De Gereformeerde Kerk te Hasselt (2)

3. Christelijke Gereformeerde Gemeente (van 1869 tot 1892).

( < Naar deel 1 – To Part 1 ) –  Ook de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Hasselt sloot zich in 1869 bij de verenigde Christelijke Gereformeerde Kerk aan. Na het vertrek van oefenaar Van ’t Loo, die van 1868 tot 1870 ’een stichtelijk woord’ sprak, nam de kerkenraad het beroepingswerk ter hand.

Ds. J.W. de Lang (1827-1885).

Ds. J.W. de Lang (van 1872 tot 1876).

Op 9 juni 1872 deed ds. J.W. de Lang (1827-1885) van Broek op Langedijk intrede in Hasselt. De predikant en zijn vrouw waren in Wapenveld en Broek op Langedijk zwaar getroffen door het vroege sterven door ziekte of ongelukken van acht van hun kinderen.

‘De Bazuin’, 21 juni 1872.

Ze waren nauwelijks in Hasselt of gemeentelid Doijer had bezwaar tegen de fl. 50 verhoging van het traktement die door de classis voorgesteld was. Met nog een ander gemeentelid werd de provinciale synode er zelfs bij betrokken. Ondanks de waarschuwing van voorzitter ds. W.H. Gispen (1833-1909) van Zwolle zich in te houden, omdat de bloei van de gemeente door hem zou kunnen worden verstoord, ging hij gewoon door. Toch groeide de gemeente geleidelijk door.

De predikant liet de doopsbediening in het vervolg anders verlopen. Was het bij zijn komst de gewoonte dat de ouders eerst in de kerkdienst verschenen voor de dankzegging voor de geboorte van hun kind, terwijl dat kind pas de week daarop ten doop gehouden werd, de predikant liet beide in het vervolg samenvallen.

‘De Bazuin’, 28 juli 1876.

Ook waarschuwde de predikant tegen ‘gemengde huwelijken om het ware geloof te bewaren’. Ds. De Lang nam op 23 juli 1876 afscheid en vertrok naar de gemeente van Dinteloord.

Ds. D. Thijs (van 1876 tot 1888).

Ds. D. Thijs (1828-1888).

Zijn opvolger kwam al in oktober van hetzelfde jaar. Het was ds. D. Thijs (1828-1888) uit Hollandscheveld, die op 15 oktober intrede deed. Tijdens zijn predikantschap kwam de gemeente tot grote bloei. ‘Velen voegden zich bij de gemeente van Christus, vooral uit het hervormd genootschap’.

‘De Bazuin’, 27 oktober 1876.

De nieuwe koster, G.J. Schutte, kreeg bij zijn aantreden in 1885 een duidelijke instructie: hij moest doen “al wat tot het werk van Kerkbediende behoort, en het schoonmaken of schoonhouden in ’t bijzonder van onderen tot aan het plavon toe, geheel voor eigen rekening, tevens des winters stoven zetten in de ouderlingen- en diakenbank en van de dominee”. Als beloning kreeg hij behalve fl. 6 ook ‘vrij wonen’, gratis gebruik van tweeduizend turven in de winter en vrij gebruik van petroleum.

Kennelijk was het nog de gewoonte dat ‘slechts enkele gemeenteleden’ een kerkelijke bijdrage betaalden. Daar bracht de predikant verandering in. In het vervolg werd – na een proeftijd – van ieder lid verwacht dat hij eens per week of per maand een bijdrage betaalde. De financiën van de kerk verbeterden sindsdien zienderogen.

Een nieuw kerkgebouw (1887).

Links het kerkgebouw in de Nieuwstraat dat de Dolerende Kerk overnam van de vroegere Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis (foto: ‘Ende Godts daden niet vergeten’).

Er kwam ook een nieuw kerkgebouw. Ds. R. Gruntke (1835-1917) leidde van 1870 tot 1877 de ‘Vrije Gereformeerde Gemeente Hasselt’. Ze hielden hun diensten in het kerkgebouw in de Nieuwstraat, dat sinds 1852 (tot de opheffing van die gemeente in 1869) eigendom was geweest van de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis.

Maar de kerk in de Nieuwstraat werd in maart 1887 publiek geveild en verkocht voor fl. 2.300 aan Albert Schrijver, ‘landeigenaar wonend te Hasselt’, die ná de koop meedeelde het gebouw gekocht te hebben voor de Christelijke Gereformeerde Gemeente. Zo werd deze gemeente eigenaar van het betreffende kerkgebouw aan de Nieuwstraat. De oude kerk aan de Brouwersgracht kon worden verkocht. Daarvoor kreeg men fl. 890. Het gebouw diende jarenlang als turfopslagplaats.

Ds. Thijs overleed na een korte ziekte op 31 januari 1888.

Ds. G.J. Breukelaar (van 1888 tot 1902).

Ds. G.J. Breukelaar (1857-1936).

Op 11 november 1888 deed de opvolger van ds. Thijs intrede in de gemeente van Hasselt. Het was kandidaat G.J. Breukelaar (1857-1936). Veertien jaar lang zou hij aan de gemeente verbonden blijven. Over hem later meer.

‘De Bazuin’, 16 november 1888.

De Doleantie (1886 en daarna)

Tijdens zijn predikantschap vond in Hasselt een opmerkelijke gebeurtenis plaats. In 1886 was in ons land (in Kootwijk) de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk begonnen, die we de Doleantie zijn gaan noemen. De voortdurende en toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk en de centralistische kerkregering (al gauw ‘de synodale hiërarchie’ genoemd), waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke hervormde gemeenten ernstig belemmerd werd, waren er de oorzaak van dat na Kootwijk ook elders in het land, en in december 1886 ook in ’s Lands hoofdstad, de kerkscheuring een feit werd.

4. De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) (van 1889 tot 1892).

Kennelijk hadden enige Hasseltse hervormden zich in de zomer van 1887 al van de hervormde gemeente afgescheiden, want ze dienden bij de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente het verzoek in om gebruik te mogen maken van haar kerkgebouw voor eigen diensten. De kerkenraad gaf geen toestemming voor de zondag, maar wel voor een avond in de week, mits de opbrengst van de gehouden collectes voor de Christelijke Gereformeerde Gemeente was.

De hervormde broeders hadden in een schrijven aan hun eigen kerkenraad gevraagd ‘de reformatie der [hervormde] kerk ter hand te nemen’ door afschaffing van het Algemeen Reglement van 1816, dat door de overheid aan de hervormde kerk was opgelegd, en terug te keren naar de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde van 1618/19.

Ds. K. Fernhout (1858-1953).

De kerkenraad had meegedeeld dat niet te zullen doen. Als reactie daarop hadden de hervormde broeders een brief rondgestuurd aan alle hervormde manslidmaten met het verzoek een vergadering bij te wonen in de Hoogstraat, die op 21 februari 1889 gehouden zou worden. Daar zou worden doorgepraat over de vraag hoe de gemeente ‘te verlossen van de overheersching der kerkelijke besturen’. En bovendien zouden nieuwe kerkenraadsleden gekozen worden. Vijftien broeders kwamen opdagen. Ds. K. Fernhout (1858-1953) van Zwartsluis was door de Dolerende classis aangewezen om de vergadering te leiden. Als ouderlingen werden gekozen G.J. Winkelaar en A. Admiraal en als diakenen H. Galenkamp en J. Visscher.

Deze broeders namen hun benoeming aan en er werden tegen hen geen bezwaren ingediend. Vandaar dat ds. Fernhout op 8 maart 1889 opnieuw naar Hasselt reisde om de broeders in het ambt te bevestigen. Dat gebeurde. Die datum was dus de institueringsdatum van ‘De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Hasselt’. De preek van ds. Fernhout was naar aanleiding van Handelingen 20 vers 28 en 29: 28 “Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen.”

Dit boekje van ds. A.P.A. de Cloux (1808-1890) werd in de Dolerende Kerk van Hasselt voor de catechisaties gebruikt.

Meteen na deze kerkdienst kwam de kerkenraad bijeen voor zijn eerste vergadering. Op advies van ds. Fernhout besloot de kerkenraad ‘het juk der synodale hiërarchie af te werpen en opnieuw kracht en geldigheid te verlenen aan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde’. Het besluit werd meegedeeld aan de koning en aan de plaatselijke burgemeester.

Verder werd besloten dat de catechisaties gegeven zouden worden op zondagmiddag en dat het vraagboekje van de hervormde predikant (!) ds. A.P.A. de Cloux (1808-1890) gebruikt zou worden en voor de belijdeniscatechisanten de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis (tussen haakjes: in 1859 had de kerkenraad van de Hasseltse Christelijke Gereformeerde Gemeente dit boekje  juist verboden, omdat ds. De Cloux ‘schuld had aan de vervolging van de eerste predikant van de Afscheiding’, ds. H. de Cock (1801-1842)).

5. De Gereformeerde Kerk te Hasselt (1892).

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Hasselt heeft door haar korte levensduur geen eigen predikanten gehad, al bracht ze verscheidene beroepen op predikanten uit. Uiteindelijk stemde oefenaar A. Punt (1851-1929) er mee in om met ingang van 17 juli 1891 als vaste oefenaar in Hasselts Dolerende Kerk aan het werk te gaan. Zijn salaris zou fl. 600 per jaar zijn met vrije woning met tuin (heel belangrijk voor de bewoner vanwege de opbrengst aan vruchten!). Maar de classis was er alsnog tegen om oefenaar Punt aan te stellen, onder meer omdat inmiddels de landelijke Vereniging tussen beide kerken al een eind op weg was.

De Dolerende kerk bestond ook maar kort: want intussen waren landelljke gesprekken over eenwording opgestart door de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. De Dolerenden hadden onder meer problemen met het Reglement van 1869, volgens hetwelk de Christelijke Gereformeerde Kerk geregeerd werd. Daarover werd veel gesproken. Het Reglement verdween uiteindelijk.

Tegen de inhoud van het Reglement van de Christelijke Gereformeerde Kerk hadden de Dolerenden bezwaren.

Het eerste overleg tussen beide plaatselijke kerken vond op 9 oktober 1891 plaats in het lokaal (sindsdien ‘kerkgebouw’ genoemd) in de Hoogstraat. Omdat er nog steeds geen catechisatie gegeven werd (br. Punt was door het besluit van de classis immers buiten spel gezet) werd door de Dolerende kerkenraad aan de Christelijke Gereformeerde predikant ds. Fernhout van Zwartsluis gevraagd het catechisatie-onderwijs te verzorgen. Deze stemde daarmee in. Zelfs werd afgesproken dat ds. Fernhout met de Dolerende ouderlingen kennismakingsbezoeken aan de Afgescheiden kerkleden zou brengen. De samenwerking beviel van beide kanten goed.

Op 17 juni 1892 werd in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam een gezamenlijke synodevergadering van beide kerken gehouden. Daar werd de inmiddels bereikte eenheid geproclameerd. De naam van de verenigde kerken zou zijn: De Gereformeerde Kerken in Nederland. Ook werd daar besloten, dat in plaatsen waar men niet direct samen kon gaan, de beide kerken desondanks ‘Gereformeerde Kerk’ zouden heten. De oudste van de (meestal) twee zou een ‘A’ aan de kerknaam toevoegen, de jongste een ‘B’.

De instituering van De Gereformeerde Kerk te Hasselt (1892).

Zo kwam het dat vanaf 17 juni 1892 in Hasselt twee Gereformeerde Kerken bestonden: De Gereformeerde Kerk te Hasselt A (de vroegere Christelijke Gereformeerde Gemeente) en De Gereformeerde Kerk te Hasselt B (de vroegere Dolerende kerk). Kerk A had begin jaren ’90 in totaal 340 leden en Kerk B ongeveer 180.

Op 5 augustus 1892 kwamen de twee kerkenraden bijeen. Ds. Breukelaar was voorzitter. Hij sprak (‘kort en toepasselijk’) over ‘de broederlijke liefde en eensgezindheid, die zich in den laatsten tijd op kerkelijk gebied heeft geopenbaard ten opzichte der vereniging van beide kerkengroepen, om op den grondslag van de gemeenschappelijke belijdenis der Drie Formulieren van Eenigheid en der Dordtsche Kerkenorde wenschen samen te leven in één kerkverband’.

In de Hoogstraat stond ‘ergens’ de kerk van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). We hebben er geen foto van.

Op de vraag aan de aanwezigen of men akkoord wilde gaan met de ineensmelting van beide kerken gingen allen akkoord. Maar wel werd besloten eerst de manslidmaten van beide kerken te raadplegen. Dat gebeurde een week later. Ook zij stemden er mee in. Een ‘Concept Acte van Ineensmelting’ (met allerlei gemaakte afspraken) werd opgesteld en toegestuurd aan de deputaten van de generale synode. Deze moesten de ineensmeltingsvoorwaarden goedkeuren. Ook dat gebeurde, zij het met enkele wijzigingen. Nadat de gemeenteleden elk in hun eigen kerk (in de Nieuwstraat van Kerk A en in de Hoogstraat van Kerk B) de resultaten toegelicht hadden gekregen, besloot de gezamenlijke kerkenraad op 28 oktober 1892 officieel de beide plaatselijke gemeenten als ‘De Gereformeerde Kerk te Hasselt’ samen te voegen.

De opvolgers van ds. Breukelaar.

Nadat ds. Breukelaar op 13 juli 1902 afscheid genomen had wegens zijn vertrek naar de kerk van Surhuisterveen, trad zijn opvolger al enkele maanden later aan, in de persoon van ds. J.A. de Vries (1867-1926), die op 21 december 1902 intrede deed, en niet lang daarna, op 2 juli 1905, afscheid nam vanwege zijn vertrek naar de kerk van Zaandam. Ongeveer een half jaar later deed ds. J. Tholen (1871-1942) uit Zaamslag intrede. Hij was van 1905 tot 1914 aan de kerk van Hasselt verbonden. Tijdens zijn predikantschap kwam de nieuwe kerk in de Nieuwstraat gereed:

Een nieuwe kerk (1913).

Het kerkgebouw van de voormalige Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) aan de Hoogstraat was voor fl. 2.000 verkocht aan de Vereniging voor Christelijk Schoolonderwijs in Hasselt. En het kerkgebouw van de vroegere Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Nieuwstraat was door de samenvoeging van beide kerken te klein geworden (het totaal aantal leden was bij de ‘Vereniging’ in 1892 zoals al opgemerkt ongeveer 520). Er werden plannen gemaakt de Nieuwstraatkerk te verbouwen, maar om een of andere reden liet de realisering daarvan op zich wachten. Ook de pastorie aan de Ridderstraat voldeed niet meer aan de eisen des tijds, zodat het pand werd verkocht en aan de Nieuwstraat een woning werd aangekocht die in het vervolg als predikantswoning zou dienen.

De nieuwe gereformeerde kerk is aan het eind van de straat te zien.

In 1909 werd uiteindelijk besloten de kerk in de Nieuwstraat af te breken en op dezelfde locatie een nieuwe kerk te bouwen. Toch vergde een en ander durf, want er was werkloosheid, mensen trokken weg, de diaconie had veel werk aan de ondersteuning van behoeftige gemeenteleden. Sommige gemeenteleden konden niet naar de kerk komen omdat ze ‘geen kleding hadden, die geschikt was om in het huis des Heeren te verschijnen’.  In 1913 kon desondanks ‘de eerste steen’ gelegd worden. De bouw verliep daarna voorspoedig, zodat onder leiding van ds. J. Tholen de kerk op 4 februari 1913 in gebruik genomen kon worden. Deze predikant was van 1905 tot 1914 aan de kerk van Hasselt verbonden.

Ds. J. Tholen (1871-1942).

Ook het orgel was stevig onder handen genomen door orgelbouwer Proper. Er was nog geen windmachine aan het orgel verbonden, zodat er nog steeds orgeltrappers nodig waren. Er werden er trouwens zoveel benoemd, dat het een hele drukte werd daar op de orgelgalerij, omdat veel van hen het aangenaam vonden daar te gaan zitten. De kerkenraad moest daarom besluiten dat in het vervolg alleen de orgeltrapper-van-dienst op de orgelgalerij mocht zitten.

Iets over het kerkelijk leven.

Het vignet van de landelijke Gereformeerde Jongelingsbond.

Ds. J. Ozinga en ds. C.J. de Kruijter (van 1915 tot 1927).

Na het vertrek van ds. Tholen werd ds. J. Ozinga (1881-1950) uit Kamerik beroepen, die op 18 april 1915 intrede deed en ruim vijf jaar aan de kerk van Hasselt verbonden was. Op 4 juli 1920 nam hij afscheid wegens vertrek naar de kerk van Bennekom.

Ds. C.J. de Kruijter (1882-1944) uit Alblasserdam volgde hem op. Hij deed op 30 juli 1922 intrede en was ook ruim vijf jaar predikant in de kerk van Hasselt; op 16 oktober 1927 nam, hij afscheid omdat hij het beroep had aangenomen van de kerken in Wommels en Kubaard.

Ds. C.J. de Kruijter (1882-1944).

Rond 1900 was de Jongelingsvereniging Timotheüs opgericht. De jongens kwamen regelmatig bijeen om studie te maken van de bijbel, de bijbelse-, de vaderlandse- en de kerkgeschiedenis. Deze vereniging was nog vele jaren daarna actief. –⊕– In het begin van de jaren ’20 schreef gemeentelid H. Smit Wzn. dat hij zich met de prediking in de kerk niet altijd kon verenigen. De gemeenteleden werden tijdens de kerkdienst aangesproken als ‘broeders en zusters’. Dat kon volgens hem niet, want alleen de uitverkorenen konden volgens hem ‘broeders en zusters’ genoemd worden. Ook moesten gemeenteleden volgens hem veel vaker en duidelijker worden opgeroepen zich te bekeren. Eind augustus 1925 onttrok broeder Smit zich aan de gemeenschap der Gereformeerde Kerk en sloot hij zich aan bij de in Genemuiden gestichte ‘Gereformeerde Gemeente‘.

Het interieur van de gereformeerde kerk.

Naar deel 3 >

Bronnen onder meer:

J. Fidder, Na 15 jaar weer een kerk, in: Centraal Weekblad, 8e jrg. nr. 11, 19 maart 1960.

Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

L.J. Joosse, Ende Godts daden niet vergeten. Enkele momenten uit de eeuwenlange geschiedenis van het kerkelijk leven te Hasselt en N.O.-Overijssel. Enschede, 1977

A. Stam-Prins, e.a., 50 jaar Viskerkje, Hasselt, 2009

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 1, De Classis Zwolle. Groningen, 1984

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Gereformeerde Kerk in Hasselt (2).

3. Christian Reformed Congregation (from 1869 to 1892).

( < To Part 1 ) – The ‘Christian Seceded Congregation’ of Hasselt also joined the united ‘Christian Reformed Church’. After the departure of lay preacher Van ’t Loo, who spoke ‘an edifying word’ from 1868 to 1870, the church council took up the task of calling a minister.

Rev. J.W. de Lang (from 1872 to 1876).

On June 9, 1872, Rev. J.W. de Lang (1827-1885) from Broek op Langedijk was installed in Hasselt. The pastor and his wife had suffered greatly in Wapenveld and Broek op Langedijk from the early deaths of eight of their children due to illness or accidents. Shortly after their arrival in Hasselt, church member Doijer objected to the 50-guilder increase in salary proposed by the classis. Another member even involved the provincial synod. Despite warnings from chairman Rev. W.H. Gispen (1833-1909) of Zwolle to refrain from actions that could disrupt the church’s growth, he persisted. Nevertheless, the congregation gradually grew.

The pastor changed the practice of administering baptism. Previously, parents appeared in the church service for thanksgiving for the birth of their child, and the child was baptized the following week. Rev. de Lang combined both events.

He also warned against ‘mixed marriages to preserve the true faith.’ Rev. de Lang said farewell on July 23, 1876, and moved to the congregation of Dinteloord.

Rev. D. Thijs (1828-1888).

His successor arrived in October of the same year. It was Rev. D. Thijs (1828-1888) from Hollandscheveld, who was installed on October 15. Under his pastorate, the congregation flourished. “Many joined the congregation of Christ, especially from the ‘Hervormde’ Congregation.”

The new sexton, G.J. Schutte, received clear instructions upon his appointment in 1885: he had to do “all that pertains to the work of a church attendant, including cleaning from floor to ceiling, and in winter, putting stoves in the elders’ and deacons’ benches and the pastor’s bench.” As a reward, he received 6 guilders and ‘free housing,’ free use of two thousand turves in winter, and free use of petroleum.

Apparently, it was still customary that ‘only a few church members’ paid a church contribution. The pastor changed that. From then on, after a trial period, each member was expected to contribute once a week or month. The church’s finances improved significantly!

A New Church Building (1887).

A new church building was constructed. Rev. R. Gruntke (1835-1917) led his ‘Free Reformed Congregation Hasselt’ from 1870 to 1877. They held their services in the church building on Nieuwstraat, which had been owned by the ‘Gereformeerde Gemeente under the Cross’ since 1852 until its dissolution in 1869.

The church on Nieuwstraat was publicly auctioned in March 1887 and sold for 2,300 guilders to Albert Schrijver, ‘landowner residing in Hasselt,’ who announced after the purchase that he had bought the building for the Christian Reformed Congregation. Thus, this Congregation became the owner of the church building on Nieuwstraat. The old church on Brouwersgracht was sold for 890 guilders. The building served as a turf storage place for years.

Rev. Thijs died after a short illness on January 31, 1888.

Rev. G.J. Breukelaar (from 1888 to 1902).

On November 11, 1888, Rev. Thijs’ successor was installed in the congregation of Hasselt. It was candidate G.J. Breukelaar (1857-1936). He remained with the congregation for fourteen years. More about him later.

The Doleantie (1886 and onwards).

During his pastorate, a remarkable event took place in Hasselt. In 1886, the second orthodox exodus from the ‘Hervormde kerk’ began in our country (i.e. in Kootwijk), known as the ‘Doleantie’. The ongoing and increasing liberalism in the ‘Hervormde kerk’ and the centralistic church governance (soon called ’the synodal hierarchy’), which severely hampered the autonomy of local ‘hervormde’ congregations, caused church splits elsewhere in the country, including the capital in December 1886.

4. The Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende) (from 1889 to 1892).

Apparently, some ‘hervormde’ members had already separated from the ‘hervormde’ congregation in the summer of 1887, as they requested the church council of the Christian Reformed Congregation to use their church building on Nieuwstraat for their own services. The church council did not allow it for Sundays but did for one evening a week, provided the collection proceeds went to the Christian Reformed Congregation.

The ‘hervormde’ brothers had asked their church council in a letter to ‘undertake the reformation of the [‘hervormde’] church’ by abolishing the ‘General Regulation of 1816’, imposed by the government, and returning to the old ‘gereformeerde’ Church Order of Dordt of 1618/19.

The church council replied that they would not do so. In response, the ‘gereformeerde’ brothers sent a letter to all ‘hervormde’ male members inviting them to a meeting on February 21, 1889, in Hoogstraat to discuss how to ‘free the congregation from the domination of church boards.’ Additionally, new church council members would be elected. Fifteen brothers attended. Rev. K. Fernhout (1858-1953) from Zwartsluis was appointed by the Dolerende classis to lead the meeting. G.J. Winkelaar and A. Admiraal were elected as elders, and H. Galenkamp and J. Visscher as deacons.

These brothers accepted their appointments, and no objections were raised against them. Hence, Rev. Fernhout traveled to Hasselt again on March 8, 1889, to confirm them in office. That date thus became the founding date of ‘The Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende) in Hasselt’. Rev. Fernhout’s sermon was based on Acts 20 verses 28 and 29: “Keep watch over yourselves and all the flock of which the Holy Spirit has made you overseers. Be shepherds of the church of God, which he bought with his own blood. I know that after I leave, savage wolves will come in among you and will not spare the flock.”

Immediately after this service, the church council held its first meeting. On Rev. Fernhout’s advice, the council decided to ‘cast off the yoke of the synodal hierarchy and revalidate the old ‘gereformeerde’ Church Order of Dordt.’ The decision was communicated to the king and the local mayor.

It was further decided that catechism classes would be held on Sunday afternoons using the catechism book of the ‘hervormde’ pastor (!) Rev. A.P.A. de Cloux (1808-1890) and for the confession catechumens, the Heidelberg Catechism and the Dutch Confession of Faith (incidentally, in 1859, the church council of the Hasselt ‘Christian Reformed Congregation’ had banned this book because Rev. De Cloux ‘was responsible for the persecution of the first pastor of the Secession’, Rev. H. de Cock (1801-1842)).

5. The Reformed Church in Hasselt (1892).

The ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende) of Hasselt’ had no pastors of its own due to its short lifespan, though it extended several calls to pastors. Eventually, lay preacher A. Punt (1851-1929) agreed to serve as a fixed lay preacher in Hasselt’s Dolerende Church starting July 17, 1891. His salary was 600 guilders per year with free housing with a garden (important for the resident because of the fruit yield!). However, the classis opposed his appointment for several reasons, including the ongoing national discussions about unification.

The Dolerende church had a short life span: meanwhile, national talks about unification had been initiated by the synods of the ‘Christian Reformed Church’ and the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’. The Dolerenden had issues with the ‘1869 Regulation’, which governed the ‘Christian Reformed Church’. They had objections to the wording of this Regulation, leading to extensive discussions. The Regulation was eventually discarded.

The first meeting between the two local churches took place on October 9, 1891, in the hall (since called ‘church building’) in Hoogstraat. As there were still no catechism classes (brother Punt was sidelined by the classis decision), the Dolerende church council asked the Christian Reformed pastor Rev. Fernhout from Zwartsluis to provide catechism instruction. He agreed. It was even agreed that Rev. Fernhout would make introductory visits to Secessed church members with the Dolerende elders. The cooperation was mutually satisfactory.

On June 17, 1892, a joint synod meeting of both churches was held in the Keizersgracht Church in Amsterdam. There, the achieved unity was proclaimed. The name of the united churches would be: ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ (The Reformed Churches in the Netherlands). It was also decided that in places where immediate unification was not possible, the two churches would still be called ‘Reformed Church.’ The oldest of the (usually) two would add an ‘A’ to the church name, the youngest a ‘B’.

The Institution of The Reformed Church in Hasselt (1892).

Thus, from June 17, 1892, two ‘Gereformeerde’ Churches existed in Hasselt: ‘The Gereformeerde Kerk in Hasselt A’ (formerly the Christian Reformed Congregation) and ‘The Reformed Church in Hasselt B’ (formerly the Dolerende church). Church A had about 340 members in the early 1890s, and Church B about 180.

On August 5, 1892, the two church councils met. Rev. Breukelaar was the chairman. He spoke (‘briefly and appropriately’) about ’the brotherly love and unity that has recently manifested in the church regarding the unification of the two church groups, wishing to live together in one church association on the basis of the common confession of the ‘Three Forms of Unity’ and the ‘Church Order of Dordt.’

When asked if they agreed with the merger of the two churches, all present agreed. However, it was decided to consult the male members of both churches first. This happened a week later. They also agreed. A ‘Draft Act of Merger’ (with various agreements made) was drawn up and sent to the deputies of the general synod. These had to approve the merger conditions. This was done, albeit with some changes. After the members had been informed of the results in their respective churches (in the Nieuwstraat for Church A and in the Hoogstraat for Church B), the joint church council decided on October 28, 1892, to officially merge the two local congregations as ‘The Reformed Church in Hasselt.’

The successors of Rev. Breukelaar.

After Rev. G.J. Breukelaar bid farewell on July 13, 1902, due to his departure to the church of Surhuisterveen, his successor took office a few months later in the person of Rev. J.A. de Vries (1867-1926), who began his ministry on December 21, 1902, and not long after, on July 2, 1905, bid farewell due to his departure to the church of Zaandam. About half a year later, Rev. J. Tholen (1871-1942) from Zaamslag began his ministry. He was connected to the church of Hasselt from 1905 to 1914. During his pastorate, the new church on Nieuwstraat was completed.

A new Church Building (1913).

The church building of the former ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende)’ on Hoogstraat was sold for 2,000 guilders to the ‘Association for Christian School Education in Hasselt’. The church building of the former Christian Reformed Congregation on Nieuwstraat had become too small due to the merger of the two churches (the total number of members was about 520 at the ‘Unification’ in 1892, as noted). Plans were made to renovate the Nieuwstraat church, but for some reason, the realization was delayed. The parsonage on Ridderstraat also no longer met the requirements of the time, so it was sold, and a house on Nieuwstraat was purchased to serve as the pastor’s residence.

In 1909, it was finally decided to demolish the church on Nieuwstraat and build a new one on the same site. This required courage, as there was unemployment, people were leaving, and the diaconate had much work supporting needy church members. Some members could not attend church because they ‘did not have clothes suitable for appearing in the house of the Lord.’ Nevertheless, in 1913, the ‘first stone’ was laid. The construction proceeded smoothly, and under the leadership of Rev. J. Tholen (1871-1942) from Nunspeet, the church was inaugurated on February 4, 1913.

The organ was also significantly renovated by organ builder Proper. There was still no wind machine attached to the organ, so organ blowers were still needed. So many were appointed that it became quite busy on the organ gallery, as many found it pleasant to sit there. The church council had to decide that only the organ blower-on-duty could sit on the organ gallery in the future.

About Church Life.

Rev. J. Ozinga and Rev. C.J. de Kruijter (from 1915 to 1927).

After the departure of Rev. Tholen, Rev. J. Ozinga (1881-1950) from Kamerik was called to serve, and he began his ministry on April 18, 1915. He served the church in Hasselt for over five years. On July 4, 1920, he bid farewell due to his move to the church in Bennekom.

Rev. C.J. de Kruijter (1882-1944) from Alblasserdam succeeded him. He commenced his ministry on July 30, 1922, and also served as a pastor in the church of Hasselt for over five years. On October 16, 1927, he bid farewell because he had accepted a call from the churches in Wommels and Kubaard.

Around 1900, the Young Men’s Association ‘Timothy’ was founded. The boys regularly gathered to study the Bible, biblical history, national history, and church history. –⊕– In the early 1920s, church member H. Smit Wzn. wrote that he did not always agree with the preaching in the church: during the service, members were addressed as ‘brothers and sisters.’ According to him, this was not appropriate, as only the elect could be called ‘brothers and sisters.’ He also felt that church members should be called to repentance much more often and clearly. At the end of August 1925, brother Smit withdrew from the ‘Gereformeerde Kerken in Nederland’ and joined another denomination, the ‘Gereformeerde Gemeente’ established in Genemuiden.

To Part 3 >

© 2024. GereformeerdeKerken.info