De Gereformeerde Kerk te Heerenveen (2)

De gemeente geïnstitueerd.

( < Naar deel 1 ) – De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Heerenveen werd op 2 november 1851 geïnstitueerd door de bevestiging van timmerman Jannes van Rijssen te Oranjewoud en landbouwer Dirk Bestevaar te Rottum als ouderlingen en Huite W. Veldhuis uit Nijehaske en koopman Otto Luites de Boer uit Heerenveen als diakenen.

Ds. J. Talsma (1813-1871) was aanvankelijk consulent van de nieuwe gemeente te Heerenveen.

We volgen de geschiedenis tot 1921, toen de kerk aan de burgemeester Falkenaweg in gebruik genomen werd.

De instituering stond vermoedelijk onder leiding van de consulent, ds. J. Talsma (1813-1871) van Donkerbroek. Men had trouwens al vóór die tijd, in oktober, vergaderd – daarvan werden notulen gemaakt – om voorbereidingen voor de instituering te treffen. Tot de nieuwe gemeente behoorden ook de dorpen en buurtschappen Tjalleberd – (deze gemeente was immers op 2 november 1851 op sterven na dood), ’t Meer, Luinjeberd, Knijpe, Oranjewoud, Langezwaag en Oldeboorn; enkele van deze dorpen hadden sinds 1839 tot de Afgescheiden Gemeente van Tjalleberd behoord.

De jonge Heerenveense gemeente bestond aanvankelijk uit ongeveer tachtig leden. Toen de eerste keer ambtsdragers moesten worden gekozen werd door veertien manslidmaten een stem uitgebracht; en wat de financiën betreft kon men constateren dat een collecte in de begintijd ongeveer fl. 0,70 opbracht.

Dat de instituering in 1851 plaatsvond wilde niet zeggen, dat niet al eerder in het dorp Afgescheidenen woonachtig waren; sterker, ze kwamen in 1836 al bij elkaar in particuliere woningen, onder meer bij weduwe Velzel en haar zoon Jacob, die van beroep kuiper was.

Het eerste kerkzaaltje op de bovenverdieping van het pand in de Munniksteeg, dat uitkeek op de Molenwijk.

Vanaf de instituering in 1851 tot 1853 kwam men bijeen in een zeer eenvoudig ingericht zaaltje van 10 bij 5 meter, een voormalig pakhuis van apotheek Dornseiffer, vermoedelijk onderdeel van een vroegere gevangenis in de Munniksteeg. Voor fl. 14,17 had men een lessenaar, twee lampen en nog wat andere spullen op de kop getikt en voor veertig stoelen had men – inclusief de bezorgkosten – fl. 28 neergeteld (het aantal gekochte stoelen maakt duidelijk dat de gemeente nog slechts gering van omvang was). Groene katoenen gordijntjes, waarvoor men in totaal 56½ cent had opgehoest, sierden de ramen. Met wat extra moeite konden er tachtig personen een plaats vinden. Het was een zoldervertrek, dat via een trap in de Munniksteeg te bereiken was en dat uitkeek op de Molenwijk.

“We herinneren ons uit onze jonge jaren dat een wat zonderlinge man met smaak kon vertellen dat hij tijdens een middagdienst de trap had ingesmeerd met zeep, zodat de kerkgangers wat vlugger beneden waren”.

Een eigen predikant: ds. J. Beijer (1852).

Ds. J. Beijer (1822-1876).

Onder leiding van ds. Talsma – die van 1851 tot 1861 als predikant in Donkerbroek en Haulerwijk werkzaam was – werd ondanks de geringe kracht van de gemeente al snel overgegaan tot het beroepen van een predikant. Men kwam uiteindelijk uit bij ds. J. Beijer (1822-1876) van Dokkum, toen dertig jaar oud, die de roeping aannam en op 21 maart 1852 intrede deed.

Ds. T.F. de Haan (1791-1868).

Ds. T.F. de Haan (1791-1868) uit Groningen, die daar sinds 1842 aanstaande Afgescheiden predikanten opleidde, bevestigde hem met een preek over Handelingen 20 vers 28 in het ambt. Ds. Beijer preekte zelf over Jesaja 40 vers 6 tot 8a (“Een stem zegt: Roep. En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af”).

Ds. K.J. Pieters (1821-1879).

Ds. K.J. Pieters (1821-1879) van de vroegere gemeente te Tjalleberd was ook na ds. Beijers komst nog korte tijd in Heerenveen werkzaam, maar vertrok in november 1852 naar de gemeente van Franeker.

Ds. Beijer stond echter maar kort in Heerenveen. De classis had hem gevraagd zich er voor te willen inzetten om de gemeenteleden uit de kwijnende Tjalleberder Afgescheiden Gemeente zover te krijgen dat ze in Heerenveen naar de kerk zouden gaan; en daarvoor heeft dan ook moeite gedaan. Maar veel meer dan zijn normale ambtsbezigheden heeft hij niet kunnen doen. Hij kwam in maart, maar vertrok al weer in november. De gemeente groeide echter wel (er moesten al snel kerkenraadsleden bij gekozen worden), ook nadat – vlak voor ds. Beijers vertrek – er problemen ontstonden met een van de diakenen, schipper van beroep. Halverwege augustus 1852 hadden getuigen namelijk gezien dat hij – terugkomende van een ‘hardzeilwedstrijd’ – zó dronken was dat hij niet in staat was de ene voet voor de andere te krijgen, laat staan zijn schip te besturen, ‘zodat de aan boord zijnde personen hem van het roer wegstoteden, dewijl hij onbekwaam was te staan’. Ook daarna liep het niet op rolletjes, want hij werd na zijn schorsing als diaken zó kwaad, dat hij niet meer in de kerk kwam en bij gemeenteleden aan huis ‘zware vervloekingen en verwensingen’ uitbraakte.

Ds. E.R. Breitsma (in 1853 en 1854).

Ds. E.R. Breitsma (1821-1906).

Na het vertrek van ds. Beijer nam de kerkenraad het beroepingswerk weer ter hand. In het begin stonden twaalf predikanten op de groslijst, na enkele stemmingen verkort tot een ‘drietal’, waaruit ds. E.R. Breitsma (1821-1906) van Assen zonder problemen gekozen werd (ds. Pieters van Franeker stond trouwens ook op het drietal!). Maar de predikant bedankte voor het beroep: hij kon Drenthes hoofdstad naar zijn mening niet verlaten; er was nog veel werk te doen. De kerkenraad beriep hem echter desondanks opnieuw en – na het tweede bedankje – nóg een keer; toen gaf hij zich gewonnen. De nieuwe dominee deed dan ook op zondag 22 mei 1853 intrede, nadat hij door ds. W.H. van den Bosch (1814-1881) van Joure ‘plechtig in het ambt bevestigd’ was. Tijdens zijn studie is ds. Breitsma begonnen met om vier uur ’s ochtends op te staan en tot acht uur te studeren. Dit heeft hij dertig jaar volgehouden.

Een eigen kerk en ‘erkenning’ gekregen (1853).

Tijdens het overigens korte predikantschap van ds. Breitsma werd wel een mijlpaal bereikt: er kwam een nieuwe kerk; het gehuurde lokaaltje in de Munniksteeg kon de belangstellende kerkgangers niet meer bergen. Diaken O.L. de Boer ging in opdracht van de kerkenraad op zoek naar een geschikt stuk grond. In de Kerkstraat vond hij wat men zocht. Bijna een maand voordat ds. Breitsma in het ambt bevestigd werd kon de kerkenraad de bouw van de nieuwe kerk aanbesteden. De laagste inschrijver rekende de som van fl. 3.292; duurder dan menig ander kerkje in die tijd. En dat terwijl de gemeenteleden aan jaarlijkse inkomsten niet meer dan ruim fl. 500 bijeenbrachten en de kerkelijke uitgaven enkele honderden guldens hoger waren: het diaconale werk vroeg veel. Een extra rondgang door de gemeente zorgde voor de benodigde ontbrekende pecunia, nadat diaken De Boer een niet geringe som aan de kerk geleend had.

Hoe dan ook, de kerk kwam er. Tijd om erkenning van de overheid te vragen. Daarvoor was het bezit van een eigen kerkgebouw noodzakelijk. Achtentachtig gemeenteleden, mannen en vrouwen, ondertekenden het verzoek aan de koning, dat in juli 1853 verstuurd werd. Tot de ondertekenaars behoorden behalve de predikant natuurlijk ook de kerkenraadsleden: de ouderlingen D.R. Bestevaar en J.J. van Rijssen en de diakenen O.L. de Boer, H.J. Piek en S. Woudstra.  Men hoefde niet lang op het antwoord te wachten. Al op 25 augustus dat jaar werd de gemeente bij Koninklijk Besluit erkend!

De kerk in de Kerkstraat die in 1853 in gebruik genomen werd. Het gebouw werd na verloop van tijd verlengd en jaren later verbreed.

Een orgel was er nog niet. Dat hield in dat de gemeentezang geleid werd door de voorzanger. Schoenmaker-diaken Woudstra werd daarvoor aangewezen, maar hij had het daarmee kennelijk niet makkelijk, te oordelen naar het feit dat hij elk jaar om ontheffing vroeg maar die niet kreeg. Pas jaren later werd hij uit zijn lijden verlost toen B. van Rijssen ‘met zijn klankvolle stem’ het ambt van hem overnam. En ondertussen werkte de lichamelijk niet al te sterke, maar ‘frisse, ferme, min of meer humoristische’ predikant lustig voort. ‘Hij kon een enkele maal een lach op het gezicht van zijn hoorders brengen’, zo werd van hem verteld.

Financiële perikelen door de kerkbouw.

Een oude foto van het interieur van de kerk in de Kerkstraat.

De kerkbouw zorgde in latere jaren trouwens nog voor financiële problemen. Diaken de Boer, die goed in de slappe was zat, was destijds de belangrijkste geldschieter geweest, aan wie het in niet geringe mate te danken was dat de nieuwe kerk tot stand kwam. Hij liet de kerk daarom op zijn eigen naam staan, wat zo nu en dan tot onaangenaamheden leidde. In 1867 kwam aan die toestand een eind, toen de kerk eigenaar werd.

Met diaken De Boer werd toen een contract opgesteld, waarin de bepaling opgenomen werd, dat het geld twaalf maanden na het verzoek om teruggave opvraagbaar was. Daarvan maakte De Boer gebruik – daartoe gebracht door kerkelijke kwesties waarbij hij betrokken was – zodat de niet draagkrachtige gemeente in een jaar tijd moest trachten het geleende geld bij elkaar te krijgen. Dat leverde grote problemen op en het bracht de kerk op de rand van de financiële afgrond. Slechts twee uur voor de afloop van de termijn kwam het benodigde geld beschikbaar en kon De Boer worden terugbetaald. Overigens werd het kerkje nog lange tijd ‘het pakhuis van Otto de Boer’ genoemd; al was het op geen enkele manier zijn eigendom meer.

Anderhalf jaar bleef ds. Breitsma in Heerenveen. Deventer had hem opgemerkt en bracht een beroep op hem uit, dat hij aannam en op 3 december 1854 nam hij afscheid van de gemeente van Heerenveen.

Ds. P. van der Sluijs (in 1855 en 1856).

Ook nadien bleven predikanten nogal eens niet lang aan de gemeente van Heerenveen verbonden. Zo kwam ds. P. van der Sluijs (1821-1890) als opvolger van ds. Breitsma in 1855 naar ‘It Fean’ – hij vond er zijn eerste gemeente. Ds. Van der Sluijs – van wie we geen foto hebben – deed op 29 april dat jaar intrede en vertrok anderhalf jaar later al naar de gemeente van het Friese Boksum.

Ds. J.H. Vos (van 1860 tot 1865).

Ds. J.H. Vos (1826-1913).

Na een vacante periode van precies vier jaar kwam ds. J.H. Vos (1826-1913) naar Heerenveen, afkomstig uit het Duitse Uelsen, waar hij de Altreformierte Kirche gediend had. Hij bleef bijna vijf jaar aan de gemeente van Heerenveen verbonden.

Ouderling Arend Egberts Smilde.

In januari 1863 kwam Arend Egberts Smilde de kerkelijke gelederen versterken. Hij en zijn nakomelingen bleken gedurende vele jaren trouwe steunpilaren van Heerenveens Gereformeerde Kerk: Arend was vele jaren ouderling, en na hem dienden zijn drie zonen, Sieberen, Pieter en Roelof, de kerk gedurende lange tijd. Op die wijze werden ook andere namen bekende klanken in de kerk van Heerenveen.

Tjerk Busstra, diaken in 1837.

Daarbij kan gedacht worden aan de familie Busstra (Tjerk Busstra werd al in 1837 diaken en diende de kerk daarna als zodanig nog lange tijd), en later gold voor de families Wouda en Looijenga hetzelfde.

Op 24 september 1865 nam ds. Vos afscheid en vertrok naar de kerk van Katwijk aan Zee.

Ds. J. Nederhoed (van 1866 tot 1868).

Ds. J. Nederhoed (1835-1898) op latere leeftijd.

Na ruim een jaar vacant te zijn geweest deed op 21 oktober 1866 ds. J. Nederhoed (1835-1898) intrede; Heerenveen was zijn eerste gemeente. In het kerkelijk leven nam hij al snel een vooraanstaande plaats in. Meerdere malen was hij preses van de particuliere synode,  terwijl hij in latere jaren deel uitmaakte van verscheidene generale synodes. In Heerenveen bleef hij echter ongeveer anderhalf jaar, nam op 28 juni 1868 afscheid en vertrok toen naar de kerk van het Groningse Middelstum.

De handtekening van ds. Nederhoed.

Tijdens zijn predikantschap moest het kerkje aan de Kerkstraat met enkele meters verlengd worden. De kerk van Heerenveen bleef groeien!

Ds. M. Noordtzij (van 1869 tot 1873).

Ds. M. Noordtzij (1840-1915).

Op 14 februari 1869 deed zijn opvolger intrede: ds. M. Noordtzij (1840-1915) van Sint Anna Parochie. Tijdens het begin van zijn predikantschap veranderde de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. Dat kwam door de landelijke vereniging van de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’. Laatstgenoemd kerkgenootschap was in 1838 ontstaan door meningsverschillen over allerlei kerkelijke zaken (kerkorde, ambtsgewaad, het vragen erkenning bij de overheid, enz.). Maar in 1869 kon men tot hereniging besluiten onder de nieuwe naam: ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Ds. Noordtzij bleef vier jaar, tot 1873, aan de gemeente van Heerenveen verbonden, en nam op 2 februari dat jaar afscheid wegens vertrek naar de kerk van Schiedam. Ook dáar bleef hij maar kort, want in 1875 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Theologische School in Kampen.

Ds. W. Doorn (van 1873 tot 1875).

Ds. W. Doorn (1836-1908) van Deventer was ook slechts kort predikant in Heerenveen. Hij deed op 4 mei 1873 intrede en nam op 1 augustus 1875 afscheid wegens zijn vertrek naar de kerk van Den Haag. “Bloemrijke taal en schoone fantasie kon men in zijn prediking niet opmerken, wél belijndheid, duidelijkheid, zalving. Hoe kon, als hij meer toepasselijk sprak, vooral bij bijzondere gelegenheden, zijn krachtige stem zich met metalen geluid uitzetten. Hoe stroomden de woorden dan uit zijn mond. Was gewoonlijk zijn trant meer betoogend, dán kwam er warmte, bezieling”.

Ds. G. Strik (van 1876 tot 1884).

Ds. G. Strik (1846-1884).

Pas toen ds. G. Strik (1846-1884) van Enschede (Iink) op 6 februari 1876 intrede deed ontstond wat de predikantswisselingen betreft enige rust. Hij bleef acht jaar. Nog steeds was tijdens de kerkdiensten de voorzanger actief. De jeugd vond het 1878 kennelijk welletjes en bood de kerkenraad een eenvoudig orgel aan om de kerkzang in het vervolg te begeleiden. Het was een harmonium.

“De laatste drie jaren van zijn leven sukkelde [de predikant] veel met zijn gezondheid, zodat hij zijn ambtswerk niet ten volle kon verrichten. Hij had een zwak lichaam en had te worstelen met huiselijke moeilijkheden. Doordat hij geen improvisator was, schreef hij zijn preken uit, wat een deel der gemeente in Heerenveen niet kon bekoren. Zo ontstonden er moeilijkheden, die hem zeer hebben gedrukt, en zijn gezondheid hebben verslechterd”. De predikant overleed op 20 februari 1884 te Heerenveen in het harnas.

Ds. A.H. op ’t Holt (van 1886 tot 1888).

Ds. A.H. op ’t Holt (1856-1926).

Ongeveer twee jaar na het vertrek van ds. Strik deed ds. A.H. Op ‘t Holt (1856-1926) van Enschede op 6 juni 1886 intrede. Ook hij bleef maar kort, namelijk tot hij op 25 januari 1888 wegens problemen in de gemeente emeritaat verkreeg. Hij nam afscheid van Heerenveen, maar diende ruim een jaar later alsnog de kerk van Zuilichem en Well. Over deze tijd is weinig te vertellen.

Ds. J. Westerhuis (van 1888 tot 1893).

Ds. J. Westerhuis (1851-1910).

Ds. J. Westerhuis (1851-1910) van Terneuzen deed nog hetzelfde jaar, op 28 oktober 1888, intrede in Heerenveen. Daar “heeft hij veel geëvangeliseerd. In de jaren van zijn arbeid hier zijn er tientallen tot de Gereformeerde Kerk overgekomen. Hij was in dit ‘roode district’ bemind bij zeer velen, geacht bij een iegelijk en hij werd geliefd door heel zijn gemeente en door de velen, die met haar iedere Zondag vergaderden. Waar Westerhuis predikant was, hadden de armen het goed. Hoe vloeide het geld! Niet doordat hij de collecten zo ‘echt kon aanbevelen’, gelukkig niet! Maar omdat zijn prediking en huisbezoek de gemeente hare roeping tegenover armen en kerk had leren verstaan. Vrij kan gezegd worden dat Heerenveen er onder Westerhuis ‘bovenop gekomen is’. Zij breidde zich uit naar alle zijden, gelukkig ook schoot zij wortelen naar de diepte in vermeerdering van kennis en in fijne wandel voor de Heere”.

In 1888 – het jaar waarin ds. Westerhuis naar Heerenveen kwam – schonk de familie De Boer de kerk een heus pijporgel ter waarde van fl. 1.250, dat de kerkzang tót de overgang naar het nieuwe kerkgebouw, in 1921, begeleidde en het harmonium dat jaren daarvoor door de jeugd geschonken werd verving. Op 10 december 1893 nam ds. Westerhuis afscheid van Heerenveen en vertrok naar de kerk van Groningen.

Ds. A. van Andel (van 1895 tot 1908).

De opvolger van ds. Westerhuis kwam pas anderhalf jaar na diens vertrek. Het was ds. A. van Andel (1867-1927) van Hijlaard, die ongeveer dertien jaar predikant in Heerenveen was. Hij deed op 26 mei 1895 intrede.

Ds. A. van Andel (1867-1927).

Het ledental van de kerk was de voorgaande jaren flink gegroeid: telde de kerk in 1860 ongeveer 190 leden, in 1870 rond de 260, weer tien jaar later 440 en in 1890 ruim 500; in 1900 – toen ds. Van Andel in Heerenveen stond – was het ledental intussen gestegen naar 760. Dat hield in, dat men in het kerkje aan de Kerkstraat al lange tijd moest woekeren met de ruimte. Moest er misschien een nieuwe kerk komen? Men overwoog die plannen serieus, want er werden een bestek en tekeningen gemaakt voor een nieuwe kerk, een pastorie en vergaderruimten.

Het liep echter anders: in 1900 besloot men niet tot nieuwbouw maar tot vérbouw over te gaan. Men vermeerderde toen de ruimte in de kerk door het gebouw te verbreden. Pas in 1920 zouden de nieuwbouwplannen weer uit de ijskast gehaald worden.

Ondertussen was ds. Van Andel in Friesland “meermalen scriba of preses van de particuliere synode; hij maakte deel uit van de generale Zendingsdeputaten en bijna steeds was hij secretaris van de evangelisatiearbeid in Frieslands Zuidoosthoek. Jarenlang was hij voorzitter van de afdeling Friesland van de ‘Nederlandsche Bond van Jongelings Vereenigingen op Gereformeerden Grondslag’, voorzitter van de Anti-Revolutionaire Kiesvereeniging te Heerenveen en van de Kamercentrale in het district Schoterland”.

Ds. Van Andel nam op 8 november 1908 afscheid van Heerenveen en vertrok toen naar de kerk van Hilversum.

Ds. J.B. Netelenbos (van 1910 tot 1912).

Ds. J.B. Netelenbos (1879-1934).

Anderhalf jaar later volgde ds. J.B. Netelenbos (1879-1934) van Oostkapelle hem op. Ook hij was net als enkele van zijn voorgangers kort aan de kerk van Heerenveen verbonden. Op 14 april 1912 nam hij afscheid en vertrok hij naar de kerk van Middelburg. De predikant kreeg later ‘bekendheid’ door zijn voorgaan in een hervormde kerkdienst op 10 juni 1917. Uiteindelijk werd hij daarom in 1919 door de classis Middelburg afgezet, wat in 1920 door de Generale Synode Leeuwarden werd bevestigd. Ds. Netelenbos ging daarna over naar de Hervormde Kerk.

Ds. R.K.M. Hummelen (van 1912 tot 1922) én een nieuwe kerk (1921).

Ds. R.K.M. Hummelen (1875-1941).

Ds. R.K.M. Hummelen (1875-1941) van het Groningse Hoogkerk deed op 19 mei 1912 intrede in Heerenveen en was tien jaar aan deze kerk verbonden.  De kerk groeide ondertussen gewoon door en telde in 1920 ongeveer 1.050 leden, veel te veel om nog in het kerkje aan de Kerkstraat te kunnen blijven. Vandaar dat plannen gemaakt werden voor de bouw van de nieuwe grote ‘Kruiskerk’ met 950 zitplaatsen aan de Burgemeester Falkenaweg. Het ontwerp van de kerk was van de architecten A. Nauta en C. Draaisma (de eerste schetsen waren overigens gemaakt door aannemer H. Diepenbroek).

De gereformeerde Kruiskerk te Heerenveen.

Het is een van de eerste kerken in ons land waarbij gewapend beton werd toegepast voor het opgaand muurwerk. Op 3 januari 1921 stortte ds. Hummelen het eerste beton. In de muur werd ter gelegenheid daarvan een gedenksteen aangebracht waarop dit heuglijke feit vermeld werd.

De gedenksteen die bij de ‘eerste betonstorting’ werd geplaatst (foto: Reliwiki, JvN).

De kerk werd gebouwd op een T-vormig grondplan en had aan drie zijden galerijen. De kerkruimte werd gedekt met houten, trapeziumvormige kappen. In de vensters werd non-figuratief gekleurd glas aangebracht (het gebouw werd veel later aangewezen als gemeentelijk monument).

Tot slot…

De ‘Kruiskerk’ werd in 2016 buiten gebruik gesteld, te koop gezet en twee jaar later gekocht door de organisatie ‘Wonen’, die de kerk zal ombouwen tot woningen voor ouderen. Het eerste kerkje, aan de Kerkstraat, werd in 1981 afgebroken.

De Sionskerk.

Momenteel zijn bij de Protestantse Gemeente Heerenveen drie kerkgebouwen in gebruik: de als gereformeerde kerk gebouwde ‘Sionskerk’ aan de Marktweg in Oudeschoot (de kerk werd zeer onlangs stevig verbouwd en uitgebreid), de ‘Skoattertsjerke’ aan de Schoterlandseweg (als hervormde kerk gebouwd) en ‘Trinitas’ (in 2012 in gebruik genomen), een kerk die door de inmiddels gevormde protestantse gemeente werd gebouwd, en aan de Coehoorn van Scheltingaweg staat, op de plaats van de vroegere hervormde Europalaankerk.

Waarmee we ons korte overzicht van de geschiedenis van de Heerenveense Gereformeerde Kerk beëindigen.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Heerenveen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Heerenveen en die van Heerenveen-Zuid tussen 1898 en 1998 (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

H.A. Dijkstra, De Gereformeerde Kerk te Heerenveen, 1843-1943. Heerenveen, 1943

S. de Haan, Inventaris van de archieven van de Gereformeerde Kerk van Heerenveen, 1851-1958 [etc.], Leeuwarden, 1980

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland.