De Gereformeerde Kerk te Goes (3)

Ds. W. Kapteyn (van 1892 tot 1895).

( < Naar deel 2 ) – Nog geen jaar na het afscheid van ds. De Pree stond de nieuwe predikant op de Goese kansel. Het was ds. W. Kapteyn (1857-1906) uit Workum, die op 17 juli 1892 intrede deed. Zijn vader, ds. P. Kapteyn (1823-1903) uit Amstelveen, bevestigde hem daaraan voorafgaand in het ambt.

Ds. W. Kapteyn (1857-1906) en zijn gezin rond 1890.

De Gereformeerde Kerk te Goes (1892).

Vlak voordat ds. Kapteyn intrede deed in Goes was de naam van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Goes trouwens veranderd. Dat kwam door de landelijke kerkenfusie van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Laatstgenoemd kerkgenootschap ontstond in 1886 en in de jaren daarna als de tweede orthodoxe uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen. Al vele jaren bestond in de hervormde kerk namelijk weerstand tegen de centralistische kerkregering van de Algemene Synode in Den Haag, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten zeer sterk beperkt werd. Ook waren velen het oneens met de steeds toenemende (door de kerkelijke besturen oogluikend toegelaten) vrijzinnigheid in de kerk.

Zo werkte de ‘synodale hiërarchie‘ volgens ‘De Heraut’: de synode stond aan de knoppen in plaats van de plaatselijke kerkenraad.

Uiteindelijk kwamen de conflicten tot een uitbarsting in 1886 en in de jaren daarna, waarbij vooral de rol van de hervormde gemeente te Amsterdam van groot belang was. Daar gaf onder meer dr. A. Kuyper (1837-1920) leiding aan de strijd tegen de vrijzinnigheid en de – wat genoemd werd – ‘synodale hiërarchie’. Nadat de kerkelijke besturen de meerderheid van de kerkenraad in ‘s Lands hoofdstad schorsten, ontstond daar op 16 december 1886 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Er waren overigens al eerder enkele gemeenten uit de hervormde kerk gestapt (die van Kootwijk was de eerste), maar vooral na de instituering van de kerk te Amsterdam volgden vele gemeenten elders in het land.

Dr. Abraham Kuyper (1837-1920).

De beide synodes kwamen na enkele jaren van onderhandelingen tot het besluit de beide kerken te verenigen en als naam De Gereformeerde Kerken in Nederland aan te nemen. Dat werd op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk formeel bekrachtigd. Ook de kerkenraad van Goes sloot zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland aan en heette sindsdien dus De Gereformeerde Kerk te Goes. Een tiental hervormde gemeenteleden sloot zich daarbij eveneens aan.

Emigratie.

De economische toestand was in die tijd ook in Zeeland niet om over naar huis te schrijven. Sommigen herinnerden zich de goede berichten die men uit Amerika vernam van hen die eerder de grote stap maakten en naar de overkant van de oceaan emigreerden. Ook in Goes “zagen velen naar Amerika, waar men meer toekomst verwachtte. Ook in de Gereformeerde Kerk van Goes waren er velen die er heen wilden en dan ook aan hun voornemen uitvoering gaven”. Dat dit voor de kerkelijke gemeente een extra slag was spreekt voor zichzelf.

De emigratie naar Amerika werd alom aanbevolen…

Evangelisatie.

Hoe dan ook, de predikant nam het initiatief tot het ter hand nemen van het evangelisatiewerk in het naburige ’s-Gravenpolder, met als uiteindelijk doel er een Gereformeerde Kerk te institueren. Het werk werd door zijn opvolger voortgezet met als resultaat dat op 24 november 1898 – tijdens het predikantschap van ds. R.J. van der Veen – de Gereformeerde Kerk daar tot openbaring kwam.

Ds. Kapteyn nam in augustus 1895 het beroep aan dat de Gereformeerde Kerk te Breda op hem had uitgebracht. Op 1 september nam hij afscheid van zijn gemeente.

Ds. R.J. van der Veen (van 1896 tot 1930).

Ds. R.J. van der Veen (1863-1942).

Ds. R.J. van der Veen (1863-1942) uit Bolsward was de opvolger van ds. Kapteyn. Hij had overigens voor het eerste beroep dat door de kerkenraad op hem was uitgebracht bedankt, maar nam het tweede ‘met volle vrijmoedigheid’ aan en deed op 26 april 1896 intrede. Daarna was hij ongeveer vierendertig jaar, tot zijn emeritaat in 1930, aan de kerk van Goes verbonden.

De kerkelijke gemeente groeide ondertussen stevig door. Dat leidde tot de noodzaak om een verandering aan te brengen in de organisatie van de kerkenraad. Ook de diakenen maakten onderdeel uit van de kerkenraad, hoewel in de kerkenraadsnotulen in die tijd nauwelijks geschreven werd over diaconale activiteiten. Dat wettigt de (overigens niet te bewijzen) veronderstelling dat de diakenen ook wel apart vergaderden en tijdens die bijeenkomsten het diaconale werk behartigden. Hoe dan ook, dat hield in ieder geval wel in dat de diakenen ook aanwezig waren bij de behandeling van tuchtgevallen.

De gereformeerde kerk in de Wijngaardstraat.

Daaraan kwam in 1912 een eind. Toen werd namelijk op voorstel van de predikant besloten een ‘smalle’ en een ‘brede’ kerkenraad in te stellen. In de ‘smalle’ waren alleen de predikant en de ouderlingen aanwezig, die onder meer de tuchtgevallen en  de ‘regeerzaken’ bespraken; in de ‘brede’, waar ook de diakenen aanwezig waren, werden vooral de materiële zaken besproken, zoals de begrotingen, het beheer, en werden de ambtsdragersverkiezingen geregeld. Sindsdien vergaderden de diakenen met zekerheid ook in eigen kring. In de jaren ’20 werden trouwens ook de vrouwelijke belijdende gemeenteleden tot de gemeentevergaderingen toegelaten, als gesproken werd over de vervulling van de verkiezing van ambtsdragers. Ze hadden nog geen stemrecht, maar dat werd niet veel later recht getrokken.

De bouw van de Westerkerk (1929-1930).

De eerste steen van de Westerkerk.

De kerk aan de Wijngaardstraat begon echter langzamerhand te klein te worden. Daarom werd op 12 juni 1928 een bouwcommissie in het leven geroepen en werd F.G.C. Rothuizen (1881-1954) als architect benoemd; ook zijn zoon Arend Rothuizen was bij de bouw betrokken. Zoon Arend maakte namelijk de door de kerkenraad aanvaarde plannen voor de bouw van een zaalkerk (het ontwerp van een kruiskerk van vader Frans werd afgekeurd). De kerk zou gebouwd moeten worden op ‘een niet al te groot terrein’ aan de Westwal. De kerkzaal zou ‘beneden’ zevenhonderd zitplaatsen tellen en op de galerij honderdvier. Bij de bouw van de galerij was rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze eventueel naar voren kon worden uitgebreid, wat een extra aantal van honderdvijftig zitplaatsen zou opleveren. Ook zou naast de kerk een pastorie gebouwd worden.

Aanvankelijk werd uitgegaan van een bedrag van fl. 75.000 aan bouwkosten voor de nieuwe kerk. “Dat moet opgebracht kunnen worden”, zeiden de bouwmeesters. Van de nieuwe kerk werd een maquette van klei vervaardigd, waaraan te zien is dat in de plannen aanvankelijk ook sprake was van de bouw van een viertal aan de kerk vast gebouwde woningen. In het definitieve ontwerp ontbreken ze. Wel werd bij de kerk met haar steile dakpartijen een slanke toren gebouwd, die ruim 37 meter hoog was. Afgesproken werd dat de kerk op 1 juli 1930 gereed moest zijn; de kosterswoning en de pastorie iets eerder.

De Westerkerk te Goes.

Op 26 juli 1929 werd de aanbesteding van de nieuwe kerk gehouden en werden bovendien de oude kerk en de pastorie verkocht (maar dat gebeurde op een andere locatie). De aanneemsom van de laagste inschrijver voor de bouw van de nieuwe kerk (W.J. van de Weert en Zoon uit Goes) bedroeg – op zeven gulden na – fl. 88.000. Al een week later begon de aannemer met het egaliseren van het bouwterrein. Aanvankelijk zouden voor de toren houten funderingspalen gebruikt worden, maar het bleek verstandiger er betonnen palen voor te gebruiken. Dat kostte overigens wel fl. 2.000 meer…

Op 29 november 1929 werd de eerste steen gelegd door ds. R.J. van der Veen. Gelukkig was de winter van 1929 op 1930 ‘mild’, zodat de bouw vlot verliep. In de twee weken rond de jaarwisseling stond er echter een stevige wind, die het monteren van de metalen onderdelen van de kap tot een gevaarlijke klus maakten. Op 1 juli 1930 was het werk klaar. Precies op de afgesproken datum!

Het interieur van de Westerkerk met zicht op het liturgisch centrum en het orgel (foto: Westerkerk Goes, Stichting Johannes Thielen).

Anderhalve maand later, op 15 augustus, werd het nieuwe orgel geleverd. Het instrument uit de oude kerk werd verkocht aan de hervormde gemeente in het Friese Wierum; het voldeed niet aan de eisen die de veel grotere nieuwe kerk aan de Westwal aan het instrument stelde. Voorin de kerk bevindt zich een ‘gigantische gemetselde boog’ boven een nis waarin de kansel geplaatst is en waar het orgel bovenuit torent. Het nieuwe instrument werd gebouwd door orgelbouwer Dekker uit Goes en kostte fl. 10.800. Over het indrukwekkende interieur van de kerk is veel te zeggen; wij beperken ons tot het publiceren van enkele veelzeggende foto’s.

De kerk wordt in gebruik genomen (1930).

De Westerkerk en de pastorie.

Het kerkgebouw werd op 29 augustus 1930 in gebruik genomen, toen bouwcommissievoorzitter J. Jongepier de kerk overdroeg aan de kerkenraad. Ds. Van der Veen had inmiddels emeritaat aangevraagd, dat twee dagen later, op 31 augustus, zou ingaan. Toen nam hij afscheid van de gemeente van Goes.

  • Het overige van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Goes beschrijven we in grote lijnen en in snelle vogelvlucht.

Het verenigingsleven.

Lange tijd werd in de Gereformeerde Kerk te Goes een bloeiend verenigingsleven aangetroffen, bestaande uit jeugdverenigingen, vrouwen- en mannenverenigingen, commissies als Zusterhulp, enz.

Het officiële insigne van de ’toenmalige Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag’.

Zo bestond in de kerk van Goes van 1885 tot 1892 de Christelijke Jongelingsvereniging ‘Openbaringen 3 : 11b’ en later de Gereformeerde Jongelingsvereniging ‘De Kroon’, later alsnog omgedoopt tot ‘Openbaringen 3 : 11b’. Verder was er lang geleden de Gereformeerde Jongeliedenvereeniging ‘Vriendenkring’. Rond 1930 bestond er ook de Gereformeerde Meisjesvereniging ‘In Gods Woord is onze kracht’.

Ds. W.H. van der Vegt (van 1931 tot 1944).

De kerkenraad had na het verkregen emeritaat van ds. Van der Veen het beroepingswerk ter hand genomen en bracht een beroep uit op ds. W.H. van der Vegt (1895-1944) van het Friese Bergum. Deze nam het beroep aan en deed op 6 september 1931 intrede met een preek over Jacobus 1 vers 19: “Zoo dan, mijne geliefde broeders, een iegelijk mensch zij rasch om te hooren, traag om te spreken“.

Ds. W.H. van der Vegt (1895-1944).

In 1937 overwoog de kerkenraad het instellen van de tweede predikantsplaats, in samenwerking met de Kerk te ’s-Gravenpolder. Kandidaat W.H.J. de Boer (1911-1989) werd daarvoor benoemd en verrichtte hulpdiensten tot 1941. Ook kandidaat D. Kuiper (1911-1981) diende de kerk van Goes als hulppredikant en wel van 1943 tot 1945.

In 1947 kwam de tweede predikantsplaats er inderdaad, maar alleen voor Goes.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ds. Van der Vegt gezocht door de Sicherheitsdienst, omdat hij in zijn preken zijn mening over de bezetting niet voor zich hield. De predikant raakte gewond toen de trein waarin hij zat op 17 september 1943 werd beschoten bij Kapelle. Hij overleed enige tijd later aan zijn verwondingen.

De Vrijmaking.

Een van de brochures door K.C. van Spronsen (Pinksteren 1944).

Vóór 1944 was in Goes een aantal bezwaarden tegen de synodebesluiten naar aanleiding van de ‘leergeschillen’ betreffende onder meer de visie op doop en Verbond, maar onderling hadden zij aanvankelijk nauwelijks contact. Na de schorsing van prof. K. Schilder (1890-1952) van Kampen, die het met de synodebesluiten ook niet eens was, kwamen enkele bezwaarden bijeen om actie te ondernemen. Op 6 mei 1944 zond gemeentelid K.C. van Spronsen een bezwaarschrift over de synodebesluiten en over de schorsing van dr. Schilder aan de kerkenraad, gevolgd door andere. Ook werden door bezwaarden bijeenkomsten gehouden waar over de geschilpunten voorlichting werd gegeven en gediscussieerd werd. Op 11 december 1945 tekende een aantal gemeenteleden de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ en werden in het vervolg in een daarvoor gehuurde zaal ‘vrijgemaakte’ kerkdiensten gehouden. Achtenzeventig gemeenteleden maakten zich van de Gereformeerde Kerk los en gingen met de Vrijmaking mee.

Een van de brochures van K.C. van Spronsen.

De predikanten van 1945 tot plm. 1980.

In 1950 werd de kerkelijke organisatie in zoverre gewijzigd dat – in lijn met het aantal predikantsplaatsen – de gemeente in twee kerkwijken verdeeld werd: de secties Oost en West, die vergelijkbaar waren met wijkkerkenraden.

Dr. C. Stam was van 1946 tot 1961 aan de Gereformeerde Kerk te Goes verbonden. Kort na zijn intrede werd ook ds. R.A. Flinterman predikant in Goes. Ds. E. Jansen stond op de Goese gereformeerde preekstoel van 1958 tot 1969 en ds. W. Kats van 1961 tot 1965. Ds. C.W. de Bruijne – een nazaat van de eerder in Goes werkzame ds. A. de Bruijne – stond van 1966 tot 1973 in Goes. Ds. A. Heuzeveldt was van 1967 tot 1971 aan de Gereformeerde Kerk te Goes verbonden, en ds. J.C. Seegers van 1969 tot 1977. Ds. J.S. Ridderbos deed op 1 oktober 1972 intrede en was tot 1978 predikant in Goes. Ds. W. Stolte was van 1975 tot 1985 aan de kerk van Goes verbonden.

Dr. C. Stam (1900-1961).

Ook moeten we melding maken van ds. G.Th Rothuizen, die van 1949 tot 1952 aan de Gereformeerde Kerk te Goes verbonden was als vlootpredikant in bijzondere dienst. Ds. J.W. Slingenberg was van 1964 tot 1977 als geestelijk verzorger van het Protestants Christelijk Streekziekenhuis Bergzicht aan de Gereformeerde Kerk te Goes verbonden.

De Oosterkerk (1956).

De Oosterkerk ongeveer drie jaar na de ingebruikneming.

Door de groei van de Gereformeerde Kerk te Goes werd een tweede plaats van samenkomst nodig. Terwijl plannen voor de tweede kerk gemaakt werden, hield men ook diensten in de aula van het Christelijk Lyceum aan de Bergweg te Goes. Aan de J.D. van Mellestraat werd een bouwterrein aangekocht, waar de bouw van de – wat later genoemd werd – Oosterkerk een aanvang nam. Het nieuwe bedehuis met toren kon in 1956 in gebruik genomen worden. De kerk aan de Westwal werd in het vervolg Westerkerk genoemd.

De Oosterkerk was in het bezit van een orgel dat oorspronkelijk in 1865 door de fa. Flaes en Brünjes gebouwd werd voor de Amsterdamse Oudezijdskapel. In 1956 werd het orgel aangekocht door en voor de Gereformeerde Kerk te Goes. Orgelbouwer Bik zorgde voor de plaatsing, waarbij hij geadviseerd werd door mr. A. Bouman. De orgelkas en het front gingen bij de plaatsing in de Oosterkerk echter verloren.

Het oorspronkelijke interieur van de Oosterkerk.

Kerkenraad voor Algemene Zaken (1967).

De sinds 1913 bestaande organisatievorm van de Gereformeerde Kerk te Goes werd in 1967 aangepast. Toen werd namelijk ook in Goes de door de generale synode mogelijk gemaakte Kerkenraad voor Algemene Zaken (KAZ) ingesteld, met in Goes drie wijkkerkenraden, in lijn met het aantal predikantsplaatsen. De taak van de KAZ was in hoofdzaak dezelfde als de vroegere ‘brede kerkenraad’ (met predikanten, ouderlingen en diakenen). In de wijkkerkenraden kwamen hoofdzakelijk immateriële zaken aan de orde.

De predikanten vanaf plm. 1980 tot plm. 2008.

Ds. K.W. Kakes stond van 1978 tot 1998 als predikant in de Gereformeerde Kerk te Goes en ds. J.Th. Landman van 1980 tot 1988. Ds. J.P. Feddema was van 1986 tot 1990 aan de kerk van Goes verbonden en ds. F.A. Petter van 1989 tot 1994. Ds. A.A.R. Kamermans was vanaf 1991 tot na de vorming van de protestantse gemeente (in 2008) gereformeerd predikant in Goes. Ds. M. Grashoff was van 1995 tot 2000 aan de kerk van Goes verbonden. Dr. A. Jobsen werd in 2001 aan de Gereformeerde Kerk van Goes verbonden en bleef daar tot na de vorming van de protestantse gemeente in 2008.

Ds. J.P. Feddema (1940-1991).

Mevr. M.W.M. Janse de Jonge was van 1985 tot 1987 als geestelijk verzorger van het Psychiatrisch Ziekenhuis Zeeland te Kloetinge aan de Gereformeerde Kerk van Goes verbonden. Ds. H. van Eerden  was van 1997 tot na de vorming van de protestantse gemeente in 2008 als geestelijk verzorger van het psychiatrisch ziekenhuis Emergis aan de kerk van Goes verbonden.

Hoe het verder ging met de ‘Westerkerk’.

In 1997 werd de Westerkerk tot rijksmonument verklaard, waarmee het een beschermd bouwwerk geworden was.  Maar in 2005 werd de Westerkerk als plaats van samenkomst afgestoten en te koop gezet en gingen de kerkgangers van de Westerkerk voornamelijk kerken in de Grote Kerk te Goes. De Westerkerk werd ondertussen verhuurd aan de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk, die ondertussen op zoek was naar een groter kerkgebouw. Een projectontwikkelaar kocht de Westerkerk in 2007, maar de door hem opgestelde plannen om er appartementen in te bouwen, maakten veel weerstand los. De plannen gingen niet door.

Het interieur van de Westerkerk (foto: Westerkerk Goes; Stichting Johannes Thielen).

Doordat de kerk nu bleef leegstaan werd door enkele partijen nagedacht over de wijze waarop de monumentale kerk gered zou kunnen worden. In 2009 kwam de oplossing: de Stichting Johannes Thielen werd opgericht, genoemd naar J. Thielen, die tot zijn overlijden met zijn echtgenote, mevrouw H.W. Thielen-Smit, deel had uitgemaakt van de Westerkerkgemeente. Eind december 2009 werd de kerk door de Stichting gekocht. De stichting restaureerde de kerk en beheert haar nu voor het houden van religieuze, maatschappelijke en culturele activiteiten.

De Oosterkerk aan de J.D. van Mellestraat bleef overigens gewoon in gebruik.

De Oosterkerk wordt als Vredeskerk PKN-kerk te Goes (2015).

De tegenwoordige Vredeskerk (voorheen Oosterkerk na een ingrijpende verbouwing).

De Protestantse Gemeente te Goes moest volgens berichten in de pers in die tijd kiezen tussen de nog resterende kerkgebouwen:  de Oosterkerk of de Grote Kerk. Besloten werd de Oosterkerk als PKN-kerk te behouden en de Grote Kerk af te stoten, ‘omdat deze nauwelijks warm te stoken was’.  Een stichting beheert de Grote Kerk nu, die ook voor kerkdiensten van de Protestantse Gemeente gebruikt wordt.

Verder werd de Oosterkerk vanaf november 2014 ingrijpend verbouwd en vervolgens herdoopt als Vredeskerk. Het gebouw zou ‘ruimte gaan bieden aan alle kerkgangers van de Protestantse Gemeente’. Het plein aan de zuidkant van de Vredeskerk, waaraan de nieuwe hoofdingang kwam te liggen, werd in het vervolg het Ds. Van der Vegtplein genoemd, naar de geliefde predikant W.H. van der Vegt (1895-1944), die tussen 1931 en 1944 gereformeerd predikant in Goes was.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Goes.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Goes tussen 1898 en 2008 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Acta van der Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Div. jrg.

A.J. Barth, Inventaris van de Archieven van de Gereformeerde Kerk te Goes. 1836-1967. Goes, 1980

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Kampen, div. jrg.

C. Dekker, Gereformeerd en Evangelisch. Ontstaan en geschiedenis van de Buddinggemeente te Goes. Kampen, 1992

Joh. Francke, Uit kracht der Waarheid vrijgemaakt, Terneuzen, 1978

H. Geertsema, ‘Komt, laat ons wederkeren tot de Heere’. Herdenking van de Afscheiding te Goes en op de Bevelanden na 150 jaar. Goes, 1986

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

J.H. Gunning J.H.zn., H.J. Budding. Leven en Arbeid. Rhenen, 1909

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

P.J. Oggel-de Bruyne, Ik nu droeg zijn eerwaardes reismantel. Naar het dagboek van Adriaen de Bruyne, Afgescheiden leeraar te Goes. Goes, g.j.

F.G.C. Rothuizen, De Westerkerk in Goes. In: Bulletin van Oude Zeeuwse Kerken, Goes, 2015-2016

F. Staal, De apostel van Zeeland. Uit de dagen der Afscheiding [over ds. C. van der Meulen]. Bruinisse, g.j.

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Zeeland, deel 1: De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen. Groningen, 1987

A.M. Wessels, God Ons Een Schild. Uit het kerkelijk leven der Gereformeerde Kerken op Zuid-Beveland. 1836-1936. Goes, g.j.

© 2023. GereformeerdeKerken.info