De Gereformeerde Kerk te Veendam (3)

Ds. F.G. Petersen (van 1900 tot 1920).

( < Naar deel 2 ) – Op 14 oktober 1900 deed ds. F.G. Petersen (1866-1953) uit Oude Pekela intrede in de kerk van Veendam. Hij zou ongeveer twintig jaar lang aan de kerk van Veendam verbonden blijven en drukte daardoor een groot stempel op deze gemeente. Deze predikant ging trouwens in Veendam ook voor op oudjaarsavond 1899, toen ds. Vos, zijn voorganger, overleed.

Ds. F.G. Petersen (1866-1953).

Consulent ds. J. Kool (1853-1920) van Meeden bevestigde hem in het ambt en de nieuwe predikant hield zijn intreepreek naar aanleiding van 1 Cor. 1 vers 23a: ‘Doch wij prediken Christus de Gekruisigde’. ‘Hij was soms onverzettelijk in zijn optreden, als hij ervan overtuigd was dat onrecht geschiedde, wat soms weerstand opriep’.

In juli 1901 kreeg de kerk de beschikking over een bedrag van ruim fl. 2.800, een oude lening van D. Venema uit Wildervank ten behoeve van de vorige kerkbouw. Hij had er voor gezorgd dat het door hem geleende bedrag niet behoefte te worden terugbetaald aan de familie, maar eigendom van de kerk werd.

De kerk wordt ingrijpend vergroot en verbouwd (1906).

Van de oude kerk, die in 1864 in gebruik genomen werd is alleen deze foto bekend. Slechts het dakruitertje en de gevellijst zijn hier te zien.

De kerk van Veendam groeide ondertussen uit haar jasje. Kerkgangers konden al in 1901 soms geen plaats meer vinden en in 1905 viel na een storm ook nog een stuk van het plafond van de kerkzaal naar beneden. In mei 1906 werd daarom door de kerkenraad besloten over te gaan tot verbouwing en vergroting van de toen vierhonderd zitplaatsen tellende kerk aan de Jacob Bruggemalaan. Architect Y. van der Veen uit Groningen stelde voor de kerk met zeven meter te verlengen en de achtergevel te verfraaien.

Architect Y. van der Veen te Groningen maakte het ontwerp voor de nieuwe kerk.

De aanbesteding werd onder de plaatselijke gereformeerde aannemers gehouden. G. Drok en J. Venema schreven voor resp. fl. 4.855 en fl. 3.780 in en kregen de klus. Niet alleen de achtergevel, maar evenzeer die aan de voorkant zou aangepast worden, terwijl ook het plafond natuurlijk werd aangepakt. Zes weken dachten de aannemers voor de verbouw nodig te hebben. In die tijd mochten de ochtendkerkdiensten gehouden worden in de hervormde kerk. ’s Middags kwam de gemeente bijeen in de schuur van diaken P. van der West. Meester Rollema was dan voorlezer-voorzanger. Van der West kreeg als dank voor het ter beschikking stellen van de schuur een Statenbijbel aangeboden.

Er kwam ook een nieuw orgel. Het oude instrument was ‘af’. Het nieuwe orgel werd geschonken door J.H. Stefanus, de zoon van H.J. Stefanus, die voor het eerste orgel gezorgd had! (meester Rollema kreeg het trouwens wel erg druk, want hij werd ook nog tot organist aangesteld). Zoon Stefanus telde voor het instrument bijna fl. 4.000 neer en kreeg uit dankbaarheid voor zijn gezin vijf zitplaatsen waarvoor hij geen zitplaatsengeld hoefde te betalen. En daar raken we een heikel punt: de zitplaatsenverhuur, die in veel kerken werd toegepast om het kerkelijk leven draaiende te houden, maar die toch zijn vreemde kantjes had: wie het meest kon betalen kreeg de beste zitplaats. Geen wonder dat in veel kerken in het land langzamerhand door sommigen gesproken werd over ‘de kerk als rovershol’.

De gereformeerde kerk en de pastorie.

De kerk vijftig jaar jong (1908).

In december 1908 bestond de Gereformeerde Kerk te Veendam vijftig jaar; de kerkenraad ging begrijpelijkerwijs namelijk uit van het stichtingsjaar 1858 en negeerde daarmee weliswaar even de oprichting in 1835, omdat die ‘eerste’ gemeente na tien jaar immers ‘te niet’ ging, maar… wél ‘voorlopig’, zoals toen uitdrukkelijk was besloten. Hoe dan ook, er werd veel aandacht aan het feest besteed. Toespraken, zang, orgelspel, alles waar een jubileum om vraagt werd gedaan. Bovendien mochten de genodigden in de ‘leerkamer’ (de kerkenraads- en catechisatiekamer) na afloop een ‘aangename navergadering’ bijwonen.

Zending.

Op de zendingskaart van Nederlands Oost-Indië zijn de gereformeerde zendingsvelden van Midden Java en Soemba met een pijl aangeduid.

Als er zendelingen met verlof in Nederland waren en ze de kerkenraad vroegen ook in de kerk van Veendam een toespraak met een collecte (voor het zendingswerk in Indië) te mogen houden, werd dat altijd toegestaan. De kerkenraad richtte in 1903 daarom in Veendam een Zendingsvereniging op, die binnen de kerkelijke gemeente moest zorgen voor het inzamelen van bijdragen voor het werk op de zendingsvelden en die bij de gemeenteleden belangstelling voor het zendingswerk moest kweken. Voor dat laatste moest tenminste viermaal per jaar een openbare vergadering gehouden worden om over het zendingswerk te vertellen.

Het interieur van de nieuwe kerk (foto: ‘Gods werk in zwakheid volbracht’).

Evangelisatie.

In  1912 werd een Evangelisatievereniging opgericht onder de naam ‘Onze Roeping’. Ze ging uit van de kerkenraad, die voor het praktische werk gebruik maakte van gemeenteleden om de evangelisatiearbeid uit te voeren. Een eigen evangelisatiegebouwtje te Muntendam heeft daar een belangrijk aandeel in gehad. In 1900 hield br. P. Apotheker er zondagsschool, maar de baldadige jeugd vernielde zoveel aan het gebouwtje, dat hij vroeg of het mogelijk was het kerkje te repareren. De kerkenraad vond het het best om bij het houten kerkje een woning te bouwen, met de bewoner als toezichthouder. Zo kon het werk betrekkelijk rustig voortgang vinden.

De opleiding van predikanten.

Er waren hier en daar in het land nog regelmatig verschillen te merken tussen de twee ‘bloedgroepen’ in de Gereformeerde Kerken: de gemeenten uit de Afscheiding van 1834 en de kerken uit de Doleantie van 1886, die zich in 1892 verenigd hadden tot De Gereformeerde Kerken in Nederland. Over sommige dingen werd (nog steeds) verschillend gedacht. Zo ook over de predikantsopleiding. De door dr. A. Kuyper (1837-1920) in 1880 opgerichte Vrije Universiteit te Amsterdam leidde predikanten op, maar in Kampen bestond ‘de School der Kerk’, de Theologische School. Sommigen waren bang dat de Vrije Universiteit de Theologische School zou overvleugelen of zelfs opslokken. Maar anderen vroegen zich af of er niet gewoon één gereformeerde opleiding van gemaakt moest worden.

Het gebouw van de Vrije Universiteit rond 1900.

Een van de ouderlingen vroeg in de kerkenraad van juli 1903 of de kerkenraad ook een plaatselijke steunvereniging voor de Theologische School wilde oprichten. Dat leek ds. Petersen geen goed idee. ‘Dan krijgen we’, zo zei hij, ‘meteen ook een vereniging voor de Vrije Universiteit, en dan halen we de verdeeldheid in het land naar Veendam’. Besloten werd dan ook dat de kerkenraad er buiten zou blijven. Toch bleken later dat jaar, in 1903, enkele kerkenraadsleden lid te zijn geworden van de inderdaad opgerichte Vereniging tot Steun aan de Theologische School te Kampen. Dat werd door de kerkenraad betreurd. Sommigen van hen hadden bovendien gezegd dat de Vrije Universiteit niet op Gods Woord gegrond was. Over ‘stoken’  gesproken. Toen de Steunvereniging voor Kampen vroeg of ds. S.J. Vogelaar (1865-1928) van Apeldoorn voor de vereniging mocht komen spreken in het kerkgebouw, besloot de kerkenraad in ‘gepeperde bewoordingen’ het verzoek af te wijzen. Sommige leden en kerkenraadsleden reageerden daarop door enkele maanden lang geen kerkelijke bijdrage te betalen.

De Theologische School te Kampen lang geleden.

Ook in de jaren erna trachtte de kerkenraad objectief te blijven en de strijd tussen beide inrichtingen van onderwijs buiten de kerkdeur van Veendam te houden. Maar een aantal gemeenteleden wilde desondanks eens wat meer weten over de verschillen die in het land tussen de beide kerkelijke ‘bloedgroepen’ speelden. Dat was natuurlijk een legitieme wens. Daarover heeft ds. Petersen toen voorlichting gegeven. Dat gebeurde in de ‘leerkamer’.

En verder…

Vaak moest de predikant constateren dat op de galerij herrie geschopt werd. Ds. Petersen voerde daarom de gewoonte in naam en toenaam te noemen tijdens zijn vermaan vanaf de kansel aan het adres van de lawaaimakers.

De gereformeerde kerk te Veendam.

Nog steeds kwamen zo nu en dan hervormde gemeenteleden over naar de Gereformeerde Kerk van Veendam. Maar als gereformeerden wilden overstappen naar bijvoorbeeld het Leger des Heils, kwam de kerkenraad in actie door hem of haar te vermanen en de onjuistheid van hun wens duidelijk te maken. –⊕– Tijdens de mobilisatie gedurende de ‘Grote Oorlog’ (van 1914 tot 1918) moest de predikant ook aandacht geven aan militairen die in die omgeving gelegerd waren. –⊕– Ook was hij erg geïnteresseerd in de politiek – uiteraard in die van de gereformeerde Antirevolutionaire Partij (ARP), die later in het CDA opging – en ook dáárvoor moest hij zich af en toe vrijmaken van zijn predikantswerk. –⊕– Rond 1900 schafte de predikant zich als een van de allereersten in het dorp een fiets aan, wat uiteraard nogal wat opzien baarde in de gemeente. Sommige gemeenteleden vonden het maar ongepast dat de predikant aan die ‘moderniteiten’ meedeed. –⊕–  Op initiatief van de predikant werd besloten in de kerk een centrale verwarmingsinstallatie te plaatsen. Aan de gemeenteleden werd gevraagd een vast bedrag per jaar te geven om zo de 3.280 benodigde guldens bij elkaar te krijgen. Maar door de ‘Grote Oorlog’ kon de ketel pas jaren later geleverd worden.

Ds. F.G. Petersen (1866-1953) als legerpredikant.

In de kerkenraadsvergadering van 22 december 1919 deelde de predikant mee dat hij per 1 januari 1920 legerpredikant zou worden, waarvoor de classis al toestemming had gegeven. De functie duurde tot 1 januari 1932. In die tijd was hij als emeritus-predikant aan de kerk van Veendam verbonden. Op 12 september 1920 nam hij afscheid van Veendam, nadat hij zijn opvolger in het ambt bevestigd had.

Ds. N. Postema (van 1920 tot 1948).

Want op die datum deed zijn opvolger intrede in de kerk van Veendam. Het was ds. N. Postema (1882-1962) uit Beilen. Ook hij stond lange tijd in de kerk van Veendam, namelijk tot 1948.

Zitplaatsenverhuur.

In januari 1921 vroegen twee gemeenteleden tijdens de kerkenraadsvergadering om afschaffing van de zitplaatsenverhuring. Ze vertelden daar dat sommige leden zelfs het lidmaatschap van de kerk ervan afhankelijk stelden. De predikant zei de bezwaren goed te begrijpen (de klagers meenden dat aan het verhuren van zitplaatsen ‘vaak hoogmoed’ ten grondslag lag), maar dat de bestaande toestand nauwgezet onder ogen gezien moest worden en niet haastig veranderd kon worden. Ze werden verzocht in de gemeente zo objectief mogelijk over de zitplaatsenregeling te spreken, om onnodige onrust te voorkomen. Ds. Postema, zelf tegenstander van het verhuren van zitplaatsen in de kerk, wilde aansturen op een geleidelijke afschaffing. In april 1922 werd het verhuren definitief afgeschaft. Per 1 mei 1923 zouden alle plaatsen  ‘vrij’ zijn, behalve uiteraard de verkochte plaatsen. Er zou gewacht moeten worden tot die plaatsen door vertrek of overlijden vrij kwamen.

Ds. N. Postema (1882-1962) in de eerste jaren van zijn ambtsperiode in Veendam.

Centrale verwarming.

Ondanks het eerder genomen besluit in de kerk een centrale verwarmingsinstallatie te plaatsen, was daarvan door de Grote Oorlog, zoals al opgemerkt, niets terecht gekomen. In 1922 kwam de zaak opnieuw ter sprake. Contact werd opgenomen met de leverancier, die allang niet meer op de plaatsing van de c.v. gerekend had. Toch kon in het najaar de centrale warmwaterinstallatie geplaatst worden.

Evangelisatie.

Sinds omstreeks 1920 werd op regelmatige basis gereformeerde evangelisatiearbeid verricht aan het Beneden Verlaat in het noorden van Veendam. Dat vond aanvankelijk plaats in het huis van Albert Ploeger, die aanvankelijk hervormd was. Omdat het aantal deelnemers groeide, werd de ruimte in zijn huis te klein. Daarom werd in 1925 in de tuin van het huis een lokaaltje gebouwd, dat ongeveer 600 gulden mocht kosten. Het lokaaltje was gebouwd van hout dat afkomstig was van een gestrand schip. Later is het gebouw vergroot.

Het houten evangelisatiegebouwtje aan het Beneden Verlaat.

Tot 1963 was dit gebouwtje het centrum van evangelisatiewerk in de omgeving van het Beneden Verlaat. De leden van de Gereformeerde Kerk in Veendam verzorgden er jongens- en meisjesclubs, zondagsschool, en vrouwen- en mannenverenigingen. De centrale figuur van dit werk was steeds Albert Ploeger, zodat het door de mensen in de buurt ‘Ploegers Kerkje’ wordt genoemd. De officiële arbeid werd door allerlei personen verricht. Schoonmaak, verwarming en onderhoud nam de heer Ploeger tot aan zijn overlijden voor zijn rekening. Het kerkje werd omstreeks 1967 als evangelisatiegebouwtje gesloten en verder als schuur gebruikt. In 1984 werd het verkocht en ergens anders als schuur weer opgebouwd.

Elders in Muntendam stond nog steeds het evangelisatiegebouwtje dat tot stand kwam op initiatief van ds. Beest van Andel. Het verkeerde intussen in bouwvallige toestand en moest eigenlijk worden opgeknapt. Dat vond men echter zonde van het geld. Weliswaar deed de hervormde evangelist Jager een bod van fl. 2.000 om het te kopen, maar dat vond de kerkenraad te weinig en zo bleef het gebouwtje tot 1947 eigendom van de Gereformeerde Kerk. Toen werd het alsnog verkocht.

Hulppredikanten (van 1936 tot 1944).

Ds. D.C. Tiemens (1909-1970).

Vanaf oktober 1929 kreeg de wereld te maken met een grote economische crisis, veroorzaakt door de crash van de aandelenbeurs op Wallstreet in New York. Door de wereldcrisis streden ook in ons land werkloosheid en armoede om de voorrang. Voor veel kerken was het mede daarom niet mogelijk een predikant te beroepen, omdat de kosten daarvan te hoog waren. Daardoor kregen veel afgestudeerde kandidaten geen baan.

Door financiële steun van het speciaal daarvoor binnen de Gereformeerde Kerken opgericht comité ‘Overvloed van werk en werkkrachten’ (het Comité Grosheide-Schouten) werd het mogelijk gemaakt dat predikanten die geen werk konden vinden vooralsnog enige tijd tegen een lager salaris als hulppredikant in een kerk konden werken, bijvoorbeeld voor bijstand in het pastoraat of in de evangelisatie. Ook in Veendam is een aantal kandidaten hulpprediker geweest: kandidaat D.C. Tiemens (1909-1970), die van 1936 tot 1940 in combinatie met de kerk van Wildervank in de evangelisatie werkte (om zijn benoeming werd gevraagd door de al eerder genoemde evangelisatievereniging ‘Onze Roeping’). Ook kandidaat J.F. Heij (1919-1999) werkte als hulpprediker gedurende enkele maanden in 1943 tot 1944; kandidaat C. Kamper (1915-1984) was als hulpprediker van juli tot november 1944 aan de kerk van Veendam verbonden.

Ds. Petersen en de ‘schismatieke kerk’ van Amsterdam-Zuid…

Ds. Geelkerken (1879-1960) en zijn vrouw vast en zeker op weg naar of komend uit de kerk.

De Gereformeerde Kerken werden in de jaren ’20 in beroering gebracht door het feit dat dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), predikant van de Gereformeerde Kerk te Amsterdam-Zuid, de ‘zintuiglijke waarneembaarheid’ van ‘de bomen en de sprekende slang in het paradijs’ in het midden liet. De synode eiste echter een letterlijke opvatting over die zaak, maar de predikant wilde daar niet aan, waarna deze werd ontslagen als gereformeerd predikant. Met geestverwanten stichtte ds. Geelkerken ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband).

Maar wat bleek? Ds. Petersen had als legerpredikant enkele keren in de ‘schismatieke kerk’ van Amsterdam-Zuid gepreekt! Daar was de kerkenraad van Veendam uiteraard niet blij mee (de predikant was emeritus predikant van Veendam en stond dus onder het opzicht van de Veendamse kerkenraad). Ook de classis wilde een gesprek met de predikant, waarin dr. H.H. Kuyper (1864-1945) en dr. F.W. Grosheide (1881-1972) hem over de zaak bevroegen. Ds. Petersen gaf toe onjuist te hebben gehandeld en ondertekende daartoe opgestelde vragen en antwoorden.

Dr. F.W. Grosheide (1881-1972).

En verder…

In 1937 werd de Jeugdcentrale opgericht, een orgaan dat alle gereformeerde jeugdverenigingen in Veendam overkoepelde, en dat tot taak had het gereformeerde jeugdverenigingsleven te stimuleren. –⊕– Toen ds. Postema bemerkte dat enkele van zijn catechisanten de bioscoop bezocht hadden, wees hij tijdens de catechisatielessen op de verderfelijkheid van bioscoopbezoek. –⊕– Toen de Tweede Wereldoorlog naderde, en militairen in de omgeving van Veendam en Muntendam gelegerd werden, vroeg legerpredikant De Waard aan ds. Postema in het belang van de soldaten in beide dorpen een Christelijk Militair Tehuis op te richten, waar de jongens in hun vrije tijd en in het weekend ontspanning konden vinden en bovendien kennis konden nemen van de principiële tegenstelling tussen christendom en humanisme. In beide plaatsen kwam een Militair Tehuis.

De Tweede Wereldoorlog.

Al snel nadat op 10 mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak moesten in verband met de ‘verduisteringsmaatregelen’ de kerktijden ingekort en veranderd worden. Het hoofd van de Luchtbescherming schreef in een brief bovendien dat er niet langer dan drie minuten geluid mocht worden om de kerkdiensten aan te kondigen, en dan ook nog door alle kerkgenootschappen tegelijk. De kerkenraad besloot op deze ‘gekke bepaling’ niet in te gaan en voorlopig niet te luiden. De klok in de toren werd later door de Duitsers trouwens weggehaald.

Aan de zgn. ‘Winterhulp’ werd door de kerkenraad niet meegewerkt. ‘Winterhulp Nederland’ werd in 1940 als nationaalsocialistische organisatie opgericht, met de bedoeling tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland over te nemen en zo onder controle te krijgen. De kerkenraad piekerde er niet over. Voor vergaderingen van meer dan twintig personen moest toestemming worden gevraagd.

Veel werd in de oorlog niet opgeschreven, omdat veel geheim moest blijven…

De Vrijmaking.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) tekende op 11 augustus 1944 tijdens de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag de ‘Acte van Afscheiding of Wederkering’ en onttrok zich daarmee aan de Gereformeerde Kerken in Nederland.

De schorsing en afzetting van de Kamper professor K. Schilder (1890-1952) bracht ook in de Veendammer kerkenraad verdeeldheid. De hoogleraar aan de Theologische Hogeschool kon zich niet verenigen met besluiten van de generale synode over onder meer de visie op doop en Verbond, en werd daarom geschorst en later afgezet als predikant en als hoogleraar. Een deel van de kerkenraad verzette zich tegen de besluiten van de synode, die door ds. Postema rustig en met veel begrip voor de ‘bezwaarden’ werden verdedigd. De kerkenraad liet over de problemen een brochure verschijnen ter voorlichting aan de gemeenteleden.

De ‘bezwaarde’ kerkenraadsleden stelden voor om na de oorlog een buitengewone synode bijeen te roepen om de gewraakte synodebesluiten in te trekken. Dat voorstel werd verworpen. De kerkenraad vond dat de synode-uitspraken juist genomen waren om de rust in de kerk op dat gebied te laten terugkeren. Hun werd gevraagd in hun ambtelijke werkzaamheden niets te leren wat in strijd was met de beslissingen van de synode.

Daarop verklaarden enkele ouderlingen dat ze zich onttrokken aan De Gereformeerde Kerken in Nederland. Ongeveer honderdvijftig leden (van wie vijftig belijdende leden) volgden hen. Op 7 maart 1945 werd in Veendam de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) geïnstitueerd. In juli 1945 schreef de vrijgemaakte scriba J.M. de Zoete te Veendam een brochure tegen de opvattingen van ds. Postema.

Ds. N. Postema (1882-1962) op latere leeftijd.

Op 7 maart 1948 namen ds. Postema en zijn echtgenote afscheid van de gemeente van Veendam.

Naar deel 4 >

© 2023. GereformeerdeKerken.info