De Gereformeerde Kerk te Poortugaal (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Poortugaal werd geïnstitueerd op 24 juni 1888 als Nederduitsche Gereformeerde Kerk, afkomstig uit de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk.

Kaart: Google.

De tijd van de Afscheiding van 1834.

De Afscheiding van 1834, ontstaan in oktober 1834 onder leiding van ds. H. de Cock (1801-1842) te Ulrum, ging aan het dorp Poortugaal voorbij. In officiële kerkelijke documenten wordt niet gerept over Afgescheidenen in Poortugaal. Een Christelijke Afgescheidene Gemeente kwam er dan ook nooit.

Maar daarna…

Ds. J.H. Schoemakers (1826-1885).

Dat alles wil echter niet zeggen dat iedereen verguld was met de situatie van de hervormde gemeente in het dorp. Vooral ten tijde van de ambtsperiode van de hervormde predikant ds. A.M.E. Jungius (1843-1918), die van 1876 tot 1899 in Poortugaal de preekstoel bezette, begon de situatie te veranderen. Een groepje van vijf gezinnen trok sindsdien namelijk naar de kerk van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in het naburige Pernis, waar ds. J.H. Schoemakers (1826-1885) stond. Het waren de families C. van Eijk, A. Visser, Maarten van Bokkum, W. van der Sluis en Romeijn.  Soms gingen ze ook naar de Christelijke Gereformeerde Gemeente van ds. T. Noordewier (1843-1913) in Rhoon.

Ds. T. Noordewier (1843-1913).

Na het vertrek van ds. Noordewier deed ds. J. Strijks (1838-1920) in 1877 intrede in Rhoon 1877. Bij hem voelden ze zich minder op hun gemak, zodat ze besloten in Poortugaal samen te komen in ‘het kolenhok’ van Jan Vermaat aan de Welhoeksedijk. “Ze achtten zich niet te min om in zulk een hok samen te komen, als de Waarheid maar verkondigd werd”. Er was echter een ‘toenemende verstoring van de rust tijdens de kerkgang’, veroorzaakt door dorpsgenoten.

Ds. J. Strijks (1838-1920).

De Doleantie te Poortugaal.

Ondertussen werd in de landelijke hervormde kerk al jaren lang strijd gevoerd over de ‘synodale hiërarchie’, waarmee men de grote macht van de hervormde Algemene Synode bedoelde, en over het door de overheid in 1816 aan de hervormde kerk opgedrongen ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk’ met terzijdestelling van de Dordtse Kerkorde, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten sterk onder druk stond. Andere strijdpunten waren het beheer van de kerkelijke goederen en het feit dat de hervormde kerkelijke besturen nauwelijks of niet optraden tegen de toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk.

In 1886 begon daardoor de tweede uittocht van orthodoxe gemeenteleden uit de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen. In Amsterdam gebeurde dat op 16 december dat jaar, nadat tachtig leden van de kerkenraad door de kerkelijke besturen waren geschorst. Ook daarna werden op vele plaatsen Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) geïnstitueerd.

De Welhoeksedijk in Poortugaal lang geleden. Daar stond ‘ergens’ het zgn. ‘kolenhok’…

Onrust in Poortugaal.

In Poortugaal werd de kerkelijke strijd nauwgezet gevolgd. Ze hoorden dat in Barendrecht op 29 januari 1887 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende) was ontstaan onder leiding van ds. F. Fortuin (1853-1928). Deze had enkele weken daarvoor in Amsterdam het door de afgezette Amsterdamse kerkenraadsleden georganiseerde ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ bezocht, dat van 11 tot en met 14 januari 1887 gehouden was. Daar werd door zo’n 1.500 hervormde kerkenraads- en gemeenteleden gesproken over de verdere voortgang van de ‘reformatie der kerk’. Onder meer door de publicatie van een tweetal ‘Modelboekjes’ – waarin alle te schrijven formulieren en brieven waren opgenomen ‘om de reformatie der kerk op kerkrechtelijk correcte wijze te laten plaatsvinden’ – had dit Congres grote invloed op de voortgang van de Doleantie elders in het land.

Ds. F. Fortuin (1853-1928) institueerde der Dolerende Kerk van Poortugaal..

Hoe dan ook, ds. Fortuin werd begin 1887 gevraagd de broeders en zusters in Poortugaal bij te staan bij de instituering van de Dolerende Kerk aldaar. Deze was daartoe bereid en leidde kort daarop een kerkdienst in ‘het kolenhok’. In het overleg dat na de dienst plaatsvond merkte ds. Fortuin op dat de hervormde kerkenraad eerst gevraagd moest worden ‘de reformatie der kerk’ ter hand te nemen. Daarmee werd bedoeld het afschaffen van het ‘Algemeen Reglement’ en de ‘wederinvoering van de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde van 1619′, die in 1816 door de regering aan de kant gezet was.

De broeders M. Molenaar en G. Vermeer – beiden lid van de hervormde kerk – bezochten daarop de hervormde kerkenraadsvergadering en legden het verzoek daar op tafel. De kerkenraad ging er echter niet mee akkoord en het duurde niet lang of de broeders werden vervallen verklaard van het lidmaatschap van de hervormde kerk. De reden daarvan was de ‘verstoring van de rust in de kerk’.

De hervormde kerk te Poortugaal, lang geleden.

Instituering in de Smidswinkel (1888).

De ruimte in ‘het Kolenhok’ was echter intussen te klein geworden. Vandaar dat J. Vermaat zijn Smidswinkel met het belendende woonhuis gedurende drie jaar verhuurde aan de broeders. Daar vond dan ook de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Poortugaal plaats. Het was op 24 juni 1888 – de Smidswinkel werd op die dag ook in gebruik genomen – dat ds. Fortuin opnieuw naar Poortugaal kwam en daar de inmiddels verkozen ouderlingen en diakenen in het ambt bevestigde. De ouderlingen waren C. van Eijk, G. Verheij en A. Visser; de namen van de eerste diakenen zijn helaas onbekend.

‘De Heraut’, 29 juli 1888.

Het plebs had ondertussen ook gemerkt dat in de Smidswinkel van alles aan de hand was. “Bij de ingebruikneming der plaats en de instelling der ambten was een groote massa volk op de been om het, zoo mogelijk, te verhinderen. Maar de broeders hadden Burgemeester en Justitie op de hoogte gebracht”.

Burgemeester Andries van der Poest Clement overleed in 1926.

“De Burgemeester [Andries van der Poest Clement], verscheen in ambtsgewaad met de noodige hulp. En toen deze trots het opdringen van het volk, ds. Fortuin de hand gaf en binnenleidde, bedaarde het wat. Intusschen was de dienst zonder veel storing afgeloopen en werd ds. Fortuin door de Burgemeester weer ruim baan gemaakt om te vertrekken”.

Oefenaar J.L. Jaspers sr. (van 1889 tot 1890).

‘De Heraut’, 30 juni 1889.

Op 10 juni 1889 begon oefenaar J.L. Jaspers sr. (1850-1909) uit Hilversum zijn arbeid in de pas geïnstitueerde Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Poortugaal. Hij werd toen ’tot zijn werk in geleid’ door ds. A. van Veelo (1844-1910) uit Amsterdam, en op zondag 16 juni preekte Jaspers voor het eerst in de Smidswinkel, en wel over Handelingen 10 vers 29: “Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zo vraag ik dan om wat reden gijlieden mij hebt ontboden”.

Oefenaar (later ds.) J.L. Jaspers (1850-1909).

Volgens de berichten kreeg oefenaar Jaspers geen traktement, maar hij zal ongetwijfeld door zijn gemeente onderhouden zijn.

Inmiddels had de kerkenraad ook de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht. Deze was als een soort van Commissie van Beheer verantwoordelijk voor het behartigen van de stoffelijke belangen van de kerk. Daartoe had de vereniging koninklijke goedkeuring gekregen, wat de Dolerende Kerk vergeefs zou vragen. Op grond van de toen geldende regels kon een Nederduitsche Gereformeerde  Kerk namelijk geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Vandaar dat de Vereniging De Kerkelijke Kas namens de kerkenraad het beheer over de kerkelijke goederen voerde.

Ds. A. van Veelo (1844-1910).

Een huis gekocht en plannen voor een kerk (1890).

De Kerkelijke Kas had in deze periode een huis gekocht aan de Stationsweg. De woning moest echter eerst verbouwd worden omdat het ‘zoo niet kan worden bewoond’. Maar… de Kerkelijke Kas had geen geld! Hoe moest de fl. 1.200 dan ooit betaald worden?

Intussen was het laatste jaar van de huur van de Smidswinkel ingegaan. Vandaar dat oefenaar Jaspers opperde meteen ook een kerk te bouwen. “Om aan het benodigde kapitaal te komen weet hij geen ander middel dan, om onder biddend opzien tot den Koning der Kerk, bij de gemeente in de allereerst plaats zelf, en daarna bij de broeders in de buitenkerken een gave te vragen. Dit alles wordt uitnemend bevonden, maar toch rijzen er vele vragen”.

De vijf bestuursleden van De Kerkelijke Kas openden ter vergadering hun beurs en tekenen in op de Lijst die Jaspers hun voorlegde. ‘Deze wordt door allen ingezien en elk tekent daarop naar vermogen een gave’, in totaal ongeveer fl. 200. Maar dat was, zei Jaspers, geen reden om de moed op te geven! Nú de gemeenteleden nog en eventueel de leden van de buitengemeenten (die van de classis).

Ds. J. van den Berg (1869-1943) nam samen met ds. R. Brouwer (1867-1951) de catechisaties van oefenaar Jaspers over.

Intussen had br. Jaspers thuis al een schetsje gemaakt voor de verbouw van het  huis. Timmerman Meiboom uit Hoogvliet zou gevraagd worden een uitvoeriger plan te maken voor de bouw van een huis en een kerk en daarvan prijsopgave te doen.

Eind mei 1890 vertrok oefenaar Jaspers naar Rozenburg. De catechisaties werden toen achtereenvolgens overgenomen door de predikanten J. van den Berg (1869-1943) en R. Brouwer (1867-1951) te Rhoon.

Vacant. De kerk gebouwd en in gebruik genomen (1891).

Het eerste gereformeerde kerkgebouwtje werd in 1891 in gebruik genomen en is tegenwoordig in gebruik als (hervormd) ‘Trefcentrum De Kapel’.

Meerdere financiële acties werden gehouden om voldoende geld bijeen te krijgen. Een hypotheek voor fl. 900 werd afgesloten en in maart 1890 kreeg men een aanbod om tegen 4% rente fl. 1.200 te lenen. De aanbesteding kon dus gehouden worden, en wel op 3 april 1891. Timmerman Meiboom was de laagste inschrijver voor de bouw van (alleen) de kerk met consistoriekamer: fl. 1.700. De bankjes uit de Smidswinkel zouden de eerste tijd gebruikt moeten worden, omdat er nog onvoldoende geld was voor het maken van echte  kerkbanken.

Op welke dag (in eind 1891) de nieuwe Dolerende kerk aan de Achterweg in gebruik genomen werd konden we niet achterhalen. Wel is bekend dat ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916) van Rijsoord de voorganger in de eerste dienst was. “De Heere heeft groote dingen gedaan in het afgelopen jaar, daar er een jaar terug nog geen cent in kas was voor de bouw eener kerk en dat die nu verrezen is en dat niet alleen, maar dat ook den aannemer voldaan is met een somma van fl.1.610”, aldus de scriba in de notulen.

Ds. S. Sleeswijk Visser (1857-1916).

De gemeenteleden konden een zitplaats huren voor fl. 2 per jaar; ook de kerkenraadsleden moesten dat bedrag ophoesten. De jeugdverenigingen moesten voor kolen en olie (voor verwarming en verlichting) fl. 0,10 per week betalen.

Na het vertrek van oefenaar Jaspers liet de eerste predikant nog ongeveer tien jaar op zich wachten. Maar dat scheelde ondertussen wel elk jaar het traktementsgeld…! Tot die tijd verrichtten de achtereenvolgende consulenten zo nu en dan noodzakelijke bijstand in het pastoraat, en stonden ze de kerkenraad met raad en daad terzijde.

“De Gereformeerde Kerk te Poortugaal” (1892).

De landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) waren ondertussen al enkele jaren in overleg om te komen tot nauwere samenwerking en zo mogelijk tot kerkelijk samengaan. Hoewel allerlei hobbels overwonnen moesten worden lukte het uiteindelijk in 1892 te besluiten tot samengaan van beide kerken. Op 17 juni dat jaar werd de gezamenlijke synode van de kerken in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk gehouden en reikten vertegenwoordigers van beide kerken elkaar de broederhand: de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) namens de Christelijke Gereformeerde Kerk, en dr. A. Kuyper (1837-1920) namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896).

Afgesproken was dat de naam van de Verenigde kerken zou zijn: De Gereformeerde Kerken in Nederland. Zo heette ook de kerk in Poortugaal in het vervolg: De Gereformeerde Kerk te Poortugaal.

Naar deel 2 >

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The ‘Gereformeerde’ Church in Poortugaal (1).

The ‘Gereformeerde’ Church in Poortugaal, South Holland, was instituted on June 24, 1888, as the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’, originating from the Doleantie, the second orthodox exodus from the ‘Hervormde’ Church.

The Time of the 1834 Secession.

The Secession of 1834, which began in October 1834 under the leadership of Rev. H. de Cock (1801-1842) in Ulrum, passed by the village of Poortugaal. In official church documents, there is no mention of Separatists in Poortugaal. A Christian Secessionist Congregation never emerged there.

But Afterwards…

However, this does not mean that everyone in the village was pleased with the state of the ‘Hervormde’ congregation. During the tenure of the ‘Hervormde’ minister Rev. A.M.E. Jungius (1843-1918), who served in Poortugaal from 1876 to 1899, the situation began to change. A small group of five families started attending the Christian Reformed Church in nearby Pernis, where Rev. J.H. Schoemakers (1826-1885) served. These families included the Van Eijk, Visser, Van Bokkum, Van der Sluis, and Romeijn families. Sometimes, they also attended services at Rev. T. Noordewier’s (1843-1913) Christian Reformed Church in Rhoon.

After Rev. Noordewier’s departure, Rev. J. Strijks (1838-1920) took over in Rhoon in 1877. Finding themselves less comfortable under his ministry, the group decided to gather in Poortugaal in “the coal shed” of Jan Vermaat on Welhoeksedijk. “They did not consider themselves too lowly to gather in such a place, as long as the Truth was proclaimed.” However, their churchgoing was increasingly disturbed by other villagers.

The Doleantie in Poortugaal.

Meanwhile, conflict had been brewing in the national ‘Hervormde’ Church for years over the “synodal hierarchy,” which referred to the extensive power of the ‘Hervormde’ General Synod. The 1816 “General Regulation for the Administration of the ‘Hervormde’  Church,” imposed by the government and setting aside the ‘gereformeerde’ Dordrecht Church Order of 1619, had severely restricted the autonomy of local congregations. Other points of contention included the management of church properties and the fact that church councils rarely acted against growing liberalism within the ‘Hervormde’ Church.

This led to the second exodus of orthodox members from the ‘Hervormde’ Church in 1886, which started in Amsterdam on December 16, when eighty members of the church council were suspended by church officials. In the following period, ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende)’ were instituted in many places.

Unrest in Poortugaal.

The church conflict was closely followed in Poortugaal. They heard that on January 29, 1887, the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolerende)’ had been founded in Barendrecht under the leadership of Rev. F. Fortuin (1853-1928). Just weeks earlier, he had attended the “‘Gereformeerde’ Church Congress” organized by the suspended Amsterdam church council members, held from January 11 to January 14, 1887. There, about 1,500 ‘Hervormde’ church council members and congregants discussed the further “reformation of the church.” The publication of two “Model Booklets” – containing all the necessary forms and letters to ensure a legally correct reformation of the church – greatly influenced the continuation of the Doleantie throughout the country.

Rev. Fortuin was asked in early 1887 to assist the brothers and sisters in Poortugaal with instituting their Doleantie Church. He agreed and soon led a church service in “the coal shed.” After the service, Rev. Fortuin remarked that the ‘Hervormde’ church council must first be asked to “undertake the reformation of the church,” meaning the abolition of the “General Regulation” and the reinstatement of the ancient ‘gereformeerde’ Dordrecht Church Order of 1619, which had been set aside by the government in 1816.

The brothers M. Molenaar and G. Vermeer—both members of the ‘Hervormde’ Church—then attended the church council meeting and presented their request. However, the church council did not agree to it, and it didn’t take long before the brothers were declared to have lost their membership in the ‘Hervormde’ Church. The reason for this was the ‘disturbance of peace within the church’.

Institution in the Smidswinkel (1888).

The space in “the Coal Shed” had become too small, so J. Vermaat rented his Smidswinkel (‘Blacksmith’s shop’), along with the adjacent house, to the brothers for three years. It was there on June 24, 1888 – the same day the Smidswinkel was also inaugurated – that Rev. Fortuin returned to Poortugaal to confirm the newly elected elders and deacons. The elders were C. van Eijk, G. Verheij, and A. Visser; the names of the first deacons are unknown.

The common people had meanwhile also noticed that something was going on at the ‘Smidswinkel’. “At the inauguration of the place and the establishment of offices, a large crowd was present, trying, if possible, to prevent it. But the Brothers had informed the Mayor and the Justice Department. The Mayor appeared in official attire with the necessary support. And when, despite the crowd’s pressure, he shook hands with Reverend Fortuin and led him inside, things calmed down a bit. In the meantime, the service concluded without much disruption, and the Mayor cleared the way again for Reverend Fortuin to depart.”

Rev. J.L. Jaspers Sr. (1889 to 1890).

On June 10, 1889, practitioner J.L. Jaspers Sr. (1850-1909) from Hilversum began his work in the newly established ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (Dolerende)’ in Poortugaal. He was “introduced to his work” by Rev. A. van Veelo (1844-1910) from Amsterdam, and on Sunday, June 16, Jaspers preached for the first time in the ‘Smidswinkel’ on Acts 10:29: “Therefore I came without objection, as I was sent for. I ask then, for what reason have you sent for me?” According to reports, practitioner Jaspers did not receive a salary, but he was undoubtedly supported by his congregation.

Meanwhile, the church council had also established the Association “The Church Fund.” This association, as a kind of Management Committee, was responsible for managing the church’s material interests. For this purpose, the association received royal approval, which the Dolerende Church was unable to obtain. Under the prevailing regulations, a ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ could not acquire legal personality. Therefore, the Association “The Church Fund” managed the church property on behalf of the church council.

A House Bought and Plans for a Church (1890).

During this period, the Church Fund purchased a house on the Stationsweg. However, the house first had to be renovated because “it cannot be lived in as it is.” But… the Church Fund had no money! How would the 1,200 guilders ever be paid?

Meanwhile, the last year of the lease for the ‘Smidswinkel’ had begun. Hence, practitioner Jaspers suggested building a church immediately. “To raise the necessary capital, he knew no other way than, while looking up to the King of the Church in prayer, to first ask the congregation itself and then the brethren in neighboring congregations for a donation. This was deemed excellent, but still, many questions arose.”

The five board members of The Church Fund opened their purses at the meeting and signed the list presented by Jaspers. “This was reviewed by everyone, and each contributed a donation according to their ability,” totaling approximately 200 guilders. But, as Jaspers said, this was no reason to give up! Now it was up to the congregation members and, if necessary, the members of the outer congregations (those of the classis).

Meanwhile, Brother Jaspers had already drawn a sketch at home for the renovation of the house. Carpenter Meiboom from Hoogvliet would be asked to create a more detailed plan for the construction of a house and a church and to provide a cost estimate.

At the end of May 1890, the practitioner moved to Rozenburg. The catechism lessons were then successively taken over by the ministers J. van den Berg (1869-1943) and R. Brouwer (1867-1951) in Rhoon.

Vacancy. Church Built and Put into Use (1891).

Several financial campaigns were organized to raise sufficient funds. A mortgage for 900 guilders was taken out, and in March 1890, they received an offer to borrow 1,200 guilders at 4% interest. Thus, the tender could be held on April 3, 1891. Carpenter Meiboom was the lowest bidder for the construction of (only) the church with a consistory room: 1,700 guilders. The benches from the ‘Smidswinkel’ would have to be used initially, as there was not enough money for real church pews.

We could not determine the exact day (in late 1891) when the new Dolerende church on Achterweg was put into use. However, it is known that Rev. S. Sleeswijk Visser (1857-1916) from Rijsoord led the first service. “The Lord has done great things in the past year, as there was not a cent in the treasury for the construction of a church a year ago, and now it has risen, and not only that, but the contractor has also been paid with a sum of 1,610 guilders,” as noted by the church clerk in the minutes.

The congregation members could rent a seat for 2 guilders per year; even the church council members had to pay this amount. The youth associations had to pay 10 cents per week for coal and oil (for heating and lighting).

After the departure of practitioner Jaspers (in 1890), it took about ten years before the first minister arrived. However, this saved the church council the expense of a salary each year in the meantime! During this time, successive consultants occasionally provided necessary assistance in the pastorate and supported the church council with advice and guidance.

“The ‘Gereformeerde’ Church in Poortugaal” (1892).

The national synods of the ‘Christian Reformed Church’ and the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ (originating from the Secession and Doleantie, respectively) had already been in discussions for several years to achieve closer cooperation and, if possible, ecclesiastical unification. Although various obstacles had to be overcome, they eventually succeeded in 1892, deciding to merge the two churches. On June 17 of that year, the joint synod of the churches was held in the Keizersgracht Church in Amsterdam, where representatives of both churches shook hands in brotherhood: the elderly Rev. S. van Velzen (1809-1896) on behalf of the ‘Christian Reformed Church’, and Dr. A. Kuyper (1837-1920) on behalf of the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’.

It was agreed that the name of the United Churches would be: ‘The ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands’. Thus, the church in Poortugaal would henceforth be called: The ‘Gereformeerde’ Church in Poortugaal.

To Part 2 >