De Gereformeerde Kerk te Montfoort (1)

Op 16 november 1887 werd in het Utrechtse Montfoort de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd, vanuit de Dolerende kerk van Harmelen, onder leiding van ds. W. Ringnalda (1858-1925).

Kaart: Google.

De Doleantie in Montfoort verliep vrij geruisloos. Geen spannende conflicten binnen de plaatselijke kerk, maar ontevredenheid over de algemene kerkelijke koers van de Hervormde Kerk was de oorzaak. De opkomende vrijzinnigheid, waartegen niet of nauwelijks werd opgetreden; de alles overheersende positie van de Algemeene Synode van de hervormde kerk, die aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten nauwelijks ruimte liet. Dat alles werd volgens velen veroorzaakt door het in 1816 door de overheid aan de kerk opgedrongen Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk. Dit reglement kwam in de plaats van de tot die tijd geldende gereformeerde Dordtse Kerkorde, die door de overheid aan de kant geschoven werd.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (1887).

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Nadat de meerderheid van de Amsterdamse hervormde kerkenraad was geschorst wegens volhardend verzet tegen de – kort gezegd – vrijzinnigheid en de grote macht van de synode (de ‘synodale hiërarchie‘ genoemd), werd op 16 december 1886  de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Amsterdam geïnstitueerd. Deze Amsterdamse ‘benauwde broederen’ organiseerden vervolgens  van 11 tot en met 14 januari 1887 het Gereformeerd Kerkelijk Congres, die in ’s Lands hoofdstad gehouden werd. Daar vergaderden 1.500 hervormde kerkenraads- en gemeenteleden uit het hele land over de bevordering van de Doleantie op andere plaatsen. Er werden toespraken gehouden en discussies gevoerd en – niet onbelangrijk – er werden zgn. Modellenboekjes gepubliceerd, waarin ‘concepten van alle te schrijven brieven’ waren opgenomen om de Doleantie ordelijk te laten verlopen. Plaatselijke gemeenten konden daarvan gebruik maken om de Doleantie in hun woonplaats in goede banen te leiden.

Of afgevaardigden van de Montfoortse kerkenraad aanwezig waren op het Gereformeerd Kerkelijk Congres is onbekend (er is geen presentielijst). Wel nam ds. Ringnalda van Harmelen deel aan de beraadslagingen.

Een brief aan de hervormde kerkenraad van Montfoort (1887).

Een oude foto van de hervormde Sint Janskerk te Montfoort.

Op 23 maart 1887 vroeg een elftal hervormde gemeenteleden te Montfoort hun kerkenraad ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’ (alles geheel volgens de adviezen van het Gereformeerd Kerkelijk Congres). De eerste ondertekenaar van de brief was R. van Gulik. Toen de kerkenraad daarop bij meerderheid van stemmen antwoordde dat hij niet aan het verzoek zou voldoen, namen de Montfoortse broeders contact op met ds. Ringnalda van Harmelen, met het verzoek hen van advies te dienen (ds. Ringnalda had op 19 mei 1887 de Doleantie in zijn woonplaats geleid).

Daarom kwam ds. Ringnalda kwam op 16 november 1887 naar Montfoort. In een particuliere woning kwamen hij en enkele hervormde kerkenraadsleden – die wél met de Doleantie mee wilden gaan – bij elkaar om te beraadslagen over ‘wat nu te doen’. Die kerkenraadsleden waren ouderling A. van Schajik en de diakenen J. van Vulpen en B. Kruidhof.

Ds. W. Ringnalda (1858-1925) van Harmelen leidde de instituering van de Dolerende Kerk te Montfoort.

Ten eerste stelde de predikant voor niet meer met de weigerachtige hervormde kerkenraadsleden samen te vergaderen, dit aan hen mee te delen en nu zélf als kerkenraad op te treden en als zodanig de reformatie der kerk ter hand te nemen. Dat hield in: afschaffing van het Algemeen Reglement en herinvoering van de Dordtse Kerkorde. Verder stelde hij voor van die besluiten mededeling te doen aan de kerkvoogden van de hervormde gemeente, aan de koning – deze was het hoofd van de hervormde kerk – en aan de burgemeester. En natuurlijk moest men het besluit tijdens de eerstvolgende kerkdienst ook aan de gemeente meedelen. Iedereen was het er mee eens. Er hoefde geen kerkenraad te worden gekozen, omdat de drie dienstdoende hervormde kerkenraadsleden het besluit tot Doleantie al genomen hadden. Vandaar dat de Doleantie meteen van kracht was. De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Montfoort was een feit.

De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’.

Op grond van de bestaande wettelijke regels konden Dolerende Kerken geen rechtspersoonlijkheid (overheidserkenning) krijgen. Die was echter wél nodig om bijvoorbeeld een kerk te kunnen bouwen. Vandaar dat het Gereformeerd Kerkelijk Congres geadviseerd had een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ op te richten, en daarvoor erkenning en rechtspersoonlijkheid aan te vragen. Vervolgens zou De Kerkelijke Kas namens de kerkenraad de handelingen kunnen verrichten, waarvoor rechtspersoonlijkheid vereist was. De vereniging had een eigen bestuur, bestaande uit R. van Gulik, J. van Vulpen, A. van Kooten, J. van Vliet en J. van Schajik. De twee kerkenraadsleden in het bestuur zorgden voor afstemming met de kerkenraad.

De kerkdiensten.

Zicht op de Doeldijk.

De zondagse kerkdiensten werden aanvankelijk gehouden op de zolder van een paardenstal, maar na enige tijd verbood het gemeentebestuur die bijeenkomsten vanwege instortingsgevaar. Vandaar dat men naar de Doeldijk trok, waar men het achterhuis van A. van Schajik voor de kerkdiensten gebruikte.

Maar ook dat duurde niet lang. Op 12 december 1887 kocht De Kerkelijke Kas voor fl. 3.000 een huis aan de Verlengde Hoogstraat. Dit liet men tot kerkzaal verbouwen, wat fl. 544 kostte. De inventaris werd geschonken: A. van Schajik gaf de kanselbijbel, J. van Vliet gaf de bijbel voor de voorlezer, J. van Geesink de kleedjes voor de preekstoel, B. Kruithof de lakens en servetten voor de avondmaalstafel, J. van Vulpen schonk de avondmaalsbekers en -schalen, terwijl A. van Kooten het doopbekken gaf.

Ds. J.J. Westerbeek van Eerten (1856-1926) ging zo nu en dan in Montfoort voor.

De eerste tijd gingen veel oefenaars in de diensten voor. Maar soms leidden ‘echte’ predikanten de dienst: natuurlijk komen we de naam van ds. Ringnalda tegen (hij was consulent van de jonge gemeente en gaf de catechisaties) en ook die van ds. J.J. Westerbeek van Eerten (1856-1926) van Mijdrecht en Uithoorn, en ds. W.F.A. Winckel (1852-1945) van Oudewater. In 1888 werd afgesproken dat een predikant-van-ver fl. 10 preekvergoeding kreeg en een predikant-van-dichtbij fl. 5. Ook kregen ze een reiskostenvergoeding. De kleine gemeente heeft niet lang een voorzanger gehad, want in april 1888 werd voor fl. 140 een orgel gekocht.

Ds. W.F.A. Winckel (1852-1945) van Oudewater ging af en toe in Montfoort voor.

De Jongelingsvereniging opgericht (1887).

De hervormde Jongelingsvereniging Dient den Heere overleefde de Doleantie niet zonder kleerscheuren. Er kwamen in september 1887 in de JV namelijk meningsverschillen met betrekking tot de Doleantie. Sommige jongens waren er tegen, anderen vonden de Doleantie juist noodzakelijk. De meningsverschillen leidden tot een scheuring. Nog voordat de Doleantie in Montfoort plaatsvond ging de club uit elkaar. Van de eenentwintig leden gingen dertien met de Doleantie mee en stichtten een nieuwe JV. Daarbij was ook ds. G. Klaarhamer (1836-1899) aanwezig, toen nog hervormd predikant van Montfoort (de predikant had zelf ook Dolerende gevoelens, want hij werd kort daarna, op 11 december 1887, Dolerend predikant te Rotterdam). De Dolerende JV kreeg een nieuwe naam: Rehoboth (‘De Heere heeft ruimte gemaakt’).

Oefenaar Jac. Overduin (van 1888 tot 1890).

Oefenaar Jac. Overduin (1851-1928).

Een van de oefenaars die in Montfoort was voorgegaan was Jac. Overduin (1851-1928) uit Doorn. Hij had in Kampen willen studeren, maar de vooropleiding viel hem zwaar. “Toen ik merkte dat ik met al mijn zwoegen niet vorderde, werd het mij menigmaal o zo benauwd. Tot diep in de nacht zat ik meestal te werken, zodat mijn vrouw dikwijls zeide: ‘Overduin, dat houdt ge nooit uit’”.

Dat klopte. Hij gaf zijn wens om in Kampen te studeren op en vestigde zich in 1883 in Doorn, waar hij ouderling werd. Daar trachtte hij op Artikel 8 DKO predikant te worden, maar ook daarvoor werd hij afgewezen. “Overduins liefde voor de Christelijke (Afgescheiden) Gereformeerde Kerk was daardoor wellicht sterk bekoeld”. Hij verklaarde zich in 1888 namelijk vrij plotseling eensgeestes met de Doleantie en werd als oefenaar (lerend-ouderling) in Montfoort aangesteld. Daar had hij ‘een aangenaam leven met het volkje, ook al werd van Roomse en liberale zijde zwaar gespot’.

Oefenaar Overduin benoemd.

De door Jac. Overduin zelf geschreven ‘Levensschets’.

Kerkenraad en gemeente zagen wel iets in oefenaar Overduin. Hij had in Montfoort immers wel eens een dienst geleid en de kerkenraad had daarom ‘gebeden en het lot geworpen om te weten of het in Gods weg was om de heer Overduin te benoemen’. Het lot besliste tot benoeming en de gemeentevergadering stond er achter. De kerkenraad beloofde hem fl. 800 per jaar, maar het is de vraag of de betaling in maandelijkse termijnen dat bedrag heeft gehaald.

In Montfoort had hij weliswaar ‘een goede tijd met het volkje’, maar er werden ook tomaten naar hem gegooid. Eens kreeg hij thuis een pan boerenkool met worst aangeboden, maar de oefenaar deelde zijn (dertien) kinderen mee dat ‘wij daarvan niet zullen eten, want er kan vergif in zitten’. Het werd toen zekerheidshalve in de tuin begraven.

Oefenaar Jac. Overduin (1851-1928).

In zijn Levensschets, die in 1939 gepubliceerd werd, schreef Overduin hoe hij met een “klein traktement moest rondkomen en hoe de Heere op wonderlijke wijze uitkomst gaf in moeilijke omstandigheden”. Oefenaar Overduin nam op 28 september 1890 afscheid van de kerk van Montfoort en vertrok naar de Dolerende kerk van Amerongen.

Een elfjarige vacante periode (1890 tot 1901).

Na het vertrek van oefenaar Overduin brak voor de kerk van Montfoort een elfjarige vacante periode aan. De kerkenraad zat echter niet stil en nam het beroepingswerk ter hand, maar het wilde niet vlotten.  Ds. C. de Gooijer (1851-1919) uit Nunspeet werd beroepen, maar bedankte. Hetzelfde antwoord ontving men van ds. M.J. Bouman (1927-1904) uit Amersfoort.

Groeten uit oud Montfoort….

Intussen voldeed de door de kerkenraad aangekochte woning aan de Verlengde Hoogstraat niet aan de verwachtingen. Vandaar dat men in februari 1890 in dezelfde straat – met bijbetaling van fl. 1.000 – het voormalige Pensionaat kocht, dat in het vervolg dienst kon doen als pastorie. Het voordeel was dat daarnaast een groot stuk grond lag, dat geschikt was om er een kerk te bouwen!

De Gereformeerde Kerk te Montfoort (1892).

Niet lang nadat de inmiddels gevormde Dolerende Kerken voor het eerst in ‘voorlopige synode’ bijeenkwamen namen de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken contact met elkaar op om te spreken over eenwording. Weliswaar liepen de onderhandelingen niet altijd even vlot – in de kerkelijke pers en elders nam men elkaar regelmatig de maat – maar toch kon uiteindelijk op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de Vereniging van beide kerken officieel worden geproclameerd. Afgesproken werd dat de naam van de verenigde kerken zou zijn: ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Ook de kerk van Montfoort sloot zich daarbij aan en heette sindsdien dus De Gereformeerde Kerk te Montfoort.

Een eigen kerkgebouw (1893).

De gereformeerde kerk in de Verlengde Hoogstraat. Rechts ervan de pastorie (het voormalige pensionaat).

Terwijl de kerkenraad ondertussen met het beroepingswerk bezig bleef, begon men ook te denken over de bouw van een eigen kerk. Omdat geen predikant betaald hoefde te worden kon men geld opzij leggen voor een nieuw bedehuis, dat naast het Pensionaat zou komen. Op 19 december 1892 besloot de kerkenraad architect Barneveld uit Utrecht op te dragen een bouwtekening te maken voor een nieuwe kerk. De volgende maand vond de aanbesteding plaats. Timmerman J. Prost uit Montfoort kreeg de klus voor fl. 5.000, maar hij ging failliet, zodat aannemer B. Kruithof het werk afmaakte. De bouw verliep verder voorspoedig en de kerk kon op 30 juli 1893 in gebruik genomen worden.

Vermindering van het ledental (1894).

Een aantal gemeenteleden die officieel bij de kerk van Montfoort hoorden gingen in 1894 kerken in Linschoten. Daardoor kromp het ledental van Montfoort en kwam de aanstelling van een eigen predikant in gevaar. Dat was de aanleiding tot het besluit van beide kerkenraden om gezamenlijk een predikant te beroepen. De kosten zouden voor 2/3 deel voor rekening van Montfoort komen en voor 1/3 deel voor Linschoten. Daarmee was de gemeentevergadering in Montfoort het echter niet eens: de lasten en lusten moesten volgens haar gelijkelijk verdeeld worden. Het samen beroepen ging dus niet door. Het beroepingswerk werd voortgezet, maar was even weinig succesvol als voorheen.

Ds. J. Hartwigsen (1862-1949).

Toch werd niet lang daarna, in 1895, onder leiding van de predikanten ds. F.W.J. Wolf (1860-1944) van Lopik, consulent van Montfoort, en ds. J. Hartwigsen (1862-1949) van Harmelen, consulent van Linschoten, gesproken over het gezamenlijke beroepingswerk. Afgesproken werd het toch samen te gaan doen. De predikant zou een jaartraktement van fl. 1.000 ontvangen, waarvan Montfoort fl. 500 zou betalen, Linschoten fl. 400 en de classis fl. 100. Maar twaalf beroepen later pas stond de opvolger van oefenaar Overduin op de kansel van Montfoort.

Ds. A.L. Ruys (van 1901 tot 1908).

Het was ds. A.L. Ruys (1863-1945) van Ooltgensplaat, die op 5 mei 1901 intrede deed. Het spreekt vanzelf dat de predikant niet elke zondag in beide kerken kon voorgaan, maar dat in Montfoort ‘leesdiensten’ gehouden moesten worden als de predikant in Linschoten voorging. Afgesproken werd preken te lezen van Theodorus van der Groe (1705-1784) en Bernardus Smijtegelt (1665-1739), twee zeer orthodoxe predikanten van jaren her.

Ds. A.L. Ruys (1863-1945).

Een merkwaardige gebeurtenis vond plaats bij de kerkvisitatie van oktober 1907. Het bleek namelijk dat de diakenen niet aan het avondmaal deelnamen! In Montfoort heerste bij sommigen de gedachte dat men het avondmaal niet waardig was en het daarom meed. De predikant kreeg opdracht de diakenen elke week een avond lang onderwijs te geven in de gereformeerde geloofsleer en hen er door middel daarvan op te wijzen dat hun avondmaalsmijding onterecht was.

Met de in 1887 opgerichte Jongelingsvereniging ging het in deze tijd minder goed. In 1906 waren er nog maar vier leden. Hoewel men hoopte dat op een andere dag bijeenkomen verbetering zou brengen, bleek die hoop ijdel en werd de vereniging op 6 mei 1906 opgeheven. De bibliotheekboeken werden onder de vier resterende leden verdeeld. Ruim twee en een half jaar later werd besloten een nieuwe JV op te richten, hoewel ook die club weer Rehoboth ging heten. Veertien leden meldden zich aan. De bibliotheekboeken werden weer teruggegeven en men kon weer aan de slag.

In 1909 werd de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgeheven. Aanvankelijk nam de kerkenraad het werk over, maar dat ging niet goed, zodat men toen een ‘Financiële Hulpcommissie’ oprichtte die het werk overnam.

Ds. Ruys nam op 14 juni 1908 afscheid van de Gereformeerde Kerk te Montfoort en vertrok naar Dinteloord.

Ds. A. Bolwijn (1909 tot 1918).

Ds. A. Bolwijn (1854-1935).

Op 17 oktober 1909 deed de opvolger van ds. Ruys intrede in Montfoort. Het was ds. A. Bolwijn (1854-1935) van Nieuw-Loosdrecht. Hij had het beroep aangenomen op voorwaarde dat het jaartraktement fl. 1.000 zou bedragen. Daaraan werd door beide kerken voldaan, want ook deze beroeping werd samen met de kerk van Linschoten gedaan. Vrijwel direct na de intrede van de predikant werd het systeem van de ‘vaste kerkelijke bijdragen’ ingesteld, in plaats van zitplaatsverhuring, zoals in veel kerken toen de gewoonte was. Aanvankelijk leek het positief uit te pakken, maar na verloop van tijd bleek dat lang niet iedereen het er mee eens was en in de gemeente grote onenigheid over dit besluit ontstond.

Het nieuwe orgel meteen kapot (1911).

De kerkenraad besloot in 1911 voor fl. 310 een nieuw orgel te kopen. Voor het oude instrument kreeg men nog fl. 40. Maar toen de bekende organist Henny Schouten het instrument inwijdde bleek dat het orgel helemaal niet zo goed was als door de verkoper was aangegeven. Tijdens de bespeling door Schouten raakte het instrument defect. De organist bood aan het instrument op eigen  kosten te repareren, hetgeen werd aangenomen.

Dat laatste had mogelijk te maken met de financiële perikelen waaronder de kerk van Montfoort leed. Er waren namelijk tekorten. Daarom werd alleen in de pastorie naast de kerk het moderne gaslicht aan te leggen en daarmee in de kerk nog even te wachten. Hield het conflict met de Financiële Hulpcommissie, een paar maanden later, in december 1913, verband met het aanbrengen van gasverlichting in de kerk? Want tijdens dezelfde kerkenraadsvergadering waarin de Hulpcommissie werd opgeheven werd ook besloten in de kerk gaslicht aan te leggen.

Een pastoriewisseling (1916).

De gereformeerde kerk te Montfoort met rechts daarvan het vroegere pensionaat, dat enige tijd als pastorie dienst deed.

De financiële toestand van de kerk werd – misschien mede door de Eerste Wereldoorlog (1914 tot 1918) – zo penibel dat de classiskerken in 1915 werd gevraagd voor Montfoorts kerk te collecteren. Het tekort stond toen op bijna fl. 550. Door die collecten kon het tekort behoorlijk worden ingelopen. Het oude pensionaat naast de kerk was in diezelfde tijd kennelijk niet meer als pastorie bruikbaar, want de kerkenraad besloot in 1916 het gebouw te verkopen (dit bracht fl. 3.500 op) en in plaats daarvan voor fl. 3.900 een nieuwe pastorie aan te schaffen op De Plaats.

Een conflict zorgt voor emeritaat (1918).

Ds. Bolwijn was “een rechte rijzige figuur met een scherp karakter, in veel opzichten typisch Groningsch”, wat hem meermalen in conflict met anderen bracht. Zo had hij van 1887 tot 1896 op het zendingsveld gediend. Daar kreeg hij ernstige conflicten met de Deputaten voor de Zending (in Nederland), en schreef hun vanuit Indië brieven waarover een onderzoekscommissie van de Deputaten oordeelde “dat de correspondentie van br. Bolwijn als onbehoorlijk en onvoegzaam en alle perken te buiten gaande” moest worden gebrandmerkt. Hij werd toen als ‘zendingsleraar’ buiten bediening gesteld. Daarna vertrok hij als predikant naar Nieuw-Loosdrecht.

Ds. A. Bolwijn (1854-1935) ging in 1918 met emeritaat.

Ook in Montfoort werd op 5 december 1917 in de classis gesproken over meningsverschillen tussen de predikant en de kerkenraad. Het ging om een preek die hij in juni 1914 gehouden had. De predikant moest op medisch advies daarna enige tijd rust houden, maar in februari 1918 kwam de mededeling dat hij emeritaat moest aanvragen.

Vacant (van 1918 tot 1936).

Na het vertrek van ds. Bolwijn ontstond een vacante periode van maar liefst ongeveer achttien jaar!

Joh. Koren was van 1897 tot 1928 ouderling van de kerk van Montfoort (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Montfoort’).

In februari 1922 (bij het schrijven van dit verhaal honderd jaar geleden) was Joh. Koren gedurende 25 jaar ouderling. Hij zou het 31-jarig jubileum uiteindelijk nog halen, want zijn ambtsperiode duurde tot zijn overlijden in 1928. Hij kreeg bij zijn 25-jarig jubileum uit waardering van de kerkelijke gemeente een Statenbijbel cadeau.

In 1935 overleed ouderling L. van der Neut, die tweeëndertig jaar lang kerkenraadslid was geweest. Op het laatst kon hij nog nauwelijks lopen, en werd toen ‘achter op de kaasbrik’ naar de vergaderplaats gereden.

L. van der Neut was 32 jaar lang kerkenraadslid (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Montfoort’).

Ondertussen was er dus geen predikant en moest bij bijzondere gebeurtenissen en bij de bediening van de sacramenten een beroep gedaan worden op classis- of andere predikanten. Voor het overige werden leesdiensten gehouden.

Het jeugdwerk.

Maar het kerkelijk leven ging desondanks voort. Zo werd op 12 januari 1925 een Meisjesvereniging, Mirjam genaamd, opgericht. De eerste vergadering werd door zeven belangstellenden in de leeftijd van 16+ bijgewoond.

Jubileum 10 jaar ‘Mirjam’ om 1935. V.l.n.r.: voorste rij: W. van Wijngaarden, J. Knijff, mej. Kok, A. van der Neut, K. van Muiden, A. van Leeuwen, A. de Kogel. Achterste rij: W. Knijff, C. de Heer, W. de Heer, C. Griffioen, J. Koren, G. Kooi, A. Koetje, C. Koetje, R. Versloot, N. van Muiden en G. Tuls (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Montfoort’).

In 1933 vierde men het vijfentwintigjarig bestaan van de JV Rehoboth. Een uitgebreid programma werd afgewerkt, waaraan de toen 21 leden ijverig meewerkten (vijftien van hen hielden bijvoorbeeld een voordracht).

In november 1932 werd een meisjesclub voor 9 tot 15-jarigen opgericht onder de naam ‘Dient den Heere’. En in februari 1936 werd een Knapenvereniging opgericht, bevolkt door jongens tot 16 jaar, die na hun 16de verjaardag de JV zouden gaan bezoeken. De eerste vergadering werd bijgewoond door negen jongens. De naam van de Knapenvereniging was ‘Benjamin’.

Een nieuw orgel (1932).

Het orgel dat dienst deed van 1932 tot 1975 (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Montfoort).

We zagen al dat er twijfels waren over het in 1911 in gebruik genomen orgel, dat het meteen al bij de inwijding begaf en gerepareerd moest worden. Vandaar dat men in 1926 besloot eens per maand te collecteren voor de aanschaf van een nieuw instrument (in die tijd werd ook een kachel in de kerk aangeschaft en lopers voor in de kerkzaal, terwijl in 1931 elektrisch licht in de kerk werd aangelegd).

In 1932 kreeg men de kans een gebruikt kerkorgel aan te schaffen voor een bedrag van fl. 900. Gelukkig was al ruim fl. 620 uit het orgelfonds beschikbaar. Op 2 juli 1932 kon het orgel in gebruik genomen worden. Toen het orgel door middel van de maandelijkse orgelcollecte was afbetaald werd die collecte bestemd voor verbetering van het kerkinterieur. En de pastorie aan De Plaats was in 1931 ondertussen voor fl. 4.000 verkocht.

In 1937 werd de Commissie van Beheer opgericht. Het was de opvolger van de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ uit de Doleantietijd en de daarna opgerichte (en in na een conflict in 1913 opgeheven) ‘Financiële Hulpcommissie’.

Kandidaten voor hulpdiensten (1936 tot 1941).

Kandidaat J. van Harmelen (1910-?) op latere leeftijd. Hij deelde zelf aan de gemeente mee dat hij niet kwam…

In de jaren ’30 bestond in de Gereformeerde Kerken een overschot aan aanstaande predikanten (kandidaten); velen van hen zouden niet op korte termijn een beroep kunnen verwachten. Vandaar dat in de Gereformeerde Kerken een Comité Overvloed van Werk en Werkkrachten’ werd opgericht, naar de oprichters ook wel het Comité Grosheide-Schouten genoemd. Door middel van landelijke kerkcollectes werd geld bijeengebracht om kerkenraden door subsidies de mogelijkheid te bieden een ‘kandidaat’ te benoemen om hulpdiensten te verrichten. Daarvan maakte ook de kerk van Montfoort gebruik, ditmaal los van de kerk van Linschoten.

Achtereenvolgens werden de volgende kandidaten aangetrokken, van wie de meesten slechts zeer kort aan Montfoort verbonden bleven: kandidaat J. van Harmelen (1910-?), die in 1936 wel benoemd was maar in Montfoort geen dienst deed; kandidaat P.H. de Kleer, die in 1936 en 1937 aan Montfoort verbonden was; kandidaat H.J. Spier (1909-1975), in 1937 in Montfoort werkzaam; kandidaat R.A. Flinterman (1909-1987), die in 1937 en 1938 korte tijd in Montfoort stond; kandidaat C.H. Appelo (1911-1969), die van 1938 tot 1940 in dienst van de kerk van Montfoort was; kandidaat H. van Rhijn (1908-1976), die in 1940 korte tijd in Montfoort werkzaam was; kandidaat J.F. Colenbrander (1913-1981),  in 1940 en 1941 enige tijd hulppredikant te Montfoort, en tenslotte kandidaat C. Gilhuis (1913-1982) die in 1941 gedurende enige maanden in Montfoort werkte.

Kandidaat J.F. Colenbrander (1913-1981) op latere leeftijd.

Kandidaat Van Harmelen deelde op de zondag dat hij in Montfoort met zijn werk zou beginnen, mee dat hij niet zou komen wegens het aannemen van een beroep naar Harkstede. Natuurlijk werd door de kerken van Montfoort en Linschoten weer uitvoerig gesproken over het eventueel gezamenlijk uitbrengen van een beroep op een ‘heuse’ predikant. Na lang praten werd dat idee losgelaten en deelde de classis mee de kerk van Montfoort financieel te zullen steunen als zij zelfstandig een beroep uitbracht.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info