De Gereformeerde Kerk te Zaltbommel (1)

De Gereformeerde Kerk in het Gelderse Zaltbommel werd op 14 juli 1895 onder leiding van ds. A. Varekamp  (1860-1898) van Tiel geïnstitueerd, al was de gemeente te Gameren de moederkerk.

Kaart: Google.

De Afscheiding in Gameren, Zaltbommel en omgeving.

Hoewel niet veel, weten we wel iets over de daaraan voorafgaande periode met betrekking tot bijv. de invloed van de Afscheiding van 1834 in Zaltbommel en omgeving. Het begon echter allemaal in het naburige Gameren, waar op 4 december 1835 de Afscheiding plaats vond en daar de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd werd. De kerk van Gameren zou de moederkerk van die van Zaltbommel worden!

Kort voor de instituering in Gameren stond ds. H.P. Scholte (1805-1868) uit Genderen, een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, op 23 augustus 1835 klaar om zijn preek te houden tijdens een godsdienstoefening in Gameren met een zeer grote groep mensen. Ze waren ontevreden over de opdringende vrijzinnigheid in hun hervormde gemeente en ze wilden ‘het onversneden woord Gods’ horen. Vandaar dat ds. Scholte uitgenodigd was.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Maar de burgemeester van Gameren, J. van Kerkwijk, had er ook van gehoord! Vanuit de hervormde gemeente was hem dringend gevraagd een eind te maken aan eventuele Afgescheiden samenkomsten. Hij had trouwens voor een godsdienstoefening van Afgescheidenen helemaal geen toestemming gegeven (wat overeenkomstig de toen geldende regels wel vereist was) en vroeg aan de garnizoenscommandant van Zaltbommel medewerking om in te grijpen, ten einde de ‘ongeoorloofde godsdienstoefening’ in Gameren onmogelijk te maken.

De vele toehoorders hadden nog maar nauwelijks de door ds. Scholte opgegeven psalm 119 vers 65 gezongen en ds. Scholte had zijn preek Marcus 10 vers 26 en 27 nog niet eens uitgesproken, toen het onheil een aanvang nam. De aanstormende dragonders kenden geen genade, ondanks de geruststellende, vredelievende woorden van ds. Scholte. Hij nodigde de ook aanwezige burgemeester zelfs uit te blijven luisteren, opdat hij zelf zou horen dat alleen Gods Woord gepredikt werd.

De echtgenote van ds. Scholte (Suze M. Scholte-Brandt) was erbij: ‘Het slaan met de sabels was verschrikkelijk…’.

Maar liefst ongeveer 750 mensen waren er bij elkaar en kregen opdracht zich ogenblikkelijk te verwijderen. Hoewel de luitenant de dragonders uit Zaltbommel opdracht gegeven had de mensen op de ‘zachtste wijze’ te behandelen, vielen er rake klappen. De Afgescheidenen werden ook elders in het land door de overheid vervolgd en regelmatig met geweld uiteengedreven. Ook hier was dat volgens de ook aanwezige echtgenote van ds. Scholte, Suze M. Scholte Brandt, het geval. “Het slaan met de sabels was verschrikkelijk, een man die achter ons op de wagen zat, kreeg ook zoo, opdat hij er af zou gaan en dat schelden en vloeken op den dominee van dat volk was vreselijk. Ze zouden ons ook van de wagen geslagen hebben, maar de luitenant verbood het.

De eigenaar van het erf waar de godsdienstoefening plaatsvond, broeder Van der Werken, stuurde na afloop van de gebeurtenissen een klaagschrift naar de koning: “Ik meende dat ik voor mijn persoon als eigenaar van het erf, tenminste vrijheid zou hebben om op mijn eigen erf ongestoord te blijven, doch ook dit mogt niet gebeuren; hoe ik ook aan de dragonders betuigde dat ik op mijn eigendom was, ik werd geslagen en heen en weer gestooten”. Uit Den Haag heeft hij niets meer gehoord. Maar de overheid bereikte met dit ingrijpen niets; misschien wel het tegendeel: kort daarna, op 4 december 1835, werd in Gameren – zoals al opgemerkt – de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd.

A.E. Dudok Bousquet uit Zaltbommel.

A.E. Dudok Bousquet (1803-1856).

Een van de eerste Afgescheidenen uit Zaltbommel was A.E. Dudok Bousquet (1803-1856). Hij was de opsteller van een verzoek dat in 1839 aan de koning werd gericht om als Afgescheiden Gemeente van Gameren te worden ‘toegelaten in de burgerlijke staat’ (men vroeg niet om te worden erkend als Christelijke Afgescheidene Gemeente, want daarmee had de overheid niets te maken, vond men). Dergelijke  verzoekschriften moesten – voordat ze naar de koning doorgestuurd werden – door de burgemeester worden gelegaliseerd: bestonden de ondertekenaars werkelijk? En waar woonden ze precies? Behoorden ze allen tot de plaatselijke burgerlijke gemeente? Nee, Dudok Bousuqet niet! Daarom werd zijn naam op het verzoekschrift door de burgemeester doorgestreept! Hij woonde namelijk niet in Gameren, maar in Zaltbommel!

Bousquet was verknocht aan de Afscheiding. Hij werkte samen met ds. H.P. Scholte en zette zich op meerdere manieren voor de Afgescheiden Gemeenten in: zo was hij enige tijd scriba van de Afgescheiden classis Tiel, en ook het latere verzoekschrift van de Afgescheidenen in Herwijnen om ‘toegelaten te worden tot de burgerlijke staat’ werd door hem opgesteld. De gemeente van Herwijnen werd op 27 oktober 1837 geïnstitueerd.

Dudok Bousquet emigreerde in 1849 naar Pella in Amerika.

Bousquet emigreerde trouwens in 1849 naar het Amerikaanse stadje Pella (Iowa), en ontmoette daar zijn medestrijder ds. H.P. Scholte, die daar twee jaar eerder de stad gesticht had! Dudok Bousquet overleed in 1856 in Pella en werd daar ook begraven.

Het aantal Afgescheidenen in Zaltbommel, behorend tot de Afgescheiden Gemeente van Gameren, bedroeg in het jaar van zijn emigratie naar Amerika (1849) ondertussen ‘al’ dertien.

Het graf van A.E. Dudok-Bousquet in Pella (Iowa).

De predikanten te Gameren.

Die dertien in Zaltbommel woonachtige Afgescheidenen gingen tot aan de stichting van de Zaltbommelse gemeente in 1895 dus meestal in Gameren ter kerke. In 1852 kwam daar de eerste predikant, ds. F.A. Kok (1803-1860) uit Schoonhoven; Zuilichem en Poederoyen hoorden toen ook tot zijn gemeente. Ds. Kok vertrok in 1858 naar de kerk van Roden en Een in Drenthe. Hij werd opgevolgd door ds. Theeuwis de With (1814-1868), die predikant  was geweest in Utrecht, maar daar was ‘losgemaakt’ van de gemeente. Ook in Gameren c.a. had hij het niet makkelijk. Uiteindelijk werd hij in januari 1864  ook daar ‘finaal afgezet’ en vertrok toen naar Hardinxveld, maar niet meer als predikant; die tijd was definitief voorbij. De gemoederen van veel gemeenteleden in Gameren ‘waren geschokt’; ze hadden de predikant eigenlijk graag willen behouden.

Voor hem werd een opvolger gevonden in de persoon van ds. H.R. Koopman (1824-1884) uit Pernis, die overigens slechts ongeveer vier maanden aan de gemeente van Gameren c.a. verbonden was (van december 1864 tot april 1865). Want hij emigreerde in 1865 naar de Amerikaanse staat Illinois, waar hij predikant werd bij de Reformed Church in America.

Ds. H.R. Koopman (1824-1884).

Na hem kwamen achtereenvolgens naar Gameren c.a.: ds. R. Brinkman (1828-1884) van Bodegraven, die er gedurende zes jaar werkzaam was, namelijk van 1867 tot 1873; ds. J. Diemer (1839-1915) uit Drogeham, van 1876 tot 1879 predikant van Gameren c.a.; ds. J.W. de Lang (1827-1885) uit Dinteloord, die daar van 1879 tot 1885 ‘stond’, en uiteindelijk ds. H. Vissink (1834-1913) uit Hattem, die van 1886 tot 1895 predikant in Gameren was.

Ds. H. Vissink (1834-1913).

“De Gereformeerde Kerken in Nederland” (1892).

Tijdens het predikantschap van ds. Vissink was er landelijk veel kerkelijke beroering. In 1886 had de Doleantie plaats gehad, de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk. De Doleantie ontstond eigenlijk (kort door de bocht gezegd) door twee oorzaken: velen waren het oneens met de vrijwel ongehinderde doorgang van de vrijzinnigheid in de hervormde kerk en ook met de centralistische kerkregering: de Algemene Synode was de baas en de plaatselijke gemeenten hadden zich daarnaar maar te schikken.

De Doleantie ontstond het eerst in Kootwijk, kort daarop in meerdere andere plaatsen (vooral in Friesland), maar daarna breidde de Doleantie zich als een olievlek over het hele land uit. In Amsterdam ontstond deze Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) op 16 december 1886 onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920).

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896) reikten elkaar op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de broederhand als ‘voormannen’ van de twee fuserende kerken.

Al gauw ontstonden er contacten tussen de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk (zoals de Christelijke Afgescheidene Kerk sinds 1869 heette) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende). Men probeerde het eens te worden over het samengaan als één kerkgenootschap. Op 17 juni 1892 werd tijdens een gezamenlijke synode van beide kerken, gehouden in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam, de eenheid beklonken. Afgesproken was dat de verenigde kerken in het vervolg De Gereformeerde Kerken in Nederland zouden gaan heten.

De instituering van De Gereformeerde Kerk te Zaltbommel (1895).

Al die jaren behoorden de Bommelse gereformeerden tot (sinds 1892) De Gereformeerde Kerk te Gameren en leefden ook met het wel en wee van die kerk mee. Maar ondertussen werd in Zaltbommel de wens steeds actueler om in de eigen stad ook een Gereformeerde Kerk te stichten. Die vraag stelde br. H.J. Cirkel op 4 januari 1893 dan ook aan de classis van de Gereformeerde Kerken. In zijn brief vertelde hij dat hij al vele jaren behoorde tot de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Herwijnen en op dat moment tot die van Gameren. Maar zelf was hij woonachtig in Zaltbommel en hield hij zich al jaren bezig met het ‘verbreiden van de Waarheid’. Om die arbeid beter te doen verlopen had hij samen met zijn plaatsgenoot H.A. de Jongh een gebouwtje gekocht om daar godsdienstige bijeenkomsten en Bijbellezingen te houden.

De handtekening van H.J. Cirkel, lang geleden gezet….

Maar hij werd er niet jonger op en besloot zijn (financiële) helft van het gebouw te schenken aan de classis Tiel. Dan zou op de classis echter de verplichting rusten er elke veertien dagen een preek te laten houden, met het uiteindelijke doel er een zelfstandige Gereformeerde Kerk te institueren. In Zaltbommel waren, zo zei hij, voldoende geschikte personen om een kerkenraad te vormen.

Maar de classis zei daarop niet te kunnen ingaan en verwees br. Cirkel naar zijn kerkenraad in Gameren. Deze zou de eventuele instituering tot stand moeten brengen. En dat had succes. De kerkenraad van Gameren besloot eens in de maand een predikant in het gebouwtje te laten preken. Toch liep het vast. Want uiteindelijk moest Cirkel de classis meedelen dat in Zaltbommel ‘slechts weinig voorstanders gevonden’ werden om er een Gereformeerde Kerk te stichten.

De classis stelt een onderzoek in.

De handtekening van ds. Vissink (1834-1913).

De classis gaf toen twee predikanten opdracht om toch maar eens even ‘met de voorstanders der gereformeerde belijdenis te Zaltbommel’ te overleggen wat daar in het belang van de instituering van de Gereformeerde Kerk gedaan kon worden. Ds. Vissink van Gameren rapporteerde in juli 1894 aan de classis dat de Classis zelf voor de instituering diende te zorgen. Zo hoorde dat kerkrechtelijk.

Maar de classis wilde eerst een nader onderzoek instellen. De drie daartoe benoemde predikanten overlegden met de Bommelaren, maar rapporteerden een stuk minder optimistisch: “In Zaltbommel zijn nog maar weinigen die zich daartoe van Godswege geroepen voelen”. Met andere woorden: niet doen. Ze raadden de classis aan in het vervolg meer dan tot nu toe door gereformeerde prediking het volk te bewerken, zowel door de week als op zondag. Daarmee waren de gereformeerden van Zaltbommel het eens, maar wel onder de voorwaarde dat er dan ook een Gereformeerde Kerk zou komen, ‘omdat zonder een plaatselijke kerk dat werk niet goed gebeuren kan’.

Een willekeurige straat in Zaltbommel, lang geleden…

Daarop besloot de classis over te gaan tot het voorbereiden van de kerkinstituering in Zaltbommel. De kerkenraad van Gameren werd gevraagd in zijn college ook een ouderling uit Zaltbommel te benoemen. Toch ging dat niet door. In Zaltbommel zowel als in Gameren rezen er bezwaren tegen, zodat de kerkenraad er van af zag, om de lieve vrede te bewaren.

Toen nam de kerkenraad van Gameren het heft in handen. Hij verklaarde tijdens de classis van 17 februari 1895 dat “de zaak des Heeren in Zaltbommel beter zal kunnen worden behartigd wanneer daar een kerkenraad met eigen ambtsdragers is”. Sommige afgevaardigden op de classis wezen op het gevaar van een kwijnend bestaan voor zo’n klein kerkje; ze zou volgens hen ook nooit een predikant kunnen beroepen. Eerst in Zaltbommel nog maar eens op de gewone manier verder werken, vonden ze.

Geïnstitueerd.

Maar de kerkenraad hield vol, waarna de classis toestemming gaf om de kerk te institueren. Daartoe wees ze ds. A. Varekamp (1860-1898) aan en ouderling A. Tholens, beiden uit Tiel. Zij zouden in opdracht van de classis de instituering in orde maken. Op 25 april 1895 werden tijdens een bijeenkomst met twaalf belangstellende volwassen mannen in Zaltbommel onder leiding van ds. Varekamp een ouderling en twee diakenen gekozen. De twee laatsten bedankten echter, waardoor de plannen opnieuw niet doorgingen.

Maar nog geen drie maanden later, op 14 juli 1895, werden alsnog een ouderling en twee diakenen gekozen, die in het ambt bevestigd werden. Johannes Cornet werd ouderling en Dirk van Malsen en Jan Peppink werden als diakenen bevestigd. “Zo trad de zichtbare Kerk des Heeren in Zaltbommel tevoorschijn. De Koning zijner Kerk doe ook dat gedeelte, dat nu als zichtbare kerk te Zalt-Bommel openbaar geworden is, bloeien en groeien en veelvuldige vrucht dagen, ook voor de inwoners van de stad zelve”.

De toren van de Sint Maartenskerk.

Een eigen kerkje (1895).

In de Korte Steigerstraat konden de gereformeerden van Zaltbommel een schuur op de kop tikken om hun kerkdiensten te houden. Er is verder niets over bekend, behalve dat het (vermoedelijk kleine) gebouwtje op de plaats stond van de  consistorie van de latere gereformeerde kerk. Dat het gebouwtje klein was lijkt zeker, omdat de jonge kerkenraad eind 1897 al sprak over uitbreiding of nieuwbouw. Het werd het laatste. Daarover later meer.

Problemen.

Consulent ds. W.J. de Haas (1853-1899) uit Culemborg stemde er in toe dat hij één zondag in de maand in de kerkschuur voor zou gaan en catechisaties en huisbezoeken zou doen. Ondertussen werden voorbereidingen getroffen om een predikant te vinden, die een jaartraktement van fl. 1.000 zou ontvangen. Dat was voor de inmiddels vijftig leden tellende gemeente veel geld, maar gelukkig droegen ook andere Zaltbommelaars, geen lid van de kerk zijnde, bij!

Ds. W.J. de Haas (1853-1899).

Groter leken de problemen met ouderling Cornet. Het bleek dat hij de kerkdiensten nogal eens verzuimde en dat hij bovendien nooit een kerkenraadsvergadering bijwoonde. Dat was voor diaken Peppink ook aanleiding de pijp aan de Maarten te geven. Gelukkig dat niet lang daarna H. van Steenis vanuit de hervormde gemeente naar de Gereformeerde Kerk overkwam. Hij was bereid in het ambt van ouderling bevestigd te worden en werd ook scriba. Maar wat bleek? De oorzaak van de afwezigheid van Cornet lag in het feit dat zijn werkgever hem gedurende langere tijd buiten de stad had laten werken. Toen hij weer in Zaltbommel terugkwam nam hij het ambt van ouderling weer gewoon ter hand.

De handtekening van ouderling Cornet.

Geen oefenaars meer.

In de tijd dat de kerk van Zaltbommel nog niet was geïnstitueerd kwamen (behalve eens in de zoveel tijd een predikant) ook oefenaars naar Zaltbommel als voorganger in de diensten. Zij hadden geen theologische studie gevolgd en mochten – alleen na toestemming van de classis – ‘een stichtelijk woord’ spreken. Maar toen in Zaltbommel de kerk tot openbaring gekomen was en voorbereidingen getroffen werden een predikant te beroepen, werd besloten geen oefenaars meer toe te laten.

Ds. H. Buitenhuis (van 1896 tot 1898).

Ds. H. Buitenhuis (1862-1921).

Intussen had op 6 december 1896 de eerste predikant intrede gedaan, na door ds. De Haas in het ambt te zijn bevestigd. Het was ds. H. Buitenhuis (1862-1921) uit Sleeuwijk. Direct na zijn intrede besloot de kerkenraad met het schoolbestuur overleg te plegen over eventueel kerkelijk toezicht op het bijbelonderwijs in de School met den Bijbel. Maar het bestuur was het daarmee helemaal niet eens en schreef terug dat ‘de kerkenraad de toegang tot de school geweigerd zou worden’. Daar kon de kerkenraad het mee doen…

‘De Bazuin’, 11 december 1886.

Een ander probleem dook op met betrekking tot de kerkgrenzen. Wie behoorde eigenlijk bij de nieuwe kerk van Zaltbommel en wie bij de moederkerk in Gameren? De classis werd er bij gehaald, maar deze droeg beide kerkenraden op de zaak ‘in liefde’ op te lossen. Zaltbommels kerkenraad was van oordeel dat de kerkelijke grenzen in dit geval dienden samen te vallen met die van de burgerlijke gemeenten. En het dorp Tuil zou hoe dan ook bij Zaltbommel behoren, vond de kerkenraad. Uiteindelijk ging de kerkenraad van Gameren met het idee van Zaltbommel akkoord. Alleen… Gameren was tegen het ‘toe-eigenen’ van Tuil door de kerk van Zaltbommel. De classis moest er opnieuw aan te pas komen, en deze oordeelde dat de gereformeerden in dat dorp zelf mochten kiezen of ze bij Gameren dan wel bij Zaltbommel wilden behoren.

En dan nog dat aspirant-lid dat wilde worden toegelaten tot de kerk van Zaltbommel. Dat vond de kerkenraad natuurlijk een goed idee, alleen… hij verkocht melk op zondag! De kerkenraad vroeg de classis om advies. Deze besloot de kerkenraad te adviseren hem niet toe te laten als lid, tenzij de verkoop op zondag beslist nodig was.

‘De Bazuin’, 1 juli 1898.

Op 26 juni 1898 nam ds. Buitenhuis afscheid van Zaltbommel en vertrok naar de kerk van Vreeswijk.

Ds. J. Meijer (van 1899 tot 1906).

Zijn opvolger liet even op zich wachten. Op 23 juli 1899 deed ds. J. Meijer (1870-1937) uit Langeslag dan toch intrede in Zaltbommel. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 950, maar misschien kon hij er fl. 50 bij krijgen (dat gebeurde in 1901). Dat was echter niet zeker, want de financiële situatie van Zaltbommels kerk (net als die van andere kerken in deze classis) was niet bijster rooskleurig. Besloten werd daarom een ‘Stuiversfonds’ op te richten, om meer kerkelijke financiële armslag te krijgen.

Ds. J. Meijer (1870-1937).

In november 1897 had de jeugd gevraagd of een Jongelingsvereniging (JV) kon worden opgericht. Daarmee gingen de broeders akkoord. In januari 1900 vroegen ze bovendien of de JV onder toezicht van de kerkenraad geplaatst kon worden (dat was in de Gereformeerde Kerken een vrij normale gang van zaken). Ook daarmee ging men akkoord.

Intussen was ook een zgn. ‘Jongedochtersvereniging’ opgericht, die zich bezighield met het naaien en breien van kleding, die door de diaconie aan de armen werd uitgedeeld.

De nieuwe kerk (1900).

Nadat de gemeentevergadering besloten had over te gaan tot de bouw van een nieuwe, grotere kerk op dezelfde plaats als waar de kerkschuur stond, besloot de kerkenraad op 27 april 1900 ‘onder biddend opzien tot God’ de plannen voor de bouw van de nieuwe kerk op te dragen aan architect E.G. Wentink uit Schalkwijk. Weliswaar vielen de plannen duurder uit dan de kerkenraad had gehoopt, maar met het oog op de noodzaak besloot de kerkenraad ermee akkoord te gaan.

De gereformeerde kerk in de Korte Steigerstraat. Het hieraan voorafgaande eerste gereformeerde kerkje stond op de plaats waar in deze kerk zich de kerkenraadskamer bevindt. Overigens is deze kerk nog steeds in gebruik, zij het bij een ander kerkgenootschap.

Hoe de kerk er uit zag.

De lengte van de kerk was 17 meter, de breedte bijna 8½ meter aan de voorkant en bijna 7½ meter aan de achterkant. De nok van het dak kwam tot 11 meter hoogte en de bovenkant van het torentje op het dak lag op een hoogte van ruim 16½ meter. In de plannen stond de houten preekstoel op een gemetselde voet met aan beide kanten een trap van zes treden. Boven de kansel hing een klankbord. Voor de kansel bevond zich ‘de dooptuin’, omgeven door een balustrade, waarachter zich onder meer de lezenaar (voor de ‘voorlezer’) en de doopvont bevond. Ook stonden aan weerszijden van de kansel de ambtsdragersbanken. De kerkzaal stond vol met banken: Achtentwintig stuks met elk drie zitplaatsen en veertien met elk zes zitplaatsen. De galerij bevond zich tegenover de kansel op drie meter hoogte. De Bommelse aannemersfirma Gebr. Metz kwam als laagste inschrijver uit de bus (bij schreef in voor fl. 8.115), zodat hij de klus in de wacht sleepte.

De ‘eerste steen’ werd door ds. Meijer op 17 juli 1900 geplaatst naast de hoofdingang, vlak boven het straatniveau.

Op 17 juli 1900 werd door ds. Meijer de ‘eerste steen’ gelegd voor de bouw van de nieuwe kerk. In de preek herinnerde ds. Meijer er aan “dat als de eerste steen wordt gelegd, dit betekent dat het fundament al klaar en goedgekeurd is. Dat fundament moet hecht en vast zijn. Anders deugt het gebouw zelf ook niet. Zo is het ook met de gemeente des Heeren. Zij heeft een hecht fundament, namelijk Christus. Wie een ander fundament legt die zij vervloekt”.

Het interieur van de gereformeerde kerk zag er tot 1960 zo uit (foto: ‘Gereformeerde Kerk Zaltbommel 1895-1995’).

Tijdens de bouw kwam de gemeente samen in de sigarenfabriek van het al eerder genoemde gemeentelid A.H. de Jongh. De nieuwe kerk werd op 6 december 1900 in gebruik genomen. Alle kerken uit de classis werden uitgenodigd om afgevaardigden te sturen, en ook de burgemeester en enkele gemeenteraadsleden gaven acte de presence. De kerkzaal was stemmig verlicht door de gaskronen.

‘De Bazuin’, 10 februari 1906.

Ondertussen had ds. Meijer een beroep gekregen van de kerk van het Groningse Bierum. Daarom nam hij op 5 februari 1906 afscheid. De kerkenraad nam het beroepingswerk ter hand.

Naar deel 2 >

© 2023. GereformeerdeKerken.info