van de kerk met een lokaal kon worden uitgebreid. Dat was de reden dat de kerkenraad voortmaakte met de al in 1909 ontstane plannen voor nieuwbouw. Architect J.B. Radstake uit Enschede maakte de bouwtekeningen van de kerk, die moest verrijzen aan de Zwanensteeg 4 (tegenwoordig Noorderhagen 54). Kort na juni 1911 werden de tekeningen voorgelegd aan de gemeentevergadering, waar de manslidmaten er hun goedkeuring aan hechtten. Wel was er een broeder die huiverig was voor de in de plannen opgenomen glas-in-loodramen, want je wist maar nooit wat de hangjongeren er mee gingen doen. Maar ook hij bekeerde zich en zo werden de plannen ‘met daverend applaus’ goedgekeurd. Ook de Jongelingsvereniging (JV) ‘Ora et Labora’ deed een duit in het zakje: de jongens stelden een intekenlijst op en gingen op hun ringvergaderingen – waar meerdere JV’s samenkwamen – een collecte houden.

Bouwtekening van het vooraanzicht van de nieuwe kerk (ill.: ‘Kerkpapier en andere snippers’).

Op 12 juli 1911 vond de aanbesteding van de kerk aan de Zwanensteeg plaats. Aannemer Nijland mocht de klus realiseren voor een bedrag van fl. 2.673. De schilder en de glazenzetter berekenden daar bovenop nog fl. 170 en fl. 160. Terwijl de omtrekken van de kerk steeds duidelijker zichtbaar werden bleken de gemeenteleden er danig mee in hun schik te zijn.

Ds. J. van Henten (1856-1913) van Dedemsvaart had de leiding bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk..

Op 14 december 1911 kon de nieuwe kerk in gebruik genomen worden. Dat gebeurde onder leiding van ds. J. van Henten (1856-1913) te Dedemsvaart. “Ik herinner me nog zo, dat hij achterwaarts met de hand tegen de muur sloeg, en dat hij zei: ‘Deze muur van Jericho moet vallen’. Daar bedoelde hij mee dat de kerk spoedig te klein moest zijn”. Later zou de muur inderdaad ‘vallen’ .

De gereformeerde te Delden (1911-1988). Foto: Reliwiki, Andre van Dijk.

Het orgel.

Al vanaf het eerste begin, toen de diensten in ‘het lokaal’ van de familie Goorhuis gehouden werden, was er een orgel. Maar toen in 1911 de nieuwe kerk in gebruik genomen werd was het orgel voor reparatie naar Amersfoort gebracht; het zal geen groot, maar een makkelijk te verplaatsen orgel geweest zijn. Ook in latere jaren moest het instrument regelmatig gerepareerd worden. In 1930 moest daarvoor fl. 50,10 betaald worden, en in 1939 had men voor de zekerheid een orgelfonds ingesteld.

Omdat de herhaaldelijke reparaties veel geld dreigden te gaan kosten kreeg de orgelcommissie opdracht de aankoop van een nieuw orgel te realiseren. Tegelijk werd ook besloten zo nu en dan een collecte voor een nieuw orgel te houden en in 1943 vroeg de orgelcommissie aan de kerkenraad of het ook een goed idee was om de gemeenteleden ter gelegenheid van hun verjaardag een extra gift voor het nieuwe orgel te vragen; daarmee ging de kerkenraad akkoord. In 1951 kwam er inderdaad een nieuw instrument in de kerk, maar daarover later meer.

De eerste predikant, ds. J. Krüger (van 1922 tot 1923).

Het duurde tot 1922 voor de eerste predikant kwam. Tot die tijd werden door gereformeerde predikanten uit de omgeving of door ouderlingen preken gelezen. Dat was, zo begreep men, geen ideale situatie, maar een predikant beroepen was aanvankelijk eigenlijk niet mogelijk, ook niet in combinatie met de kerk van Haaksbergen, waarvoor fl. 400 nodig was; Delden kon slechts fl. 250 opbrengen. Een beetje bevreemdend luidt deze ontboezeming in de notulen: ’Ook worden [in de vacaturetijd] betaalde adviezen bij predikanten ingewonnen’. Was het de classisconsulent niet die de kerkenraad gratis met raad en advies diende bij te staan?

Ds. J. Krüger (1881-1962).

Hoe dan ook, de eerste predikant kwam er dus pas in 1922. Het was ds. J. Krüger (1881-1962) uit Maarssen. Op 2 juli 1922 deed hij intrede. Prof. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) van de Vrije Universiteit bevestigde hem in het ambt. Speciaal voor de nieuwe predikant met zijn grote gezin werd een flink uit te kluiten gewassen pastorie aangekocht aan de Langestraat.

Tijdens zijn predikantschap werd in 1922 een zondagsschool opgericht, die in ieder geval twee jaar heeft bestaan. Wat haar lotgevallen daarna waren is (behalve haar opheffing) niet bekend, al werd in 1938 opnieuw aandacht gevraagd voor de oprichting van een zondagsschool.

Ds. Krüger was ongeveer drie-en-een-half aan de kerk van Delden verbonden (er is verder weinig nieuws over te vertellen) en nam op 31 december 1925 afscheid, omdat hij het beroep van de kerk van Elburg had aangenomen. “Mijn Deldense periode is bijzonder geweest, alleen al vanwege de korte duur”, zo schreef hij later terecht.

De gereformeerde pastorie tegenover de Oude Blasiuskerk.

Een vacante periode (1923 tot 1934).

Omdat de opvolger van ds. Kruger pas ruim tien jaar later naar Delden kwam, ontstond een langdurige vacante periode. Dat wilde echter niet zeggen dat de kerkenraad aan zichzelf overgeleverd was, want ds. V.K. Kuyvenhoven (1881-1965) van Hengelo was in die jaren consulent. Predikanten van elders gingen meestal in de diensten voor. Gezinnen die bereid waren de predikanten onderdak te verlenen ontvingen een bedrag van fl. 12.50. Soms werden aan de predikant ook vervoerskosten vergoed als hij met een rijtuig naar Delden moest komen.

Ds. V.K. Kuyvenhoven (1881-1965).

Ondertussen woonde in het naburige Borne – dat zoals al opgemerkt kerkelijk onder Hengelo ressorteerde – ook een behoorlijk aantal gereformeerden, van wie sommigen in Delden naar de kerk gingen, maar die graag in hun eigen dorp een zelfstandige Gereformeerde Kerk wilden stichten. De Hengelose kerkenraad en de classis gingen er uiteindelijk mee akkoord, zodat op 11 mei 1930 De Gereformeerde Kerk te Borne kon worden geïnstitueerd. Hoeveel collecte-inkomsten en bijdragen de kerk van Delden door de instituering van Borne misliep is niet bekend.

In datzelfde jaar vroeg een oudere, zieke vrouw, de hulp van de kerkenraad. “Zij had grieven tegen een van de kerkenraadsleden. Deze zou haar hebben gezegd dat haar ziekte ‘loon was voor haar werken’, en daarnaast heeft hij haar nota bene op weg naar de kerk ook nog eens bespot”.

Ds. K.G. Idema (van 1934 tot 1946).

In 1934 werd een predikant beroepen door de kerkenraden van Delden en Borne samen. Het was kandidaat K.G. Idema (1905-1974), die op 16 december in Delden intrede deed.

De predikant nam het kerkelijk leven stevig ter hand. Zo werd in 1934 tijdens een gemeentevergadering het onderwerp behandeld ‘Waarom lid eener Gereformeerde Kerk?’ Het antwoord was duidelijk: ‘Omdat deze kerk de meest zuivere openbaring van het lichaam van Christus is’. Ook kwam op zijn initiatief in 1937 de Vrouwenvereniging ‘Zusterhulp’ tot stand, hoewel pas in 1950 de officiële oprichting plaatsvond. Desondanks verleende de Vrouwenvereniging hulp aan degenen in de gemeente die dat nodig hadden. In 1938 werd de oprichting van een zondagsschool besproken, maar het duurde tot 1941 dat deze ook daadwerkelijk tot stand kwam.

Ds. K.G. Idema (1905-1974).

De Tweede Wereldoorlog.

Ook in Delden was de invloed van de Tweede Wereldoorlog uiteraard merkbaar. Regelmatig werd genotuleerd dat in de oorlogsperiode “vanwege de bijzondere omstandigheden de gewone zaken op een andere wijze worden afgehandeld” [sommige activiteiten moesten voor de Duitsers verborgen blijven]. “De collectes voor de diaconie zijn abnormaal hoog”. Vermoedelijk zijn met de diaconale inkomsten ook onderduikers geholpen. In ieder geval vond de kerkenraad het ongepast in die tijd ook nog een collecte ‘voor de kerk’ te laten houden. De mensen moesten niet overvraagd worden.

Vanuit het door de generale synode benoemde Deputaatschap voor de Correspondentie met de Hoge Overheid kwamen regelmatig onder geheimhouding ingezonden mededelingen binnen. Zo werd de kerkenraden afgeraden mee te doen aan de door de NSB opgezette Winterhulp Nederland en ook werd afgeraden deel te nemen aan de door de bezetters opgerichte Nederlandse Arbeidsdienst, ook Arbeitseinsatz genoemd.

In november 1941 drong ds. Idema er bij de kerkenraad op aan te trachten iets te ondernemen tegen de Jodenvervolging. De kerkenraad vroeg de classis de classiskerken daarvoor bijeen te laten komen voor overleg.

In 1942 werd ds. Idema vanwege zijn verzetswerk door de bezetters gevangen genomen, wat grote indruk maakte in de kerkelijke gemeente. De ouderlingen namen het werk in de daarop volgende veertien maanden in Delden en Borne over. Eind april 1943 was ds. Idema weer ongedeerd uit gevangenschap teruggekeerd en hervatte hij zijn predikantschap en zijn werk als secretaris van het schoolbestuur.

De School met den Bijbel in Delden werd in 1922 gebouwd.

Op verzoek van de Luchtbeschermingsdienst van de burgerlijke gemeente deelde de kerkenraad aan de gemeenteleden mee dat bij luchtalarm iedereen in de kerk diende te blijven. Als aanvullende maatregel kwamen zakken zand en een emmer water in het kerkgebouw te staan. Een van de gemeenteleden stelde zich beschikbaar om voor zand te zorgen en weer een ander zorgde voor de zakken.

Begin november 1944 eindigde de kerkenraad voortijdig. Een gemeentelid kwam de kerkenraadskamer binnen met de waarschuwing dat op korte termijn een razzia te verwachten was. Enkele mannen vertrokken dus schielijk, terwijl er om duidelijke redenen al weinig kerkenraadsleden aanwezig waren.

De Vrijmaking.

In de jaren ’30 van de twintigste eeuw ontstonden in de Gereformeerde Kerken meningsverschillen over allerlei zaken betreffende de leer, waarbij vooral de visies op doop en verbond veel aandacht kregen. De Synode van 1905 had daarover een besluit genomen waarbij de twee visies beide in de kerk toegelaten werden. Volgens sommigen maakten de synodes in de jaren ’40 echter aan dat besluit een eind door slechts één van beide visies op doop en verbond in de kerk toe te laten, namelijk die betreffende de veronderstelde wedergeboorte‘ van dr. A. Kuyper (1837-1920). Velen waren het daarmee oneens en scheidden zich onder leiding van dr. K. Schilder (1890-1952) van Kampen af en vormden samen de Gereformeerde Kerken in Nederland (met ‘om postale redenen’ als tijdelijke toevoeging; ‘onderhoudende Art. 31 DKO’).

Historisch Delden in vogelvlucht (begin twintigste eeuw, nog voordat de gereformeerde kerk er was). Onder de groene pijl de latere gereformeerde pastorie, tegenover de Blasiuskerk; onder de witte pijl het huis van de familie Goorhuis waar de eerste godsdienstoefeningen gehouden werden; onder de rode pijl de plaats waar de gereformeerde kerk in 1911 gebouwd zou worden.

“Helaas komen er nu [ook in Delden] enkele jaren van moeite en strijd in eigen kring. Enkelen, die toch ook bij ons hoorden, gingen heen, ondanks alle pogingen van de classis en de synode om de eenheid te bewaren”.

Op 10 maart 1946 nam ds. Idema afscheid van Delden en Borne en vertrok naar de kerk van het Friese Lollum.

Naar deel 2 >

© 2023. GereformeerdeKerken.info