De Gereformeerde Kerk te Workum (2)

Ds. P.A. Veenhuizen (van 1892 tot 1901).

( < Naar deel 1 ) – Kort na de toetreding van de gemeente van Workum tot De Gereformeerde Kerken in Nederland (in 1892) werd de nieuwe predikant als opvolger van ds. Kapteyn in Workum in het ambt bevestigd. Het was ds. P.A. Veenhuizen (1862-1921) van Langeslag, die op 22 december 1892 intrede deed.

Ds. P.A. Veenhuizen (1862-1921).

Mede door bemoeiingen van (toen nog student) ds. J.W. Draijer (1851-1894), die hij ‘zijn vaderlijke vriend’ noemde, kon hij zijn studie in Kampen beginnen, nadat hij voorbereidende lessen had ontvangen van ds. H. Op ’t Holt (1830-1890).

“Reeds als student muntte hij uit door welsprekendheid. Niet door diepgang van gedachten en breedte van lijnen uit te dragen was Veenhuizen sterk, maar juist zijn schitterende voordracht, zijn machtige beeldspraak, zijn welverzorgde stijl, zijn welsprekendheid, waren zoo voortreffelijk, zoo voornaam, dat het eenvoudig onmogelijk was, aan de geweldige pressie en bekoring van het optreden van dien vromen man te ontkomen. Zoo werd Veenhuizen niet de man van wetenschap, die op wetenschappelijke ontwikkeling kon bogen, maar de man van de praktijk, en van de praktische, eenvoudige, hartelijke en liefdevolle bearbeiding der gemeente, aan zijn zorg toevertrouwd.” Tijdens zijn verblijf in Workum kwamen velen uit de Nederlandse Hervormde Kerk over en was de kerk steeds overvol.

De melkfabriek en de zondagsarbeid.

De melkfabriek hield rekening met de zondagsrust…

In 1898 waren er contacten met de hervormde gemeente. Die beperkten zich echter tot de wens van beide kerkenraden om een eind te maken aan de zondagsarbeid in de plaatselijke zuivelfabriek. Kon de directie er voor zorgen dat de zondagse levering van melk zou worden gestopt? Op die manier kon de zondagsrust immers bevorderd worden. De directie antwoordde daarop dat men beloofde ‘een extra ploeg volk’ aan te nemen, zodat op zondag niet meer behoefde te worden gewerkt.

Heidenschap.

Niet ver van Workum lag het buurtschap Heidenschap (It Heidenskip). Al enkele jaren was daar ene br. S. Dijkstra werkzaam die daar als oefenaar om de veertien dagen voor een publiek van ongeveer vijftig personen het evangelie bracht. Wel waren er in 1898 geruchten geweest dat br. Dijkstra bij de huizen langs ging om zogenaamd voor de evangelisatie te collecteren, maar dat hij het geld in feite voor zichzelf zou houden. Een onderzoek leidde niet tot bewijs, en later bleek dat hij daar voor eigen rekening arbeidde, zij het in overeenstemming met de gereformeerde belijdenis.

Blik op Heidenschap, met uiterst links het oude gereformeerde kerkje (voorheen van de Baptisten); in het midden het hervormde kerkje (foto uit de collectie van Sijtje Feenstra).

Vandaar dat de classis in 1899 aan de kerkenraad van Workum verzocht ‘de godsdienstige bijeenkomsten in het Heidenschap in het kerkelijk spoor te leiden’. Ds. Veenhuizen en een ouderling togen naar Heidenschap om de zaak ter plaatse te onderzoeken. Op grond van hun bevindingen oordeelde de kerkenraad dat het eigenlijk niet dringend nodig was, omdat er maar vijf gezinnen uit het buurtschap in Workum in de kerk kwamen. Toch besloot de kerkenraad er te beginnen met een zondagsschool, catechisatie en huisbezoek. Op die manier ging men enkele jaren, tot 1903, voort.

Ds. Veenhuizen had inmiddels op 5 mei 1901 afscheid genomen wegens zijn vertrek naar de kerk van Almelo.

Ds. H.H. Schoemakers (van 1901 tot 1908).

‘De Bazuin’, 18 oktober 1901.

Al ongeveer een half jaar later kwam zijn opvolger naar Workum. Het was ds. H.H. Schoemakers (1873-1943) uit Dirkshorn, die op 13 oktober 1901 intrede deed. Hij bleef bijna zeven jaar in Workum predikant.

Ds. H.H. Schoemakers (1873-1943).

De kerk van Heidenschap zelfstandig (1903).

Het evangelisatiewerk, dat in Heidenschap was opgezet, had uiteindelijk resultaat. Door een aantal leden uit Heidenschap werd de instituering van een zelfstandige kerk daar ‘sterk begeerd’. Later bleek dat een aantal gemeenteleden in dat dorp daar juist tegen was: het zou hun te veel geld gaan kosten. Een ‘brede gedachtewisseling’ volgde op de classis. De kerkenraad van Workum had overigens in principe geen bezwaar tegen een zelfstandige kerk in dat dorp, omdat uit onderzoek gebleken was dat in Heidenschap voldoende leden zouden zijn die het benodigde geld bijeen zouden kunnen brengen. Maar de Workumer kerkenraad wilde wel eerst een grensregeling vaststellen, om te kunnen zien hoeveel leden het de kerk van Workum zou kosten. Die grensregeling bleek er echter al te zijn.

Het oude voormalige Baptistenkerkje in Heidenschap, dat in 1900 door de classis gekocht werd ten behoeve van de Gereformeerde Kerk te  Heidenschap.

Uiteindelijk werd de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Heidenschap op 3 mei 1903 vanuit de Gereformeerde Kerk te Gaastmeer geïnstitueerd werd, onder leiding van ds. H. de Lange (1867-1932) van Gaastmeer. Het aantal leden van de kerk van Heidenschap was in 1905 ongeveer 45, en het kostte Workum slechts weinig kerkgangers.

Ds. H. de Lange (1867-1932) van Gaastmeer.

Ook in eigen ‘huis’ werd het een en ander geregeld. Ds. Schoemakers stelde voor de gemeente in vier wijken te verdelen, zodat elke ouderling een eigen bezoekwijk zou hebben, wat vooral voor het ziekenbezoek van belang zou zijn. De ouderlingen zouden met z’n tweeën alle gemeenteleden elk jaar een huisbezoek brengen. De predikant zelf, zo werd afgesproken, zou alle gemeenteleden eens in de twee jaar bij langs gaan, samen met een ouderling.

‘De Bazuin’, 31 juli 1908.

Ds. Schoemakers nam op 26 juli 1908 afscheid wegens zijn vertrek naar de kerk van Alblasserdam.

Ds. S. Idema (van 1909 tot 1918).

‘De Bazuin’, 5 februari 1909.

Ongeveer een half jaar later stond zijn opvolger op de preekstoel. Het was ds. S. Idema (1875-1946) uit Schildwolde. Hij deed op 31 januari 1909 intrede. Omdat de pastorie op It Noard 61 toe was aan vernieuwing kocht de kerkenraad in 1911 een herenhuis, dat bijna recht tegenover de kerk stond. Natuurlijk moest de woning vertimmerd worden en dat leverde problemen op. Volgens de kerkenraad en de architect was de rekening te hoog; gelukkig kon door overleg een bevredigende oplossing bereikt worden.

In 1908 moest ook een bevredigende oplossing gevonden worden voor het dopen van kinderen. Toen vroegen sommige kerkenraadsleden zich namelijk af of ouders die nog geen belijdenis gedaan hadden antwoord konden geven op de door de predikant gestelde doopvragen, waarin onder meer gevraagd en hopelijk met ‘ja’ geantwoord werd, of men het kind een christelijke opvoeding wilde geven en het door onderwijs en voorbeeld wilde voorgaan op de weg des Levens. Volgens de kerkenraad kon je dat niet beloven als je nog geen belijdend lid van de kerk was, of zelfs nog niet eens gedoopt was. Besloten werd dat ‘geen onbevoegde bij de doop dient op te treden’.

Ds. S. Idema (1875-1946).

De kerkenraad besloot in 1909 overigens dat in het vervolg geen kerkelijke bevestiging van een huwelijk door de week meer zou plaatsvinden, omdat de broeders oordeelden dat de hele gemeente over het huwelijk de zegen van de Heere diende af te smeken. Vandaar dat in het vervolg huwelijken alleen tijdens de diensten op zondag kerkelijk zouden worden ingezegend. Bij de wel kerkelijk bevestigde huwelijken zou de kerkenraad een bijbel cadeau geven, zo werd in 1914 besloten.

Vijfenzeventig jaar jong… (1911).

Natuurlijk kon de gemeente het vijfenzeventigjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Workum niet stilzwijgend voorbij laten gaan! Op 1 februari 1911, zo besloot men, zou ds. Idema tijdens een feestelijke bijeenkomst bovendien een historisch overzicht ten beste geven.

In datzelfde jaar betrok ds. Idema de nieuwe pastorie tegenover de kerk. Dat bleef de predikantswoning tot 1971.

De nieuwe pastorie, die van 1911 tot 1971 dienst deed. Aan de aanplakbiljetten is te zien dat de predikant op de ARP stemde, de gereformeerde politieke partij destijds door dr. Abraham Kuyper (1837-1920) opgericht (foto eind jaren ’60, uit: ‘Van scheiding naar hereniging’).

En verder…

Het feestgedruis hield natuurlijk niet in dat de kerkenraad ook niet de meer donkere zaken in het kerkelijk leven serieus diende te nemen. Voordat men in 1913 met het huisbezoek begon sprak de kerkenraad uitvoerig over het geestelijk leven van de gemeente. Want dat was niet overal zoals het hoorde. Afgesproken werd dat tijdens het huisbezoek “een flink onderhoud gemaakt zal worden met al de zoodanigen die zich aan verschillende besproken zonden schuldig maken, en alsdan een week vooraf een lijstje te maken van allen die onwettig thuisblijven uit de kerk, en zij die gebruik maken van fietsen op de dag des Heeren”.

Het verdelen van de zitplaatsen.

Een oude ansicht van de gereformeerde kerk.

In 1914 schafte de kerkenraad de zo vaak bestreden verhuur van zitplaatsen (soms bij opbod) af. De gang van zaken was daarbij vaak onrustig en soms ook onaangenaam. Vandaar dat de kerkenraad voor alle plaatsen een vaste prijs vaststelde en men deze vervolgens kon aanvragen. Als men een gehuurde plaats opzegde verviel de plaats weer aan de kerkenraad die de zitplaats dan weer kon aanbieden aan een ander.

De kerk verbouwen?

Vooral om in de kerkdiensten voorkomende ‘onbehoorlijkheden’ de pas af te snijden overwoog de kerkenraad in 1913 de kerk te verbouwen. Een feit was namelijk dat de galerij ‘overbevolkt’ was en daardoor onrust ontstond. Maar er was geen geld genoeg om de verbouw van de kerk ter hand te nemen! Om de ‘onordelijkheden’ toch de kop in te drukken werd toezicht op de galerij ingesteld en werd er bovendien bij de huisbezoeken aandacht aan besteed. Omdat naar de mening van ds. Idema ‘de Heere aan de landbouwers rijke zegeningen schenkt’, verwachtte hij dat zij ook voor de verbouw van de kerk wel wat extra geld over zouden hebben.

In 1915 was ongeveer fl. 1.250 bijeengebracht, maar toen men in 1916 nog een keer over de verbouw van de kerk sprak, oordeelde de kerkenraad dat men er toch maar beter even mee kon wachten ‘wijl de donkere tijden die we beleven niet geschikt zijn’. De ‘Grote Oorlog’ (1914-1918) was immers gaande, waardoor ook in Nederland – hoewel neutraal in die strijd – werkloosheid en armoede ontstond. Hoe dan ook, de verbouw van de kerk bleef er vooralsnog bij.

Ds. Idema nam op 26 mei 1918 afscheid van Workum en vertrok naar de kerk te IJsselmonde.

Ds. T.L. Kroes (van 1920 tot 1923).

Ds. T.L. Kroes (1883-1942).

Een periode van bijna twee jaar volgde, waarin meerdere vergeefse beroepen werden uitgebracht. Uiteindelijk was het ds. T.L. Kroes (1883-1942) uit Coevorden, die het op hem uitgebrachte beroep aannam en op 25 januari 1920 intrede deed. Hij bleef ruim drie en een half jaar aan de kerk van Workum verbonden.

De kerk verbouwd (1920).

En tijdens zijn predikantschap werd de verbouwing c.q. uitbreiding van de kerk ter hand genomen. Geen wonder dat zijn naam vermeld werd in de gedenksteen die boven de ingang van het nieuwe gedeelte van de kerk geplaatst werd. De verbouwing hield in een uitbouw aan de zuidkant van de kerk, waarin bovendien een galerij was aangebracht. Hoewel het tegenwoordig vaak andersom gaat, verving men toen de stoelen door banken, waardoor men netto meer zitplaatsen overhield.

Links de uitbouw aan de zuidkant van de kerk.

Opmerkelijk was het grote aantal doopleden dat in 1922 belijdenis van het geloof aflegde. Het waren er zevenentwintig, terwijl in de periode daarna er vaak nog geen tien doopleden belijdenis deden. Het ledental van de kerk was dat jaar intussen overigens opgelopen tot 640.  De vaste bijdragen brachten in die tijd bijna fl. 6.800 op; een behoorlijk bedrag, ook in vergelijking tot de jaren daarna. De totale bijdragen liepen tot 1940 namelijk terug tot bijna fl. 2.800 (vooral door de crisisjaren ’30), met een ongeveer even groot zielental. De bijdragen gingen daarna overigens weer omhoog.

De gedenksteen boven de ingang van de aanbouw.

Zendingscommissie.

Er was ook een zendingscommissie, die tot taak had bijdragen te innen voor het werk op de zendingsvelden van de Gereformeerde Kerken, waarvan vooral Soemba in de belangstelling stond. Dat geld werd niet alleen door middel van collecten opgehaald, maar ook door de verkoop van zendingsbladen en kalenders. De Gereformeerde Kerken gaven ‘Het Zendingsblad’ uit, waarin veel bijzonderheden over het werk op de zendingsvelden vermeld werden. Ook liepen kinderen met het zendingsbusje. De zendingscommissie stortte van die bijdragen ook een bedrag op de rekening van de classis, die immers ook een Zendingskas had.

‘Voorzichtig met het orgel!’

Jantje Pruiksma was al in 1917 ‘hulporganiste’ geworden. Van de kerkenraad kreeg ze in 1921 opdracht niet vaker dan eens per maand op het orgel te oefenen. Men gaf daarvoor als reden op dat men het orgel niet teveel moest gebruiken, omdat men bang was voor slijtage. Mej. Pruiksma bleef overigens organiste tot 1957.

Ds. Kroes nam op 7 oktober 1923 afscheid van Workum en vertrok naar de kerk van Ruinerwold-Koekange.

Ds. E.C. van der Laan (van 1924 tot 1943).

Ds. E.C. van der Laan (1878-1951).

Na een viertal vergeefse beroepen nam ds. E.C. van der Laan (1878-1951) uit Lollum het beroep van de kerkenraad van Workum aan en deed op 28 september 1924 intrede. Hij was tot zijn emeritaat in augustus 1943 aan de kerk van Workum verbonden, bijna negentien jaar dus. De beroepsbrief werd hem door een ouderling en een diaken per fiets thuisgebracht, terwijl veel gemeenteleden hem schriftelijk vroegen het beroep aan te nemen.

“Als we hem zien gaan door ons stadje op zijn dagelijkse wandelingen, dan blijkt onmiddellijk de hoogachting  die men hem toedraagt en de dankbaarheid die daaruit spreekt voor de arbeid die door hem in stille en nauwgezette toewijding gedurende bijna negentien jaren in ons midden is verricht”.

Op initiatief van ds. Van der Laan werden de lokalen achter de kerk gebouwd. “Dat getuigde van moed, maar ook van geloof, omdat er toch reeds een schuldenlast van ongeveer fl. 25.000 op de gemeente drukte”.

Jubileum…

Deze foto van het christelijk muziekkorps ‘Crescendo’ te Workum werd in 1890 gemaakt (foto: Museum Warkems Erfskip).

Ds. Van der Laan herdacht in 1933 tijdens een kerkdienst het feit dat hij vijfentwintig jaar predikant was. Voor de dienst stelde het christelijk muziekkorps Crescendo zich voor de pastorie op om hem een serenade te brengen. Het was een mix van verschillende liederen die men er ten gehore bracht: Dankt, dankt nu allen God en de Avondzang, afgewisseld door een vrolijke vlotte mars, door ‘eene talrijke menigte’ aangehoord.

En verder…

In 1939 werd in Workum een evangelisatiecommissie opgericht. –⊕– Op 10 mei 1940 barstte de Tweede Wereldoorlog over ons land los. Ds. Van der Laan was de eerste drie jaar van de oorlog predikant in Workum. –⊕– Op 2 augustus 1943 ontving hij het gevraagde emeritaat, maar was niet in staat persoonlijk van de gemeente afscheid te nemen. Daarom gaf hij de preek, die hij had willen houden, later in druk uit.

Naar deel 3 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info