De Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk (2)

Een nieuwe kerk (1898).

( < Naar deel 1 ) – Direct na de Doleantie in Molenaarsgraaf werd korte tijd gekerkt in de boerderij van J. Brouwer Azn. aan de Graafdijk West. Daarna stelde A. Brouwer Azn. het voorhuis van zijn boerderij beschikbaar voor de kerkdiensten; deze locatie werd gebruikt tot 5 september 1897, toen de nieuwe kerk in gebruik genomen werd.

Na in de woning van J. Brouwer Azn. aan de Graafdijk West gekerkt te hebben, werd tot 5 september 1897 in het voorhuis van de woning van A. Brouwer Azn, gekerkt (foto: ‘Verwarring en verwondering’).

Toen voorganger Van Oostende nog in Molenaarsgraaf voorging waren er al plannen gemaakt om een kerk en een pastorie te bouwen. Er was sindsdien ook al vaak voor gecollecteerd. Maar op 6 januari 1896 werd de beslissende stap genomen. Nadat in deze ‘opgewekte vergadering’ G. Suiker, H.C. Trapman en A. Brouwer Azn. in de voorbereidingscommissie gekozen waren, werd opnieuw begonnen met de werkzaamheden om te komen tot kerk- en pastoriebouw.

H.C. Trapman (foto: ‘Verwarring en verwondering’).

Maar behalve een kerk met predikantswoning moest de gemeente ook een predikant hebben! Besloten werd het jaartraktement alvast op fl. 1.000 te stellen. Het eerste beroep werd op 15 juni 1896 uitgebracht op ds. W. Verhoef (1866-1935) van Ridderkerk. Juist in die tijd, terwijl de kerkenraad een tijdelijke predikantswoning zocht – in afwachting van de nieuwbouw – kreeg de kerkenraad van L. Looyen het aanbod ‘een geschikt gedeelte van zijn huis’ voor dat doel te gebruiken. Ds. Verhoef bedankte echter voor het beroep.

Op 16 oktober 1896 werd definitief besloten over te gaan tot de bouw van kerk en pastorie.  Op 6 november 1896 rapporteerde de commissie dat hij een bouwterrein op Gijbeland op de kop getikt had. Maar de instituering van de kerk in Brandwijk (waarover hierboven al het een en ander verhaald werd) bracht enige vertraging, zodat de aanbesteding voor de bouw van kerk en pastorie pas in februari 1897 plaatsvond. De klus zou voor fl. 10.125 worden geklaard onder leiding van timmerman A. van den Berg en metselaar G. Kreukniet. Ook enkele gereformeerde en hervormde onderaannemers namen aan de bouw deel ‘die eensgezind arbeidden onder bespotting en hoon van tegenstanders, die het aan sombere voorspellingen aangaande kerk en gemeente niet lieten ontbreken’. Voor de aan de bouw meewerkende arbeiders werd de bepaling gemaakt dat op het werk geen sterke drank mocht worden genuttigd, en degenen die zich daaraan schuldig maakten ‘of aan andere ongeregeldheden, zoals vechten of vloeken’, zouden van het bouwterrein worden verwijderd.

De eerste steen van de kerk te Molenaarsgraaf, die door ouderling Kortleve geplaatst werd (foto: ‘Verwarring en verwondering’).

Ouderling C. Kortleve legde op 31 maart 1897 ‘de eerste steen’ van de nieuwe kerk op de Gijbelandsedijk. Deze daad werd vereeuwigd door het aanbrengen van zijn naam op die steen, evenals de naam van de kerk,  ‘Eben Haëzer’. Kortleve werd voor deze activiteit uitgekozen omdat hij de eerste en enige Dolerende in de hervormde  gemeente van Molenaarsgraaf was.

Natuurlijk werd bij deze plechtige aangelegenheid door verscheidene personen het woord gevoerd. “De grondslag waarop wij moeten staan, is het onfeilbaar Woord Gods, en door alleen te strijden voor de eere Gods, ontvangen wij niet alleen kracht in ’t heden, maar ook hoop voor de toekomst”, aldus J. Brouwer. Ter afsluiting van de plechtigheid zongen de vele aanwezigen psalm 27 vers 3. Op 5 september 1897 kon de kerk onder leiding van ds. P. Warmenhoven van Alblasserdam in gebruik genomen worden.

‘De Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk’ (1898).

De gereformeerde kerk aan de Gijbelandsedijk.

Ondertussen had op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de landelijke Vereniging plaatsgevonden van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ’Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, respectievelijk voortgekomen uit de Afscheiding en de Doleantie. Beide synodes hadden afgesproken samen verder te gaan onder de naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Ook was besloten dat in de dorpen en steden waar de beide kerken door onderlinge (menings-) verschillen nog niet direct toe waren aan ineensmelting, ze beide toch alvast ‘Gereformeerde Kerk’ zouden heten, met als toevoeging een ‘A’ achter de naam van de oudste van de twee kerken (meestal de Christelijke Gereformeerde Gemeente uit de Afscheiding), en een ‘B’ achter de naam van de jongste  (over het algemeen de Nederduitsche Gereformeerde Kerk uit de Doleantie).

Maar ‘A en B’ was op de twee kerken in Molenaarsgraaf en in Brandwijk niet van toepassing:  de van oorsprong Dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerk in Molenaarsgraaf heette intussen sinds de Vereniging op 17 juni 1892 al gewoon ‘Gereformeerde Kerk’, net als die in Brandwijk. Toch voelden de kerkenraden van beide kerken wel, dat twee zo dicht bij elkaar gelegen kleine kerken beter konden samengaan: ‘wijl er naar menschelijken berekening, wegens de geringe bevolking der beide gemeenten, nimmer uitzicht zal bestaan, dat iedere kerk op zichzelf zal kunnen bestaan’.

Eerst een combinatie, een jaar later ineensmelting…

Ds. P. Warmenhoven (1866-1918) van Alblasserdam.

Omdat de Gereformeerde Kerk van Brandwijk en die van Molenaarsgraaf hadden afgesproken samen een kerk te gaan bouwen, besloten ze per 8 januari 1897 een combinatie te gaan vormen. Op 3 december 1896 waren de kerkenraden uit beide plaatsen bij elkaar geweest en hadden daar de leden van de  nieuwe  kerkenraden gekozen, die op 1 januari 1897 in het ambt bevestigd werden door ds. P. Warmenhoven (1866-1918) van Alblasserdam. Een reglement van tien artikelen werd vastgesteld waarin de combinatie tussen beide kerkenraden werd geregeld. Beide kerkenraden vergaderden daarover apart en geregeld ook gezamenlijk.

Uit: ‘Het Kerkblad’, 18 februari 1898.

De combinatie duurde niet lang. Slechts één jaar later, op 28 januari 1898, besloten beide kerkenraden tot volledige ineensmelting. De classis ging op 3 februari akkoord. Bij dit alles ging men overigens niet over één nacht ijs. Behalve verscheidene gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen werd ook het advies gevraagd van dr. F.L. Rutgers (1836-1917) van de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917).

Hij was naast dr. A. Kuyper (1837-1920) de leider van de Doleantie in de hoofdstad: men noemde hem de Doleantie-jurist en Kuyper noemde hem ‘mijn alter ego’. Hoe dan ook, op 27 maart 1898 (en niet ‘in februari 1898’, zoals op veel plaatsen wordt aangegeven) gingen beide kerken samen verder als ‘De Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk’. Op die datum werd de nieuwe kerkenraad in het ambt bevestigd, opnieuw door ds. Warmenhoven. De ambtsdragers waren de ouderlingen J. Brouwer Azn., C. van Essen (C. Kortleve was al ouderling en bleef als zodanig aan), en G. Suiker en H.C. Trapman als diakenen.

De eerste predikant, ds. J.H. Koers (van 1898 tot 1901).

Ds. J.H. Koers (1871-1947).

Nadat op drie predikanten vergeefs een beroep werd uitgebracht nam ds. J.H. Koers (1871-1947) van Kockengen het in februari 1898 op hem uitgebrachte beroep aan.

Uit: ‘Het Kerkblad’, 25 maart 1898.

Op 8 mei dat jaar deed hij intrede, nadat hij door ds. Warmenhoven in het ambt bevestigd was. De dankbaarheid van br. P. Hoogendijk was zo groot dat hij de kerk een orgel schonk. Het front van het instrument moest nog wel vervaardigd  worden en daarvoor werden giften gevraagd. Ook prof. dr. A. Kuyper schonk fl. 25. Op 4 augustus 1901 nam ds. Koers afscheid en vertrok naar de kerk van Velsen.

De predikanten tussen 1902 en 1928.

Ds. J. Mulder (1876-1961).

Ds. J. Mulder (1876-1961) kwam als kandidaat uit Haarlem naar Molenaarsgraaf-Brandwijk, deed op 2 maart 1902 intrede en was ongeveer drie jaar aan deze kerk verbonden. Op 21 mei 1905 vertrok hij naar de kerk van Broek op Langedijk. Tussen 1906 en 1919 waren ds. A.C. Heij (1877-1960) van 27 mei 1906 tot 17 augustus 1913, en ds. C.J. Goslinga (1889-1983) van 16 augustus 1914 tot 28 september 1919 aan de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk verbonden.

Ds. J.H. Donner (1893-1976).

Er waren tussen 1919 en 1923 maar liefst twintig vergeefse beroepen op predikanten voor nodig, alvorens kandidaat J.H. Donner J.zn. (1893-1976) uit ‘s-Hertogenbosch het beroep, dat in juni 1923 op hem was uitgebracht, aannam. Op 16 september dat jaar deed hij in Molenaarsgraaf intrede, nadat hij door zijn schoonvader, prof. dr. A.G. Honig (1864-1940), in het ambt bevestigd was. Hij was ongeveer vier jaar aan de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk verbonden, nam op 14 augustus 1927 afscheid en vertrok naar de kerk te Broek op Langedijk.

Ds. C.P. Boodt (van 1928 tot 1936).

Ds. C.P. Boodt (1903-1945).

Op 7 oktober 1928 werd ds. C.P. Boodt (1903-1945) door ds. P.A. Zeilstra (1887-1972) van Sliedrecht in het ambt bevestigd. ’s Middags hield hij zijn intreepreek naar aanleiding van psalm 33 de verzen 11 en 123: “Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid; de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. Welgelukzalig is het volk welks God de HEERE is; het volk dat Hij Zich ten erve verkoren heeft”. De predikant diende de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk ongeveer acht jaar en had in zijn gemeente groot gezag, stond geen onrechtvaardigheid toe, maar wist tegelijk dat een te grote rechtvaardigheid in onbarmhartigheid kon omslaan. Daartegen waarschuwde hij ook in een preek toen een ouderling veroordeeld was wegens het stelen van een belastingplaatje (waarmee fietsen destijds getooid moesten worden).

Een reliëfplaat van een hagepreek van ds. Boodt in kamp Vught.

De predikant was ook bekend om zijn felle veroordeling van het opkomende Nazisme in Duitsland. Hij verkondigde vanaf de preekstoel dan ook dat de wijze waarop het gezag door de Hitlerpartij in Duitsland werd uitgeoefend misdadig was. Ook na de inval van de vijand hield hij dat standpunt overeind toen hij – na zijn afscheid van Molenaarsgraaf op 1 maart 1935 – predikant in Leerdam  en daarna in Delft was. Ten gevolge van zijn gevangenneming en gevangenschap in Sachsenhausen en Bergen-Belsen overleed hij na de bevrijding in juni 1945.

Ds. K. Dekker (van 1936 tot 1946).

Ds. K. Dekker (1907-1976).

Op 18 oktober 1936 deed ds. K. Dekker (1907-1976), hulppredikant te Zaandam, intrede in Molenaarsgraaf en maakte daar de Tweede Wereldoorlog mee. Net als ds. Boodt moest hij niets van de nazi’s hebben en liet dat ook duidelijk merken. Vanaf de preekstoel werden kanselboodschappen met kritiek op de bezetters zonder aarzeling voorgelezen, zoals het protest tegen de maatregel van de Duitsers om geen Joodse ambtenaren meer te benoemen.

Het kerkelijk leven werd gehinderd door allerlei maatregelen, zoals de verplichte verduistering van de kerkramen en  het schaars worden van kolen om de kachel te laten branden. Toen ook nog een onderdeel van de verwarming defect raakte en niet vervangbaar bleek, huurde de kerkenraad café Boerenklaas voor het houden van kerkdiensten. Ook levensmiddelen werden schaarser, waardoor brood (voor het avondmaal) op de bon kwam.

De predikant zat al gauw in het verzetswerk. Veel onderduikers werden voor een of twee nachten in de pastorie ondergebracht, in afwachting van het vinden van een definitieve onderduikplaats. Een kleine ruimte op de slaapkamer tussen kasten en het plafond diende in de pastorie als verstopplaats voor als er onraad dreigde. Ook de predikant zelf moest met zijn gezin onderduiken in Papendrecht. De reis er heen was zenuwlopend. Later bleek hij in de pastorie in Molenaarsgraaf te kunnen onderduiken, waarvan de gemeenteleden uiteraard niet op de hoogte waren. Na de oorlog werd hij voor zijn verzetswerk begiftigd met de ‘Medal of Freedom’.

De gereformeerde kerk en de pastorie.

De Vrijmaking.

Tijdens de oorlog speelde zich in de Gereformeerde Kerken nog een andere strijd af, die eigenlijk al in de jaren ‘30 begon. Er waren  tussen theologen meningsverschillen ontstaan over verscheidene punten betreffende de leer. Onderwerp van de discussie waren onder meer de pluriformiteit van de kerk (bestaat naast en buiten de Gereformeerde Kerken nog een ‘ware Kerk’?), hoe men dacht over doop en Verbond, over de algemene genade, de onsterfelijkheid van de ziel en de vereniging van de beide naturen (‘God en mensch’) in Christus. Voor- en tegenstanders bestookten elkaar daarover in de kerkelijke pers, waarbij het er lang niet altijd zachtjes aan toe ging;  niet-theologen namen daar enthousiast aan deel. Door een aantal kerken en ook door de synode werd gewaarschuwd tegen de felle polemiek. Maar de door de synode over de genoemde onderwerpen genomen besluiten vielen bij velen niet in goede aarde. Op 11 augustus 1944 werd in Den Haag door dr. K. Schilder (1890-1952) – de leider van de ‘bezwaarden’ – de ‘Acte van Vrijmaking’ voorgelezen en door velen ondertekend.

Prof. dr. K. Schilder op de Vrijmakingsvergadering (11 augustus 1944) in Den Haag. Daar las hij de ‘Acte van Vrijmaking’ voor. Het officiële begin van de Vrijmaking.

In de kerk van Molenaarsgraaf-Brandwijk speelden de verschillen van mening ook; er werden verscheidene vergaderingen over gehouden. Zo werd op een gemeenteavond in april 1944 gevraagd naar de kerkenraadshouding ten aanzien van de leergeschillen. De kerkenraad had zich nog geen definitief oordeel over de problemen gevormd en voelde niets voor het uitnodigen van een spreker, die de gemeente zou voorlichten, zoals gevraagd werd. Op initiatief van de jeugd werd voorgesteld dr. R. Schippers (1907-1989) van Rotterdam (later hoogleraar aan de VU) te laten komen om over ‘Verbond en Doop’ te spreken. Hij kwam naar Molenaarsgraaf.

Dr. R. Schippers (1907-1989).

Uiteindelijk schaarde de kerkenraad zich aan de zijde van de ‘bezwaarden’! Dit werd ook aan de classis meegedeeld. In september 1945 trok een van de kerkenraadsleden – tot verbazing van de rest van de kerkenraad – zijn instemming met de bezwaarden in. De overige leden van de kerkenraad volgden in november dat jaar zijn voorbeeld en kwamen op het eerder genomen besluit terug.

Wel gingen in totaal vijf gezinnen met de Vrijmaking mee. Maar in het dorp werd geen vrijgemaakte Kerk gesticht. Althans, voorlopig niet. Want in 1967 werd het even geprobeerd. In het landelijke Handboek van de vrijgemaakte Kerken werd meegedeeld dat de vrijgemaakte  kerk van Molenaarsgraaf op 1 juni 1967 geïnstitueerd was en 35 leden telde, waarvan 22 belijdende. De kerkdiensten werden gehouden in de Hervormde School aan de Dorpsstraat 13. Maar het jaar daarop was de vrijgemaakte kerk van Molenaarsgraaf al weer opgeheven.

Tenslotte…

Interieur van de gereformeerde kerk ‘Eben Haëzer’ (foto: Reliwiki).

Hier eindigt ons verhaal over het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk en over enkele gebeurtenissen daarna.

Op 8 september 1946 nam ds. Dekker afscheid van Molenaarsgraaf-Brandwijk en vertrok naar de kerk van Enkhuizen. Na hem kwamen nog vele andere predikanten. Van 1971 tot en met 1973, was de predikant, ds. J. van Verseveld, beroepen in combinatie met de kerken van Noordeloos en Ottoland. En later werden enkele predikanten in gedeeltelijke dienst beroepen.

De gereformeerde kerk Eben Haëzer aan de Gijbelandsedijk, die in 1898 in gebruik genomen was, is nog steeds als zodanig in gebruik.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C. Jongeneel, Vierstromenland. Een greep uit de (kerk) geschiedenis van Alblasserwaard. Goudriaan, 1980

H. Natzijl en H.J. van Dijk, Zoete banden die mij binden. Uit het gezelschapsleven in de Alblasserwaard. Houten, 1995

J.P. Neven e.a., Kerkelijk leven in beeld, De Alblasserwaard 1 en 2. Houten, 2003

N.N., Historisch Overzicht ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan der Gereformeerde Kerk te Molenaarsgraaf-Brandwijk. 1888-27 november-1928. Molenaarsgraaf, 1928

L.P.J. van de Peppel e.a., Verwarring en Verwondering. Terugblik 100 jaar Gereformeerde Kerk Molenaarsgraaf- Brandwijk. Molenaarsgraaf, 1998

© 2019. GereformeerdeKerken.info