De Gereformeerde Kerk te Olst (Ov.) – 2

Oefenaar N.J. van der Blom (van  1920 tot 1931).

( < Naar deel 1 ) – Na het vertrek van ds. Trenning in 1919 zocht de kerkenraad iemand die in de kleine kerk van Olst zou kunnen voorgaan.

Oefenaar N.J. van der Blom (1850-1934) was maar liefst ongeveer elf jaar aan de kerk van Olst verbonden.

Als reactie daarop ontving men een schrijven van N.J. van der Blom (1850-1934) uit Smilde. Het bleek dat hij veel ervaring had als godsdienstonderwijzer bij de landelijke ‘Vereeniging  van Vrienden der Waarheid’. Nadat hij in 1887 als zodanig was meegegaan met de Doleantie (de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk), had de classis Arnhem hem als  oefenaar toegelaten om de kerken te dienen. Dat deed hij dan ook; voordat hij vanuit Smilde naar Olst kwam had hij de kerken van Sprang, Vrijhoeve-Capelle, Zuilichem en De Wilp gediend.

Overal in het land hield de ‘Vereeniging  van Vrienden der Waarheid’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’ (‘De Heraut’, 13 april 1884).

Het was een schot in de roos, want de prediking van Van der Blom werd in Olst goed ontvangen. Hij had met de kerkenraad afgesproken op de eerste zondag van de maand voor fl. 10 een dienst te leiden en te preken  en verder ook op elke kerkelijke feestdag, maar dan zonder vergoeding. Ook zou de inmiddels bijna 70-jarige oefenaar catechisaties geven voor fl. 2 per week. Vast en zeker zal hij vanaf eind 1919 ook verder allerlei werkzaamheden op zich genomen hebben. Merkwaardigerwijs werd ook van hem verwacht voor fl. 20 per jaar de kerk schoon te houden, ‘zonder schrobben en boenen tijdens de grote schoonmaakbeurten’. Op 1 juli 1920 werd oefenaar van der Blom ook in het ambt van ouderling bevestigd. In die tijd telde de kerk van Olst 72 leden.

De pastorie voor de kerk werd zijn thuisbasis. Maar de kerkenraad weigerde aan zijn verzoek te voldoen om de predikantswoning van buiten fris in de verf te zetten. Wel werden voor ongeveer fl. 90 de keuken en de studeerkamer opgeknapt.

Eben Haëzer aan de H. Droststraat te Olst.

Vanaf 1924 maakte oefenaar Van der Blom de problemen mee die ontstonden met de kerk van Wijhe. De oorzaak was  dat een viertal gezinnen – woonachtig op het Fortmond – in Wijhe wilde kerken; de kerk in Wijhe was dichterbij dan die in Olst. Daar was de kerkenraad van Olst het natuurlijk niet mee eens, en dat deelde hij de classis – die de zaak al gauw ter beoordeling kreeg voorgelegd – dan ook mee. De classis adviseerde de grens tussen beide kerken zo te wijzigen dat Fortmond onder de kerk van Wijhe zou vallen. Daarmee waren de mannenbroeders in Olst het natuurlijk oneens, omdat de kerk van Olst een kleine kerk was die geen leden – en dus geld – kon missen. De zaak sleepte zich voort. Vervolgens adviseerde de classis de betreffende leden dan maar vrij te laten bij welke kerk men wilde behoren.

Ook daarmee kon Olst zich niet verenigen en het conflict leidde tot een stevige briefwisseling tussen beide kerken en de classis. In 1930 werd de kwestie in de ijskast geschoven, omdat de classis erkende kerkrechtelijk verkeerd te hebben gehandeld. De kerkenraad van Olst wilde erin berusten als de vier gezinshoofden in het Fortmond erkenden door het kerken in Wijhe verkeerd gehandeld te hebben. Of dat gebeurd is, is niet bekend.

Intussen was de ruim 81-jarige oefenaar Van der Blom rond Kerstmis 1930 ziek geworden en verzocht hij de kerkenraad hem van zijn arbeid te ontheffen. Dat gebeurde, en per 5 januari 1931 werd zijn dienstverband beëindigd.

Ds. J.P. Visscher (van 1932 tot 1936).

De kerkenraad kreeg het advies een ‘rijke kandidaat’ als predikant te zoeken. Dan kon het traktement des te lager zijn! Maar dat lukte niet. Er waren twee belangstellenden die op de advertentie reageerden, waarin een hulppredikant gevraagd werd. Maar een van hen, emeritus-predikant J.P. Visscher (1862-1936) van Nieuw-Lekkerland schreef erg veel haast te hebben, omdat hij vanwege zijn verkregen emeritaat de predikantswoning in Nieuw-Lekkerland uit moest. Om hem niet ‘mis te lopen’ had de kerkenraad hem meteen maar gevraagd naar Olst te willen komen; alleen … de broeders vergaten de gemeente daarover te raadplegen.

Niet alleen met het beroepingswerk ging het niet zoals het hoorde; ook over de geplande onderhoudswerkzaamheden aan kerk en consistorie hadden de gemeenteleden geraadpleegd moeten worden, maar ook daar had de kerkenraad niet aan gedacht.  Hoe dan ook, in februari 1932 werd over beide zaken alsnog een gemeentevergadering gehouden.

Ds. J.P. Visscher (1862-1936).

Daar was men het echter niet een-twee-drie met de kerkenraad eens over het beroepen van ds. Visscher. Want  sommige gemeenteleden hadden gehoord dat hij op zondag wel eens met het openbaar vervoer reisde! Het moest niet gekker worden! Dat was in die tijd not done. Maar de gemeente keurde het beroep alsnog goed.

De daken en de verrotte vloeren van de consistorie en van de kerkzaal werden ondanks alles ook gerepareerd. Dat was ook wel nodig, want gebleken was dat de daken van kerk en pastorie (die trouwens met enkele slaapkamers vergroot zou worden) zo verrot waren, dat ze bij een stevige storm zouden kunnen wegwaaien! Ook zouden in de zijmuren van de kerkzaal glas-in-lood ramen aangebracht worden en zouden de kerkbanken geverfd worden. De kosten bedroegen uiteindelijk ongeveer fl. 2.000.

“De dominee was een verstrooid man”: hij ging ook bij stralend zomerweer wel eens gekleed in een lange winterjas. En eens had hij, wachtend bij de bushalte, per abuis de hoed van zijn zus op. Een andere keer moest de predikant tijdens de preek meedelen niet meer te weten waar hij gebleven was. In 1936 nam hij afscheid.

“Met groote ijver en getrouwheid heeft hij zijn arbeid vervuld, geacht en bemind door zijn eenvoud en vriendelijkheid. Zijn wetenschappelijke capaciteiten gingen ver boven het middelmatige uit. Tijdens zijn verblijf te Voorschoten gaf hij de periodiek ‘Opstellen uit de Godgeleerdheid’ uit, waarvoor hij als enige de copie leverde en waarvan  in februari 1892 de eerste aflevering verscheen. Deze werd door prof. dr. H. Bavinck (1854-1921)  zeer gunstig beoordeeld. Om financiële redenen moest hij deze uitgave echter staken”. De predikant overleed op 31 december 1936 te Olst.

De Hendrik Droststraat in Olst, lang geleden.

Kandidaat J. Blum (van 1936 tot 1937).

De jaren ’30 was de tijd van de economische teruggang, veroorzaakt door de Beurskrach op Wall Street, in 1929. De wereld – Nederland incluis – werd in een grote economische crisis gestort, die ook haar uitwerking had op de kerken. Het werd in de Gereformeerde Kerken een tijd van ‘overvloed aan werk en werkkrachten’. Veel afgestudeerde predikanten konden niet direct een beroep krijgen; ze waren voor veel kerken in die tijd te duur. Daarom was in de Gereformeerde Kerken een landelijk ‘Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ gevormd, naar de stichters ook wel het ‘Comité Schouten-Grosheide’ genoemd. Dit Comité verleende (uit de opbrengst van landelijke kerkcollecten) financiële steun bij de aanstelling van hulppredikanten. Ze verdienden weliswaar aanmerkelijk minder dan een officieel aangestelde dominee, maar konden voor een gemeente toch van grote betekenis zijn en ondertussen veel ervaring opdoen.

Zo zag het interieur van Eben Haezer er in de jaren ’40 uit (foto: ‘Gereformeerden in Olst’).

Zo was ook kandidaat J. Blum  uit Amersfoort voor de kerk van Olst van groot belang. Op verzoek van ds. Visscher werd deze in mei 1936 aan de kerk van Olst verbonden. Hij was daar werkzaam in de evangelisatie. De zondagsschool had zijn grote liefde; daar vertelde hij onder grote belangstelling bijbelverhalen aan de hand van gekleurde platen die met een – inmiddels door de kerkenraad oogluikend toegestane – toverlantaarn geprojecteerd werden. Ook de bijbelse liedjes werden op die manier geprojecteerd.

Kandidaat Blum ging ook bij de huizen langs om te collecteren voor een kofferorgeltje voor gebruik bij de straatprediking in Olst en in het nabijgelegen Den Nul. Daaraan werkte ook het koor ‘Looft den Heer’ mee. Maar daar bleef het niet bij, want door hem werden ook een jeugd-, een mannen- en een vrouwenvereniging opgericht. Hoewel zijn arbeid in Olst en omgeving eind 1937 afliep, vertrok de ijverige kandidaat Blum pas in augustus 1938 naar Israël, waar hij ongetwijfeld verder ging met het verbreiden van het evangelie onder zijn volksgenoten.

Ds. A.L. Ruys (van 1938 tot 1939).

Ds. A.L. Ruys (1863-1945).

Emeritus-predikant ds. A.L. Ruys (1863-1945) van Dinteloord bleef ook slechts kort in Olst: van 15 november 1938 tot 1 oktober van het jaar daarop. Hij beviel goed, men wilde hem graag behouden, maar desondanks vertrok hij per 1 oktober 1939 en verhuisde naar Zeist, waar hij in 1945 overleed.

Ds. J. Bos (van 1940 tot 1946).

Ds. J. Bos (1906-1979) – hulppredikant in Schermerhorn – kwam in augustus 1940 als kandidaat naar Olst. Het Comité Schouten-Grosheide had hem bij de kerkenraad aanbevolen. In Olst werd hij tot ouderling benoemd en hij nam het initiatief voor de oprichting van een jeugdvereniging. De oorlog gooide echter roet in het eten. Onder zijn leiding werd het vijftigjarig bestaan van de kerk van Olst herdacht. Die viering werd in november 1940 – een aantal maanden na zijn komst – onder zijn leiding in de krappe consistorie gehouden, omdat vanwege de oorlogsomstandigheden de kerk niet verwarmd kon worden. Ook ds. Trenning, inmiddels 70 jaar oud, was daarbij aanwezig. Kandidaat Bos beviel zo goed dat de kerkenraad – gehoord de gemeente – besloot hem als predikant te beroepen. Dit beroep nam hij aan en hij deed op 26 oktober 1941 intrede.

De Tweede Wereldoorlog.

Ds. J. Bos (1906-1979).

Hij was dus gedurende de Tweede Wereldoorlog predikant van Olst. Veel meer dan dat hij de gemeente van Olst ‘onder uiterst moeilijke omstandigheden als herder en leraar‘ gediend had, is over die tijd niet gepubliceerd. In de kerkelijke notulen wordt over die tijd  namelijk nauwelijks iets vermeld. Wel is bekend dat  de kerkenraad grote moeite had de financiën op peil te  houden. Zózeer zelfs, dat de pastorie gedurende twee jaar aan anderen dan de predikant verhuurd werd, om zo meer geld te kunnen ontvangen. De predikant werd op een andere – goedkopere – plaats onder de pannen gebracht. Vader Bos schonk de kerk van zijn zoon zelfs  fl. 300 om de tekorten aan te zuiveren. De beschadiging van het kerkdak door een bom, die bij de spoorlijn neerkwam, zal de financiële situatie er niet beter op gemaakt hebben. Hoewel: de kosten, fl. 800, werden later gedeclareerd en teruggekregen op grond van een rijiksregeling voor de vergoeding van oorlogsschade. De kerkdiensten werden in die tijd wegens brandstofgebrek vaak in de consistorie gehouden.

De kerkenraad stond tijdens de oorlog ook vaak stil bij een andere strijd.  In onze kerken waren namelijk al in de jaren ’30 problemen ontstaan over allerlei leerstukken, zoals over de betekenis van de doop en het Verbond. In Olst werd in 1943 en 1944 nogal eens gesproken over de besluiten die de synode genomen had over ‘het genadeverbond en de algemene genade’. De kerkenraad was het met de genomen besluiten eens, alleen broeder Voorhoeve kon zich er niet mee verenigen. ‘Hoewel hij een vrome man was, werd hij, zij het met grote droefheid, geschorst’.

In mei 1946 vertrok ds. Bos naar de kerk van Montfoort, nadat hij op de eerste van die maand afscheid van Olst genomen had.

Enkele emeriti (1946 tot 1954).

Ds. A. Schippers (1879-1962).

Tussen 1946 en 1954 werden door de kerkenraad enkele emeriti beroepen. De eerste was ‘de nog zeer vitale’ ds. A. Schippers (1879-1962) van IJsselmonde, die op 1 juni 1946 benoemd werd en tot 1949 aan de kerk van Olst verbonden was, toen hij in Vaassen hulppredikant werd.

Op zijn verzoek werd de hoge preekstoel aangepast: de predikant vond het een lelijk ding – of had hij hoogtevrees? – en zodoende werd de kansel verlaagd en verbreed.

“Om zijn dapperheid [zijn betoonde moed in de meidagen van 1940] werd hij in 1948 onderscheiden met het ‘oorlogskruis met de gesp’. Het heeft hem diep getroffen toen Z.K.H. Prins Bernhard hem voor het front van de troep het bronzen kruis opspeldde”. Zó blij was hij, dat hij daarna de hele kerkenraad met echtgenoten uitnodigde om dit in de pastorie mee te vieren.

Ds. A. Schippers (1879-1962)  krijgt van Prins Bernhard het bronzen kruis opgespeld.

“Dit tekende zijn persoon. Hij was niet bang. Hij was voortvarend, hij kon zich helemaal inzetten. Zo was hij ook in zijn dienst in de kerken zichzelf. Niet altijd gemakkelijk, voor zichzelf niet en voor anderen niet. Hij kon tegenstanden opwekken, maar in zijn hart was christenliefde genoeg om dan ook weer de minste te kunnen zijn”.

Ds. N. Postema (1882-1962), hulppredikant van Enkhuizen, had daar in 1948 emeritaat verkregen, maar de woningnood maakte het aannemen van een hulppredikantschap noodzakelijk, zodat hij een pastorie kon betrekken en zo toch een dak boven zijn hoofd had.

Op zijn aandringen gaf de kerkenraad toe in 1947 fout gehandeld te hebben ten aanzien van broeder Voorhoeve, die onder censuur geplaatst was vanwege zijn aansluiting bij de vrijgemaakte kerk. Ook werd tijdens zijn korte predikantschap een begin gemaakt met het ‘toetsen’ van de nieuwe psalmberijming van ds. H. Hasper (1886-1974), een psalmbundel het overigens in de Gereformeerde Kerken niet haalde.

Ds. N. Postema (1882-1962).

Ds. M. Stadig (1881-1958) van het Groningse Ezinge was een van degenen die reageerden op een door de kerkenraad geplaatste advertentie waarin om een emeritus-predikant gevraagd werd, als opvolger van ds. Postema. Ds. Stadig  – 71 jaar oud – werd uit een drietal gekozen en kreeg de benoeming per 8 juni 1951. Zijn preken, ‘doorspekt met veel hoesten en proesten’, waren moeilijk te volgen. In de jaren dat hij in Olst werkte werd het zingen uit de bundel van ds. Hasper langzaam maar zeker weer afgeschaft, omdat de Gereformeerde Kerken in Nederland aan de totstandkoming van deze bundel niet langer meewerkten. Ds. Stadig was tot 11 juli 1954 aan de kerk van Olst verbonden.

Ds. M. Stadig (1881-1958).

Tweeëntwintig jaar lang vacant (van 1954 tot 1976).

Na het vertrek van ds. Stadig wendde de kerkenraad de blik naar de Gereformeerde Kerk van Deventer. Deze kerk groeide en zocht een derde predikant. Olst zou aan de derde predikant kunnen meebetalen als deze ook in Olst enige werkzaamheden verrichtte, zoals het geven van catechisaties en er zo nu en dan te preken. De kerkenraad van Deventer stemde daarmee in, maar die samenwerking hield na drie jaar op. Wijhe voelde daarna niets voor gezamenlijk beroepen, zodat de kerk van Olst in de jaren daarna slechts werd bijgestaan door consulenten van omringende kerken als Deventer, Wijhe, Holten en Enter. Vooral de predikanten ds. H. Heule (1919-1986) van Deventer en ds. W.G. Bovendorp (1902-1997) van Wijhe hebben veel werk verzet voor de kerk van Olst.

De kerk verbouwd.

De pastorie uit 1867 werd ruim honderd jaar later afgebroken. Het kerkje bleef staan en werd verbouwd.

Juist in die lange vacaturetijd kwam in 1969 een grote verbouwing van de kerk tot stand, nadat vier jaar eerder het harmonium al had plaatsgemaakt voor een mechanisch orgel met pedaal, dat voor fl. 10.000 gebouwd was door orgelbouwer Verschueren uit Heythuizen.

De toestand van het kerkgebouw was er in al die jaren niet beter op geworden en bovendien was de ervaring dat de vergaderlokalen voor de groeiende gemeente te klein waren. De verbouwing had nogal wat voeten in de aarde.

De plattegrond van de kerk van Olst na de verbouwing van 1969 (tekening afkomstig uit: ‘Gereformeerden  in Olst’).

Zo werd de pastorie uit 1867  afgebroken en werden maatregelen getroffen om wateroverlast bij een hoge waterstand in de IJssel tegen te gaan. Ook werd  centrale verwarming aangelegd en werden de kerkbanken  vervangen door stoelen. Verder kwam  er een andere preekstoel, terwijl ook  de vloeren, de muren en de verlichting werden aangepakt. En omdat men toch bezig was werd ook  de consistorie verlengd en werd een  nieuwe entree bij de kerk gerealiseerd.

Veel gemeenteleden hielpen mee om de kosten van de grote operatie zou laag mogelijk te houden, zodat fl. 15.000 bespaard kon worden. Ook de bekende gereformeerde ‘Stichting Steun Kerkbouw’ gaf fl. 4.000. Een lening van fl. 49.000 zorgde voor de rest. Het feit dat de kerk in die jaren geen predikant had en men dus geen traktement hoefde betalen,  heeft  het mede mogelijk gemaakt de verbouwing te realiseren.

Het exterieur van de gereformeerde kerk te Olst na de verbouwing in 1969.

En verder…

Nadat al eerder de bundel van ds. H. Hasper buiten gebruik geraakt was, werd in 1966 op verzoek van organist J.M. Eilander besloten de proefbundel ‘119 Gezangen’ vijf minuten voorafgaande aan de kerkdienst met de gemeente te oefenen. In 1968 kreeg de kerk van Olst haar eerste kerkblad, onder de titel ‘Mededelingen der Geref. Kerk Olst’. Een jaar later werd de naam veranderd in ‘Schakel’. In 1969 werd het Verjaardagsfonds opgericht, dat aanvankelijk geld inzamelde voor het bouwfonds, later voor de herinrichting van de kerkzaal.

De samenwerking met de plaatselijke Hervormde Gemeente begon eigenlijk in 1969 zo’n beetje op gang te komen, toen beide kerkenraden samen een informatief gesprek hadden. Een gevolg daarvan was het jaar daarop de gezamenlijke viering van de Vrouwen-Wereldgebedsdag in de hervormde kerk. Later werd ook de Rooms-Katholieke parochie bij het overleg betrokken. Daaruit kwam onder meer een aantal gezamenlijke diensten voort, voorbereid door een uit de drie gemeenten gevormde Oecumenische Werkgroep.

“Te gek om los te lopen”…

Het landelijke Samen-op-Wegproces tussen de Gereformeerde Kerken en de Nederlandse Hervormde Kerk begon in Olst  in 1971 met de bespreking van een door de landelijke kerken gepubliceerd gesprekswerkboek ‘Te gek om los te lopen’.

Naar deel 3 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info