De Gereformeerde Kerk te Zaltbommel (2)

Ds. R. Sybrandy (van 1906 tot 1911).

( < Naar deel 1 ) – Op 28 mei 1906 deed ds. R. Sybrandy (1875-1943) van Blokzijl intrede in de kerk van Zaltbommel. “Stipt in plichtsbetrachting was hij tegemoetkomend in vriendelijke hulpvaardigheid. Van nature bescheiden en zacht, zocht hij juist in liefde en trouw voor Christus te winnen. Hij wilde gaarne vrede houden en leed zelf het meest, wanneer zich moeilijkheden voordeden”.

Ds. R. Sybrandy (1875-1943).

De Zondagsschool.

Nog in de tijd van ds. Meijer was een conflict ontstaan over de liedjes die de kinderen leerden tijdens de zondagsschool van de kerk. In 1905 was deze tak van arbeid namelijk onder toezicht van de kerkenraad gekomen, en al snel bleek toen dat ‘de kinderen boekjes met liederen meekrijgen die niet tot onze Gereformeerde Kerken behoren’. Vandaar dat de kerkenraad er een ouderling op af stuurde die de leiding meedeelde dat de liederen ‘die tegen de wil van de ouders en den kerkenraad zijn’ van het programma moesten verdwijnen. Dat gebeurde meteen.

De diaconie.

De kerkenraad kwam tot de ontdekking dat de diaconie te weinig geld had om haar werk naar behoren uit te voeren. En bovendien bleek dat het diaconale geld op een onjuiste wijze ingezameld werd. Wat dat laatste betreft was het namelijk de gewoonte dat de diaconie altijd een tiende deel van het collectegeld ‘voor de kerk’ ontving. Maar in 1901 was besloten dat aandeel van tien procent terug te brengen tot vijf procent. Bovendien behoorde het diaconale geld eigenlijk afzonderlijk bijeengebracht te worden, in een aparte collecte ‘voor de armen’. Om daarover te beslissen wilde de kerkenraad de mening van de manslidmaten horen. Daaruit resulteerde dat in het vervolg in de dienst twee collecten ‘voor de kerk’ gehouden zouden worden en eens in de maand nog een bij de uitgang. De overige zondagen werd in het vervolg bij de uitgang voor de diaconie gecollecteerd. Zo zou het kastekort wel worden opgeheven.

De christelijke school.

Ter herinnering aan het veertigjarig bestaan van de christelijke school in Zaltbommel werd in 1931 dit lepeltje verkocht.

De christelijke scholen kregen in die tijd geen rijkssubsidie, zodat alle kosten van het onderwijs voor rekening van de ouders kwamen. Niet alle ouders waren in staat die kosten te betalen, met als gevolg dat de kinderen vaak op de openbare school bleven, die wel geheel door het Rijk werd betaald. Vandaar dat de kerkenraad besloot een ‘Suppletiefonds’ op te richten, waarin geld werd afgezonderd voor hen die de kosten van christelijk onderwijs niet konden betalen (de christelijke school te Zaltbommel was in 1891 opgericht). In 1911 bleken nog elf kinderen uit drie gezinnen de openbare school te bezoeken. De kerkenraad sprak met de ouders, en ook zij stuurden hun kinderen toen in het vervolg naar de christelijke school. Per gezin diende wekelijks 20 cent als schoolgeld te worden betaald (daaraan kon het Suppletiefonds dus indien nodig tegemoet komen).

En verder…

In 1911 werd geconstateerd dat er een knallende ruzie was ontstaan tussen twee gezinnen. De kinderen van het ene gezin hadden een voetenbankje van het andere gezin uit de kerk meegenomen. Dat was wel een flinke ruzie waard. Hoewel ds. Sybrandy al bij de betreffende gezinnen op bezoek was geweest kon het conflict niet worden opgelost. Toen greep een kerkenraadscommissie in, en ging nogmaals met de beide gezinnen spreken. Dat leverde uiteindelijk de herwonnen vrede op. –⊕– Lawaai op de galerij kwam ook nogal eens voor. Verscheidene keren moest de predikant er vanaf de preekstoel tegen waarschuwen.

Lawaai op de galerij….

In 1911 werden door gemeenteleden in totaal zestig Zendingskalenders besteld, bestaande uit een kartonnen schild met een mooie zendingsafbeelding en een daarop geplakte scheurkalender met Bijbelteksten met uitleg. –⊕– De kerkenraadsleden haalden zelf de spaarbusjes op waarin door de gezinnen voor de zending gespaard werd. –⊕– In januari 1908 ontstond brand in de kerk; de schade, die gelukkig meeviel, werd door de verzekeringsmaatschappij vergoed. –⊕– In maart 1908 kon voor fl. 800 een nieuw orgel worden aangeschaft. Maar het feest ging niet door omdat de kerk dat niet kon betalen. Het twee maanden later voor fl. 450 aangeschafte kerkharmonium was nog een mogelijkheid. Daar ging de kerkenraad wel op in.

De kerkelijke tucht….

De koude winter van 1907 had voor ijs gezorgd. En toen merkte de kerkenraad dat een van de gemeenteleden op zondag de ijzers had ondergebonden en al fluitend over het ijs zwierde. Hij had kennelijk nooit van de ‘zondagsrust’ gehoord.  –⊕– In die tijd was er ook een broeder die de kermis had bezocht. Dat kon natuurlijk niet, en hij werd er daarom ook door de kerkenraad op gewezen dat onder gereformeerden zulk een werelds en ijdel bezoek ongeoorloofd was. –⊕– Een man en zijn echtgenote hadden de wens te kennen gegeven in de kerk belijdenis van hun geloof te doen. Uiteraard werden ze door de kerkenraad ‘onderzocht op leer en leven’. Het bleek dat beiden niet erg trouw in de kerk kwamen. Vandaar dat de kerkenraad hun aanraadde nog even te wachten en eerst te laten zien dat ook de kerkgang hun ernst was. –⊕– In 1907 werd de kerkenraad weer eens geconfronteerd met het overtreden van het zevende gebod, ‘zodat een huwelijk noodzakelijk werd’. Omdat ‘de zonde openbaar geworden’ was moest het aanstaande echtpaar in de kerk schuldbelijdenis van de overtreding afleggen door het met ‘ja’ beantwoorden van een aantal vragen. –⊕– Zo was er in 1910 een zuster die eenzelfde overtreding had begaan en de kerkenraad daarvoor in een brief schuld had beleden. Maar, vond de kerkenraad, kon dat schriftelijk of moest zij alsnog ‘voor God en de gansche gemeente‘ schuld belijden? De classis werd er bij gehaald en deze adviseerde haar openlijk schuld te laten belijden. Onbekend is of de zuster daartoe bereid was.

Ds. Sybrandy nam op 3 december 1911 afscheid van de kerk van Zaltbommel en vertrok naar de kerk te Lopik.

Ds. O.J. Geerling (van 1913 tot 1926).

Op 1 juni 1913 deed de opvolger van ds. Sybrandy intrede in Zaltbommel. Het was ds. O.J. Geerling (1856-1926) van de kerk te Heteren en Randwijk.

Ds. O.J. Geerling (1856-1926).

Bij zijn komst stond de kerk en financieel gezien slecht voor. Zelfs het abonnement op het kerkelijk weekblad De Bazuin moest worden opgezegd. En in 1914 brak de ‘Grote Oorlog’ uit, die tot 1918 zou duren. Voor ds. Geerling betekende dat, dat hij af en toe voor de onder de wapenen geroepen soldaten een dienst leidde.

Geestelijk leven…

Een van de gemeenteleden schreef de kerkenraad dat hij vond dat de deelname aan het Avondmaal in de gemeente slecht was. En wat nog ernstiger was: soms zat ook de helft van de kerkenraadsleden niet aan! En wat te zeggen van de gemeenteleden die onder de gebeden lekker lui in de bank zaten en wat om zich heen keken? De kerkenraad kon moeilijk anders dan de briefschrijver ‘in menig opzicht’ gelijk te geven. In 1916 constateerden de kerkvisitatoren dat slechts een kwart van de belijdende leden aan het avondmaal meedeed en twee jaar later twintig tot dertig van de ongeveer tachtig belijdende leden. Nog later waren het slechts twintig van de honderdtien belijdende leden. “In dit opzicht is er geen vooruitgang te bespeuren”, constateerden de kerkvisitatoren. Toch kwam er later verbetering.

Verenigingsleven.

Kennelijk was de eerste JV, Timotheüs, opgeheven, want in 1920 werd opnieuw een JV opgericht, met dezelfde naam. De vereniging telde in het begin echter maar acht leden en de fl. 2 huur die ze voor het gebruik van de kerkenraadskamer moesten betalen vonden ze wel erg veel. –⊕– Er was in 1920 ook een nieuwe zangvereniging opgericht (de ‘oude’ was kennelijk opgeheven). –⊕– De meisjesvereniging, die rond 1900 was opgericht, werd wegens gebrek aan leiding rond 1925 opgeheven.

De Korte Steigerstraat met rechts de gereformeerde kerk.

En verder…

In 1921 werd de kerk aangesloten op het elektriciteitsnet. Aanvankelijk vond de kerkenraad het veel te duur en vroeg hij de gemeenteraad om de aanleg te betalen (wat geweigerd werd), maar uiteindelijk werden zowel de kerk als de pastorie op het net aangesloten. De kosten bedroegen resp. fl. 390 en fl. 240.

Ds. Geerling overleden (1926).

Op zeventigjarige leeftijd overleed ds. Geerling op 25 december 1926 bij het verlaten van het kerkgebouw. Hij stond vlak voor zijn emeritaat en zou dan in Loenen aan de Vecht gaan wonen. Het is er niet van gekomen. Toen hij samen met de kerkenraadsleden na de kerkdienst het kerkgebouw verliet werd hij plotseling onwel en viel neer. De ijlings geroepen dokter kon slechts constateren dat hij was overleden.

Ds. J. van der Leek (van 1928 tot 1931).

Zijn opvolger was kandidaat J. van der Leek (1898-1973), die op 19 februari 1928 intrede deed. Een van de eerste belangrijkere gebeurtenissen tijdens zijn predikantschap in Zaltbommel was in 1928 de afschaffing van de zitplaatsenverhuur. Dat was een belangrijke inkomstenbron van de kerk. Maar het venijn zat hierin dat voor de betere plaatsen meer geld neergeteld moest worden. De rijken werden daarin dus bevoordeeld. Grotere gezinnen werden door het systeem van zitplaatsenverhuur ook benadeeld (hoge kosten!). In sommige kerken vond de verhuring van zitplaatsen zelfs plaats ‘bij opbod’. Geen wonder dat hier en daar in de Gereformeerde Kerken gesproken en geschreven werd over de kerk als rovershol. Maar in november 1928 oordeelde de kerkenraad uiteindelijk dat het verhuren van zitplaatsen in de kerk geen goede gewoonte was, en besloot die af te schaffen.

Ds. J. van der Leek (1898-1973).

Een nieuwe pastorie.

De pastorie in de Koningstraat voldeed niet meer aan de eisen des tijds en de kerkenraad kocht daarom een pand in de Korte Steigerstraat, dezelfde straat waar ook de kerk stond. In 1927 werd een groot huis aangekocht, waar burgemeester Van Hasselt nog had gewoond. Er moest fl. 6.225 voor worden neergeteld. Verrekend met de opbrengst van de oude pastorie (fl. 4.150) moest de kerk dus nog ruim fl. 2.000 betalen. Van de diaconie werd fl. 850 geleend.

Een andere verandering betrof in januari 1929 de vervanging van de inmiddels enkele jaren eerder aangebrachte waterpomp door een heuse waterleiding.

Weg die snor!

Als ds. Van der Leek met vakantie geweest was kwam hij vaak terug met een snor. Op een zondag merkte hij dat een van zijn vrouwelijke gemeenteleden niet meer in de kerk kwam. Toen hij zich naar haar woning spoedde om de oorzaak te vernemen, zei de vrouw, dat zij het onbehoorlijk vond dat de predikant ‘zo’n werelds ding’ als een snor onder zij neus had hangen. Op de terugweg liep de predikant maar even langs de kapper om het ‘wereldse ding’ te laten verwijderen.

Overigens werd ds. Van der Lee in die tijd wel ‘bisschop van de Bommelerwaard’ genoemd, omdat veel Gereformeerde Kerken in die omgeving vacant waren en de predikant dus vaak in een van de vacante kerken moest voorgaan of als consulent de kerkenraad moest bijstaan.

Ds. Van der Leek nam op 12 juli 1931 afscheid van de kerk van Zaltbommel wegens vertrek naar die van Badhoevedorp.

Ds. O. Bouwman (van 1931 tot 1937).

Tijdens het zilveren ambtsjubileum van ds. O. Bouwman.

Op 13 december 1931 deed de opvolger van ds. Van der Leek intrede in de kerk van Zaltbommel. Het was kandidaat O. Bouwman (1903-1990); zijn vader was hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen. Kandidaat Bouwman kwam naar Zaltbommel in de tijd dat de grote economische crisis van de dertiger jaren zich in de hele wereld deed voelen, dus ook in Nederland en in de kerken. In oktober 1929 was de New Yorkse effectenbeurs op Wall Street namelijk gecrasht, wat overal in de wereld werkloosheid en armoede met zich meebracht.

De kerkzaal verbouwd… (1932).

Toch kon de kerkenraad het voor elkaar krijgen om de kansel (daterend uit 1895) te vervangen en bovendien het kerkharmonium (op de galerij) in te ruilen voor een heus pijporgel. Ook de voorlezerskatheder moest verdwijnen (‘helemaal uit de tijd’), kortom het werd een hele verbouwing, waarvan de plannen door gemeentelid H. Kleinhout ontworpen werden. De preekstoel werd vervangen door een platform, waar de predikant aanzienlijk meer bewegingsruimte had. De oude kansel verhuisde naar de gereformeerde kerk te Twijzel, in Friesland. Zij betaalden er vijftien gulden voor, exclusief vervoerskosten. Ook de kerkenraadskamer werd – vooral dankzij zelfwerkzaamheid van de jeugdverenigingen – opgeknapt.

In 1932 werd de kerkzaal verbouwd en kwamen er een nieuw orgel en een nieuwe kansel (foto: ‘Gereformeerde Kerk Zaltbommel 1895-1995’).

Evangelisatie.

In 1932 werd uitvoerig gesproken over de verspreiding van het evangelisatieblad De Kandelaar en over de mogelijkheden die straatprediking zou bieden. Niet lang daarna werd een evangelisatievereniging opgericht, waarvoor in de gemeente echter weinig belangstelling bestond. Toch besloot de kerkenraad dat zes jonge meisjes zouden beginnen met de verspreiding van lectuur.

En wat de straatprediking betreft werd de Autozending ter hand genomen. Contact werd opgenomen met de Vereeniging voor Evangelisatie ‘De Auto-Zending’ te Amsterdam, die een auto bezat die zo ingericht was ‘dat zij kan dienen tot spreekplaats voor den straatprediker, ruimte bevat voor evangelisatielectuur, een draagbaar orgeltje en zelfs voor nachtverblijf van den straatprediker’. Verscheidene keren werd gebruik gemaakt van de diensten van de Vereniging Auto-Zending.

De heer en mevrouw Schotvanger (en de chauffeur) bij de evangelisatiewagen van ‘De Auto-Zending’.

Niet alleen evangelisatie ‘naar buiten’, maar ook wat genoemd werd de ‘interne zending’ leek broodnodig in de kerk van Zaltbommel. Geestelijke lauwheid werd opgemerkt. De kerkenraad besloot dat hij ‘via de kansel een getuigenis zou doen uitgaan tot ouderen en opgroeiende jeugd om hun roeping te verstaan voor het verenigingsleven’ (kennelijk vielen de ledentallen van de nog beschikbare verenigingen flink tegen). En tegelijk werd ook de jaarlijkse kermis dwarsgezeten: de kerkenraad besloot tijdens de kermisweek extra activiteiten voor de jeugd te organiseren.

De kerk veertig jaar (1935).

De gereformeerde kerk in de Korte Steigerstraat (foto: Reliwiki, Rob den Boer).

He veertigjarig bestaan van De Gereformeerde Kerk te Zaltbommel werd in 1935 herdacht in de zondagse eredienst en met een feestelijke bijeenkomst op de dag daarna. De bekende kerkhistoricus en deskundig op gebied van de kerkgeschiedenis van de omgeving van Zaltbommel en Tiel – dr. G. Keizer (1869-1943) – hield ’s avonds de feestrede. Ds. Bouman keek in Ons Kerkblad nog even op de feestelijkheden terug: “De kleine kerk [de schuurkerk die direct na de instituering werd gebruikt] staat niet in een hoofdstraat, maar benepen en onaanzienlijk in een nauw verbindingsstraatje. Doch God heeft het massale niet nodig, maar verheerlijkt Zich in het kleine, door Hem zelf gewrocht, opdat wij niet zouden roemen in ons zelve. (…) Nu, na veertig jaren, is het veranderd. De kleine kring van enkele huisgezinnen is uitgegroeid tot een kerkinstituut, waar gegraven wordt uit de goudmijn des Woords (…)”.

Geen samensmelting met de kerk van Rossum.

Op 22 mei 1893 was de Gereformeerde Kerk in het Brabantse Rossum geïnstitueerd. Maar de kleine kerk had al bijna veertig jaar (vanaf de oprichting tot in 1932) nog steeds geen eigen predikant! Dat baarde de classis zorgen. Vandaar dat de classis Rossums kerkenraad adviseerde om met die van Zaltbommel te gaan praten over samensmelting. Dat zou inhouden dat de kerk van Rossum moest worden opgeheven. Maar dat wilde de Rossumse kerkenraad absoluut niet, al was de ‘geestelijke nood in hun gemeente zeer groot’.

Het gereformeerde kerkje te Rossum werd in 2006 gesloten.

Ds. Bouwman werd – geheel in overeenstemming met de wensen van beide kerken – consulent van Rossum met de belofte dat hij eens in de maand in Rossum een dienst zou leiden. De classis wilde echter een verdergaande samenwerking. Zowel Zaltbommel als Rossum waren daar echter tegen.

De kerk van Rossum hield het vol tot 2006. Toen werd samen met de hervormde gemeente de Protestantse Gemeente gevormd; maar het gereformeerde kerkgebouw aan de Kerkstraat werd buiten gebruik gesteld en omgebouwd tot een woning.

Nederland en Oranje…

Toen prinses Juliana en prins Bernhard gingen trouwen werd op verzoek van de generale synode aan de vooravond van het huwelijk, op 6 januari 1937, een dank- en bidstond gehouden. Afgevaardigden van de plaatselijke Oranjevereniging en van de (gereformeerde) Anti Revolutionaire Partij (de ARP, die later opging in het CDA) waren ook aanwezig.

Ds. Bouwman nam op 16 mei 1937 afscheid van de kerk van Zaltbommel en vertrok naar die van Nijverdal.

Ds. H. van Minnen (van 1937 tot 1946).

Zijn opvolger was ds. H. van Minnen (1909-1984) uit het Friese Grouw, die op 12 december 1937 intrede deed. Hij stond gedurende de Tweede Wereldoorlog in Zaltbommel en maakte daar ook de Vrijmaking van 1944 mee. In 1933 verbood de kerkenraad aan de predikant om op zondag te reizen teneinde elders te preken. Hij diende op zaterdag te vertrekken en pas op maandag naar Zaltbommel terug te keren. Hoe lang dat reisverbod voor de zondag gegolden heeft is niet bekend. De zondagsrust was er niet voor niets.

Ds. H. van Minnen (1909-1984).

De Oorlog. Enkele feiten op een (onvolledige) rij.

De Tweede Wereldoorlog bracht ook in Zaltbommel angst en verdriet teweeg. Eind mei 1940 werd in de kerk gedankt voor “de genade Gods welke ons nog bijeen heeft gehouden na den ontzettenden oorlogsdagen welke wij beleefd hebben”. Geen slachtoffers van de eigen kerk waren in die eerste oorlogsdagen te betreuren geweest. In de stad waren veel evacuees binnengekomen. Ds. Van Minnen werkte in december 1943 mee aan een voor hen georganiseerde kerstviering.

Op 6 september 1944 moest de stad evacueren in verband met de oorlogsstrijd. “Het oorlogsvuur schroeide en schrijnde tot aan de evacuatie, weliswaar vlakbij, met dierbaren die een gewelddadige dood stierven, gevangenschap en deportatie, maar in de eerste week van september [1944] laaide het oorlogsvuur om ons heen eensklaps hoog op. Leek op 6 september 1944 de bevrijding nabij, het tegendeel was het geval en de stad moest geëvacueerd worden”. De geallieerde legers waren in Frankrijk namelijk door het Duitse front heen gebroken en rukten snel op naar Nederland, zodat ook de bevolking van Zaltbommel door evacuatie een veilig heenkomen moest zoeken.

Bevel om de stad te evacueren (foto: ‘Oorlogsbronnen’).

De predikant en zijn gezin kwamen in Kerkwijk onder dak, waar hij actief was voor de kerkelijke gemeente Well en Aalst, er zoveel mogelijk individuele gemeenteleden bezocht en ook pastoraal werk verrichtte. “Welk een bittere ontgoocheling was het dat de dagen weken werden en de weken maanden…” Vele gemeenteleden waren door de evacuatie ver van huis, soms zelfs in Friesland, terechtgekomen.

Op 28 november 1944 kon men voor het eerst na de evacuatie weer in het eigen kerkgebouw in de Korte Steigerstraat bijeenkomen. Op 6 mei 1945 – toen ons land inmiddels bevrijd was – werd in Zaltbommel samen met de hervormden een door een duizendkoppige menigte bijgewoonde dankdienst gehouden. Aan het eind werd uit volle borst het Wilhelmus gezongen.

Ondertussen…

Al eerder had men gesproken over de aanleg van kerktelefoon voor slechthorenden. In 1930 en 1941 was daarvoor echter nauwelijks of  geen belangstelling geweest, maar in 1942 besloot de kerkenraad toch tot de aanleg ervan. –⊕–  In januari 1944 werd in de aanbouw achter de kerk, waar zich de consistorie bevond, een w.c. aangelegd (in 1946 werd deze kerkenraadskamer aangesloten op de riolering). –⊕– In deze periode nam de kerkenraad het besluit om in het vervolg de kerkdiensten te beginnen met een gezamenlijk stil gebed. Daartoe was tien jaar eerder ook al besloten, maar het werd toen om een of andere reden niet geëffectueerd. –⊕– De Jongelingsvereniging Timotheüs was kennelijk zat van het kerkelijk toezicht door de kerkenraad en onttrok zich aan zijn toezicht. Nadat een ouderling een gesprek gevoerd had met de jongens, trokken ze hun besluit in.

Het officiële insigne van de (landelijke) ‘Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag’, waarbij ook de JV Timotheüs was aangesloten.

Nadat de galerij eerder tot verboden terrein voor jongeren was verklaard, werd dat verbod in deze periode weer opgeheven. (Vooral) de jongens zouden vast geen lawaai meer maken, dacht de kerkenraad. –⊕– In 1942 waren er van de iets meer dan honderd avondmaalsgangers nog vijfendertig personen ‘op de verkeerde weg’, door geen deel te nemen aan het avondmaal. –⊕– In de oorlog werd het verenigingswerk door de bezetters verboden. Daaronder viel ook het jeugdwerk). De kerkenraad besloot dat werk echter onder de dekmantel van ‘gesprekskringen’ gewoon voort te zetten. –⊕– In 1943 maakten gemeenteleden bezwaar tegen de verkiezing van een ouderling die ambtenaar bij de Spoorwegen was en op zondag werkte. De kerkenraad oordeelde dat dat werk gewoon moest doorgaan en pleitte de ouderling vrij.

De Vrijmaking. Enkele feiten op een (onvolledige) rij.

In de jaren ’30 ontstonden in de Gereformeerde Kerken leergeschillen, die onder meer te maken hadden met hoe tegen de betekenis van de doop en het Verbond werd aangekeken. Er waren in het verleden altijd twee zienswijzen over de doop en het Verbond geweest, die door de synode van 1905 beide in de kerken toegelaten werden. De twee verschillende visies hadden te maken met hoe de kerken uit de Afscheiding en de Doleantie daar tegenaan gekeken hadden. Toen de synode in 1942/1943 volgens sommigen slechts aan één van beide visies goedkeuring hechtte (die van de Doleantie, c.q. van dr. A. Kuyper (1837-1920)) ontstonden problemen.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) tijdens de Vrijmakingsvergadering in Den Haag.

Ook prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van ‘Kampen’ kon zich niet met de besluiten van de synode verenigen. Uiteindelijk werd hij daarom als predikant en hoogleraar afgezet. Velen waren het met hem eens en volgden hem, toen hij op 11 augustus 1944 tijdens de zgn. ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag door het voorlezen en ondertekenen van de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ zich afkeerde van De Gereformeerde Kerken in Nederland.

In Zaltbommel….

In Zaltbommel stelde de kerkenraad zich achter de opvattingen van de synode. Men sprak echter wel uit dat men beide opvattingen over de Doop en het Verbond aanvaardbaar achtte, want de ‘bezwaarden’ hadden volgens de kerkenraad de synodebesluiten onjuist geïnterpreteerd. Een van de ouderlingen zei echter dat hij zich niet aan de synodebesluiten gebonden achtte, omdat die volgens hem slechts één van beide visies goedkeurde.

In augustus 1944 kwam bij de kerkenraad een ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ binnen, ondertekend door de ‘bezwaarde’ ouderling. ‘De overige broeders [in de kerkenraad] kunnen zich moeilijk dienaangaande een weg banen, doch blijven voorlopig achter de synode staan’. De ‘bezwaarde’ ouderling handhaafde zijn standpunt.

Omdat hij aan de beurt was om af te treden nam de betreffende ouderling op 2 januari 1946 afscheid als ambtsdrager, in de hoop dat de verschillende inzichten weer tot elkaar zouden komen. Enkele gemeenteleden hadden ondertussen aan de kerkenraad gevraagd zich achter de ‘bezwaarden’ op te stellen. En zelfs in de Jongelingsvereniging dreigde een scheuring op te treden. Afgesproken werd dat in verband met de onderlinge onenigheid de viering van het Heilig Avondmaal zou worden uitgesteld.

In het begin kerkten de vrijgemaakten in dit gebouwtje aan de Omhoeken 17 (foto: Reliwiki).

Toen de bezwaarde gemeenteleden de kerkenraad vroegen het kerkgebouw te mogen gebruiken voor diensten van hen die zich achter dr. Schilder stelden, wees de kerkenraad dat verzoek uiteraard eensgezind af. Dat zou immers scheuring in de hand werken. Ook werd in die tijd bekend dat in het naburige Gameren (de moederkerk van de kerk van Zaltbommel) het overgrote deel van de gemeenteleden zich achter dr. Schilder hadden gesteld.

Opmerkelijk was de uitlating van ds. Van Minnen (van wie sommigen dachten dat hij zich achter de Vrijmaking zou stellen): “Zeer tot ons leedwezen moeten wij meedelen dat de beraamde vergadering in Zaltbommel waar prof. Schilder zou spreken, niet kan doorgaan wegens een verbod van de Overheid om deze bijeenkomst te beleggen”. Hoezo, ‘zeer tot ons leedwezen’? vroeg men zich af.

Hoe dan ook, ds. Van Minnen ging niet met de Vrijmaking mee. In Zaltbommel ontstond op 15 maart 1946 wel een vrijgemaakte kerk, die tot 1965 samengevoegd was met de vrijgemaakte kerk te Tiel onder de naam Tiel-Zaltbommel. In 1947 had de kerk in Zaltbommel 25 leden. Men kerkte de eerste jaren in een gebouwtje aan de Omhoeken.

Ds. Van Minnen nam op 5 mei 1946 afscheid van de kerk van Zaltbommel wegens vertrek naar die van Oudehorne.

Naar deel 3 (slot) >

© 2023. GereformeerdeKerken.info