De Gereformeerde Kerk te Raamsdonk c.a. (1)

Op 12 februari 1897 werd De Gereformeerde Kerk te Raamsdonk c.a. in de provincie Noord-Brabant, geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Klundert.

Kaart: Google.

Vooraf…

In het westen van Noord-Brabant bestond in de tijd rond 1880 de gereformeerde Classis Klundert (ontstaan vanuit de Afscheiding van 1834). In de classis was afgesproken dat de plaatselijke kerken in dat ressort verantwoordelijk waren voor het evangelisatiewerk en zo mogelijk in plaatsen waar nog geen Gereformeerde Kerk bestond, evangelisatieposten te stichten. De kerk van Klundert diende dus evangelisatiewerk uit te voeren in Geertruidenberg, Drimmelen en in Raamsdonk (die laatste plaats behoorde eigenlijk tot de classis ’s Hertogenbosch).

Een hervormde Evangelisatievereniging opgericht.

Hoe dan ook, op 30 april 1884 werd door de hervormde ‘Vereniging voor Inwendige Zending in Noord-Brabant en Limburg’ besloten een commissie te benoemen die tot taak had een Bijbelvereniging in het leven te roepen en te werken onder de in die omgeving woonachtige Rooms-Katholieke bevolking en ook contacten te leggen met ‘dwalende’ protestanten in de twee provincies. De commissie bestond uit M. van Dis Jzn uit Fijnaart, de toen nog hervormde predikant van Klundert, ds. A. van Veelo (1844-1924) en J.C. Punt, ook uit Klundert. Om tot de oprichting van de Bijbelvereniging te komen werd op 16 juni 1885 in Klundert een bijeenkomst met belangstellenden gehouden. Maar liefst vierenzeventig personen gaven zich tijdens die vergadering op als lid. Dus werd ook een bestuur gevormd, bestaande uit de hervormde predikant ds. S. Kalma uit Zevenbergen, als voorzitter W. van den Dries te Klundert, als secretaris ds. Van Veelo, J.C. Punt en M. van Dis.

Evangelist en later ds. A. van Veelo (1844-1924).

Het bestuur liet er geen gras over groeien en benoemde in 1885 ook colporteurs, die de omgeving moesten doorreizen om traktaatjes te verkopen: korte geschriften met een christelijke boodschap. Het waren Leendert Smallegange (die al werkzaam was bij de eerder genoemde hervormde Vereniging voor Inwendige Zending, en Jan Kappe uit Groningen. Vijf jaar later, in 1890, kwam G. van Rootselaar als derde colporteur van de Vereniging.

De Doleantie.

Maar in de tussentijd was in 1886 de tweede orthodoxe uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk, de Doleantie, op gang gekomen. Dat leidde in de (hervormde) Vereniging voor Inwendige Zending tot een conflict over de aanstelling van de derde colporteur. Enkele bestuursleden van de Vereniging vonden dat de kerkelijke strijd, de Doleantie, invloed had gehad op de benoeming van de derde colporteur: kandidaten die sympathiseerden met de Doleantie waren volgens hen van de benoeming uitgesloten. Het ledental van de Vereniging daalde vervolgens fors, omdat velen met de Doleantie mee gingen.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en dr. F.L. Rutgers (1936-1917) waren de landelijke leidslieden van de Doleantie.

Het bestuur van de hervormde Bijbelvereniging vroeg de colporteurs zich niet uit te spreken over de kerkelijke strijd. Toch deed colporteur Jan Kappe dat wél. In Raamsdonk adviseerde hij de mensen om zich aan te sluiten bij de Doleantie. Als ze de Dolerende vergaderingen in Geertruidenberg zouden bijwonen zouden ze evangelist H. Dekker kunnen beluisteren, die precies uitlegde wat er mis was in de hervormde kerk. Als reactie op de Dolerende aanbevelingen van colporteur Kappe verklaarde de hervormde predikant ds. J.C.V. Meischke van Raamsdonk, dat het werk van de Dolerenden in Geertruidenberg ‘uit den duivel’ was en dat men ‘beter naar de komedie’ kon gaan. Jan Kappe nam in april 1894 ontslag bij de hervormde Vereniging voor Inwendige Zending en werd lid van de Gereformeerde Kerk. Hij kreeg een baan als colporteur en Bijbellezer in Helenaveen. Ook de inmiddels gereformeerd predikant geworden ds. J.H. Feringa (1859-1925) nam in 1895 ontslag uit de hervormde vereniging – hij bleef er dus nog betrekkelijk lang bij horen.

Ds. J.H. Feringa (1859-1925).

De gereformeerde Deputaten stichten een evangelisatiepost (1892).

Intussen was er in het landelijke kerkelijk leven veel gebeurd: begin 1886 was de Doleantie begonnen in Kootwijk en deze tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk spreidde zich over het land uit. Al gauw begonnen de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. afkomstig uit de Afscheiding en de Doleantie) besprekingen om samen verder te gaan als De Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat feit vond plaats op 17 juni 1892 (ook ‘De Vereniging van 1892’ genoemd).

Om het landelijke gereformeerde evangelisatiewerk goed aan te pakken waren landelijke en regionale Deputaatschappen voor de Evangelisatie gevormd. In de zuidelijke, vooral Rooms-Katholieke provincies Noord-Brabant en Limburg werkte het (regionale) Deputaatschap van de Gereformeerde Kerken voor Noord-Brabant en Limburg. Omdat in Geertruidenberg en het naburige Drimmelen de hervormde gemeenten vrijzinnig van karakter waren, werd op dringend schriftelijk verzoek van korporaal J.C.R. van Dale in Geertruidenberg (door wegen, vaarwegen en spoor van goede verbindingen met de buitenwereld voorzien) een zendingsstation (evangelisatiepost) gesticht  Het Deputaatschap had een commissie voor de Inwendige Zending en Bijbelcolportage. Daarvan was ds. Js. van der Linden (1852-1926) uit ‘s-Hertogenbosch voorzitter en ds. J. van Haeringen (1857-1910) uit Werkendam secretaris.

Ds. J. van Haeringen (1857-1910).

Om de arbeid in ‘s-Hertogenbosch beter tot haar recht te laten komen werd het dorp Raamsdonk overgenomen van de classis ‘s-Hertogenbosch en bij het evangelisatiewerk betrokken. De classis Klundert ging in Geertruidenberg aan het werk door er het evangelisatiewerk ter hand te nemen in de vorm van bijbelcolportage langs de huizen en het geven van catechisatie.

Ds. M. Ouendag (1854-1921).

Daarbij waren ook de predikanten ds. Feringa van Klundert en ds. M. Ouendag (1854-1921) van Zevenbergen betrokken. Oefenaar J. Timmers uit Dordrecht werd aangesteld om catechisatie te geven en spreekbeurten te houden voor militairen en anderen.

Een colporteur (1892).

In een advertentie in ‘De Bazuin’ werd om en colporteur gevraagd.

De Zaandammer H. Dekker (1866-1936) las een advertentie in het wekelijkse gereformeerde kerkblad De Bazuin waarin door het Deputaatschap sollicitanten gevraagd werden voor de functie van colporteur (liefst ongehuwd). Dekker stelde zich daarvoor beschikbaar met nog ongeveer twintig andere sollicitanten. De keus viel op Dekker. Tot zijn taak behoorde het houden van zondagse Bijbellezingen, bijbelverspreiding, zondagsschool en catechisatie en het ontwikkelen van een goede verstandhouding met de in Geertruidenberg gelegerde militairen. Het Deputaatschap benoemde hem uiteindelijk op 22 november 1892 om per 1 januari 1893 aan de slag te gaan tegen een salaris van fl. 500 per jaar met vrije woning. Maar gelukkig kon het salaris, na een gesprek met ds. Van der Linden, bijgesteld worden naar fl. 600, want Dekker wilde namelijk gaan trouwen.

Het werk bloeit.

De arbeid verliep goed. Dat was aanleiding om te overwegen een houten kerkgebouw uit Vrijhoeve-Capelle te kopen om dat in Geertruidenberg te plaatsen. En in juni 1893 werd gesproken van een ‘bloeiende evangelisatiepost’. Inderdaad kwamen er steeds meer toehoorders, vooral afkomstig uit Drimmelen en Raams-donksveer. Er kwamen een zondagsschool, catechisaties voor burgers en militairen en er kwam ook een Jongelingsvereniging. Dekker werd behalve in Geertruidenberg ook aan het werk gezet in Drimmelen. Zo kwam hij in Drimmelen ook terecht in een daar bestaande groep van verontruste hervormden die regelmatig samenkwamen. Er gingen sprekers uit de Dolerende Kerken voor. Het werkterrein van Dekker breidde zich gestaag uit: catechisaties in Moerdijk, elke zaterdagavond een toespraak in een schuur in Hooge Zwaluwe; dat laatste werd echter ruw afgebroken toen de schuur tot de grond toe afbrandde.

Een kerkje in Raamsdonksveer (1894).

Zo zagen het kerkje en de pastorie aan de Maasdijk in Raamsdonksveer er in 1908 uit (foto: ‘Honderd jaar Gereformeerde Kerk Raamsdonk c.a.’).

Het huis in Geertruidenberg, waar de samenkomsten gehouden werden, bleek al snel te klein. Daarom ging men op zoek naar een plek voor de bouw van een kerkje. Op 29 juni 1893 werd daarom voor fl. 3.300 door de Gereformeerde Kerken in de classis Klundert een huis met erf en land gekocht aan de Maasdijk in Raamsdonks-  veer. In 1894 werd de woning omgeturnd tot pastorie en werd daaraan vast gebouwd een kerkje, voor bijna fl. 7.000, meubilering, orgel en aankleding meegerekend  De bouw van het kerkje stond onder toezicht van ds. J.H. Feringa uit Klundert. De belangstellenden voor de daar gehouden bijeenkomsten waren volgens Dekker vrijwel allemaal afkomstig uit de plaatselijke hervormde gemeente, die vrijzinnig van karakter was.

Helmerick Dekker…

H. Dekker (1866-1936) reisde als evangelist en bijbelcolporteur heel Limburg door. Hij werd in 1911 gereformeerd predikant te Venlo.

De eerste bewoner van de pastorie aan de Maasdijk (naast de kerk) in Raamsdonksveer was evangelist H. Dekker. In juni 1895 werd tijdens de Provinciale Synode gevraagd waarom Dekker was doorgegaan met het verklaren van de Heidelbergse Catechismus, terwijl hem dat als niet-predikant verboden was. De Deputaten meldden dat er door omstandigheden geen predikanten naar Geertruidenberg konden komen om in het huis te preken. Bovendien wilde men het werk van Dekker, dat juist goed op stoom kwam, niet hinderen door allerlei veranderingen. Maar Dekkers gezondheids-toestand werd er – vermoedelijk ook door het winterse weer – niet beter op. In juli 1897 vertrok het gezin Dekker vanuit Raamsdonks-veer naar Venlo.

De hervormde gemeente van Raamsdonk.

Hoe dan ook, de Hervormde Gemeente van Raamsdonk had in 1611 haar eerste predikant gekregen, met een kerkgebouw dat aan de rand van het dorp stond. Toen deze kerk in 1878 door brand zwaar beschadigd werd (en men met de herbouw begon), wilden de hervormden van het nabijgelegen Raamsdonksveer ook een eigen kerkgebouw. De bouw daarvan begon in 1880. Na de voltooiing van die kerk werd afgesproken dat de kerkdiensten om en om in de Raamsdonkse kerk en de Raamsdonksveerse kerk gehouden zouden worden. De hervormde gemeente van Raamsdonk telde in 1900 ruim 1.260 zielen.

De hervormde kerk te Raamsdonk.

Onrust in de hervormde gemeente.

In 1893 klaagde men in de hervormde kerkenraad over woelingen en scheurmakerij van de afgescheidenen, waarmee men doelde op de geestverwanten van de Doleantie. Enkele hervormde diaconaal ondersteunde gemeenteleden bezochten de Dolerende bijeenkomsten. Ze werden uit het hervormde lidmatenboek geschrapt en verloren dus hun hervormde diaconale ondersteuning.

Maar op 13 december 1896 vroegen acht hervormde gemeenteleden in een brief aan hun kerkenraad om afstand te nemen van de ‘zondige toestand van de hervormde kerk’ (onder meer de door de kerkelijke besturen niet of nauwelijks bestreden vrijzinnigheid in de kerk) en terug te keren tot de gereformeerde belijdenis.

Ook had men bezwaar tegen de hervormde kerkregering, die gebaseerd was op het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk, een reglement dat in 1816 door de overheid (!) aan de hervormde kerk was opgelegd (de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten werd door het reglement sterk beperkt). Tegelijkertijd was de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde van 1619 afgeschaft, die ‘opmerkelijk democratisch van aard’ was. Men vroeg de kerkenraad het Algemeen Reglement terzijde te stellen en ‘opnieuw kracht en geldigheid te verlenen aan de Dordtse Kerkorde’. Ze boden de kerkenraad ook een boekje aan, getiteld: ‘De Reglementen voor de Hervormde Kerk’, geschreven door de inmiddels Dolerende predikanten ds. H. Franssen (1907-1983) en ds. J.H. Feringa.

Het aangeboden boekje.

Verder sprak men de kerkenraad erop aan dat hij ‘openbare ongelovigen’ toeliet tot het avondmaal en dat men bij de doop van de kinderen niet de vereiste doopsformule gebruikte. De hervormde kerkenraad onder leiding van ds. Meischke ging op het verzoek niet in. Maar niet lang daarna dienden zich zeven andere ondertekenaars aan van een brief aan de kerkenraad, die een soortgelijk verzoek deden. De kerkenraad ging ook daar niet op in.

De Gereformeerde Kerk te Raamsdonk c.a. (1897).

Daarom kwamen op 25 december 1896. Eerste Kerstdag, veertien broeders in het kerkje in Raamsdonksveer bij elkaar om onder leiding van ds. J.H. Feringa van Klundert teneinde ouderlingen en diakenen te kiezen, die op 1 februari 1897 door de predikant in het ambt bevestigd werden. De verkozen ouderlingen waren H. de Jong en W. Zijlmans Dzn., en de diakenen P. Lankhuijzen en W. Hommel. De broeders bezochten op 4 mei 1897 voor het eerst de gereformeerde classis. Ds. W. Kapteyn (1857-1903) van Breda werd toen door de classis aangesteld als consulent van de Gereformeerde Kerk te Raamsdonk c.a.. De gereformeerden die in Geertruidenberg en Drimmelen woonachtig waren behoorden in het vervolg tot de kerk van Raamsdonk c.a.

Ds. J.C.C. Voigt (van 1897 tot 1904).

‘Het Kerkblad’, 20 augustus 1897.

Ds. J.C.C. Voigt (1857-1918) uit Fijnaart was de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk te Raamsdonk c.a. Op 7 augustus 1897 deed hij intrede in het kerkje in Raamsdonksveer. Hij was ongeveer zeven jaar aan de kerk van Raamsdonk c.a. verbonden.

In die tijd werd in het naburige  Drimmelen evangelisatiewerk verricht. Dat liep kennelijk goed, want op de classis van 1 februari 1898 werd door ouderling H. de Jong verklaard dat ‘het werk te Drimmelen gezegende voortgang’ vertoonde. Speciaal voor de gereformeerden in Drimmelen werden in een woonhuis aan de Dorpsstraat kerkdiensten gehouden. De kerk van Raamsdonk c.a. telde in die tijd iets meer dan tweehonderd leden.

Ds. J.C.C. Voigt (1857-1918).

Ds. Voigt nam op 30 oktober 1904 afscheid en vertrok naar de kerk van Bunschoten.

Ds. C. Warner (van 1905 tot 1909).

Zijn opvolger was kandidaat C. Warner (1880-1919). Hij deed op 19 november 1905 intrede. “Als student toonde hij grote talenten te bezitten. Met nauwgezetten ijver, met haast angstvallige acribie en groote vlijt placht Warner, wanneer een onderwerp van studie zijn aandacht in beslag nam, eerst de gegevens te verzamelen en ze met groote nauwkeurigheid te toetsen, om eerst daarna met zekere omzichtigheid tot het uitspreken van zijn oordeel over te gaan”. Hij was gedurende zijn werkzaamheid in Raamsdonk ook druk met het schrijven van een proefschrift over de Wijsbegeerte van (de hervormde) dr. Opzoomer, maar hij is er niet toe gekomen dit te voltooien. Op 30 mei 1909 nam hij afscheid en vertrok naar de Gereformeerde Kerk te Brussel.

Ds. C. Warner (1880-1919).

Ds. E. Zwiers (van 1909 tot 1912).

Op 31 oktober 1909 deed de opvolger van ds. Warner intrede in de kerk van Raamsdonk. Het was ds. E. Zwiers  (1863-1926 uit Willem-stad.

Drimmelen krijgt een zelfstandige Gereformeerde Kerk (1912).

Toen na verloop van een aantal jaren bekend werd dat ds. Zwiers naar Asperen zou vertrekken maakten de gereformeerden in Drimmelen aan hun kerkenraad bekend dat zij in hun dorp graag een zelfstandige Gereformeerde Kerk wilden hebben. De afstand tussen breide dorpen was zo groot, dat het voor een aantal gereformeerden moeilijk werd de zondagse trektocht naar de kerk in Raamsdonks-veer te maken. Daarover werd door de kerkenraad uiteraard nauw-gezet vergaderd.

Ds. E. Zwiers (1863-1926).

Op 28 juni 1912 viel het besluit: in Drimmelen zou een Gerefor-meerde Kerk geïnstitueerd worden. Daarover werd een aantal besluiten genomen: de kerk van Raamsdonk c.a. zou worden verdeeld in twee zelfstandige kerken met een eigen kerkenraad (de kerk van Raamsdonk c.a. (met Raamsdonksveer en Geertruiden-berg) en de kerk van Drimmelen. Afgesproken werd dat het be-roepen van predikanten in ieder geval voorlopig gezamenlijk zou worden gedaan. Het traktement zou 50/50 verdeeld worden. Ook zouden beide kerken elk de helft betalen van de reiskosten van de predikanten die in Drimmelen zouden voorgaan. Beide kerken zou-den voor een eigen kerkgebouw zorgen. In elke kerk zou op zondag één dienst gehouden worden (afwisselend ‘s morgens en ‘s middags) en kerk en pastorie in Raamsdonksveer bleven eigendom van de Gereformeerde Kerk te Raamsdonk.

Door de afsplitsing van de kerk van Drimmelen raakte de kerk van Raamsdonk c.a. uiteraard leden kwijt. De teller in Raamsdonk stond in het jaar van de kerksplitsing op 276 belijdende leden (vijftig van hen woonden in Drimmelen) en 242 doopleden. Het totale ledental van Raamsdonk c.a. beliep toen dus 518.

Op 13 oktober 1912 nam ds. Zwiers afscheid en vertrok naar de al vijftien jaar vacante, zwakke kerk van Asperen. “Bij zijn afscheid te Raamsdonk getuigde hij dat hij ging ‘met een bloedend hart’; hij wenste geen verandering, doch ‘de nood van Asperen bewoog hem’.

Naar deel 2 >

© 2025. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Reformed Church of Raamsdonk and Surroundings (Part 1).

On February 12, 1897, the ‘Gereformeerde’ Church of Raamsdonk and surroundings was instituted in the province of North Brabant, established from the ‘Gereformeerde’ Church of Klundert.

In the western part of North Brabant (around 1880), the  ‘Gereformeerde’ Classis of Klundert existed, originating from the Secession of 1834. Within this classis, it had been agreed that local churches in that region were responsible for evangelistic work and, if possible, should establish missionary posts in towns where no ‘Gereformeerde’ Church yet existed. The church of Klundert was therefore responsible for mission work in Geertruidenberg, Drimmelen, and Raamsdonk (the latter officially belonged to the classis of ’s-Hertogenbosch).

A ‘Hervormde’ Evangelical Association Founded.

On April 30, 1884, the ‘Gervormde’ Association for Internal Mission in North Brabant and Limburg decided to appoint a committee tasked with founding a Bible Association. Their goal was to work among the Roman Catholic population in the region and to reach out to ‘wandering’ Protestants in both provinces. The committee included M. van Dis Jzn from Fijnaart, the then still ‘hervormde’ minister of Klundert, Rev. A. van Veelo (1844–1924), and J.C. Punt, both from Klundert.

A meeting to establish the Bible Association was held on June 16, 1885, in Klundert. As many as 74 individuals signed up as members during the meeting. A board was formed, including Rev. S. Kalma of Zevenbergen as chairman, W. van den Dries of Klundert as secretary, and members Rev. Van Veelo, J.C. Punt, and M. van Dis.

The board acted quickly and in 1885 appointed colporteurs (itinerant evangelists selling Christian tracts), including Leendert Smallegange (already working for the earlier mentioned internal mission) and Jan Kappe from Groningen. In 1890, G. van Rootselaar became the third colporteur.

The Doleantie (Second Secession).

Meanwhile, in 1886, the second orthodox exodus from the ‘Hervormde’ Church had begun—the Doleantie. This caused conflict within the (still ‘hervormde’) Association for Internal Mission over the appointment of the third colporteur. Some board members felt that the church conflict had influenced the appointment and believed that candidates sympathetic to the Doleantie had been excluded. As a result, the association lost many members who joined the Doleantie.

The board requested that the colporteurs not comment on the church conflict, but Jan Kappe did so anyway. In Raamsdonk, he advised people to join the Doleantie. He encouraged them to attend Doleantie meetings in Geertruidenberg, where evangelist H. Dekker explained what was wrong with the ‘Hervormde’ Church. In reaction, Rev. J.C.V. Meischke of Raamsdonk denounced the work of the Doleantie in Geertruidenberg as “from the devil” and said one might as well go to the theater.

In April 1894, Jan Kappe resigned from the association and joined the ‘Gereformeerde’ Church. He took a job as a colporteur and Bible reader in Helenaveen. Rev. J.H. Feringa (1859–1925), who had become ‘gereformeerd’ by then, also resigned from the association in 1895, although he had remained associated with it for quite a while.

The ‘Gereformeerde’ Deputies Establish a Mission Post (1892).

Much had changed in national church life: the Doleantie, beginning in Kootwijk in 1886, spread rapidly. Soon, the Christian Reformed Church and the Netherdutch ‘Gerformeerde’ Churches (from the Secession and Doleantie respectively) began discussions to unite into The ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands, which took place on June 17, 1892 (known as “The Union of 1892”).

To organize mission work effectively, regional and national Deputations for Evangelism were established. In North Brabant and Limburg, the (regional) Deputation for the ‘Gereformeerde’ Churches handled this. Since the ‘Hervormde’ congregations in Geertruidenberg and Drimmelen were liberal in nature, a mission station was founded in Geertruidenberg at the urgent written request of Corporal J.C.R. van Dale, due to the town’s excellent connections by road, water, and rail.

This Deputation had a Committee for Internal Mission and Bible Distribution, chaired by Rev. Js. van der Linden (1852–1926) of ’s-Hertogenbosch, with Rev. J. van Haeringen (1857–1910) of Werkendam as secretary.

To strengthen the work in ’s-Hertogenbosch, Raamsdonk was taken from its classis and assigned to this evangelism effort. The Classis of Klundert started Bible distribution and catechism classes in Geertruidenberg.

Among those involved were Rev. Feringa of Klundert, Rev. M. Ouendag (1854–1921) of Zevenbergen, and lay preacher J. Timmers from Dordrecht, who led catechism and preaching for soldiers and civilians.

A Colporteur Appointed (1892).

H. Dekker (1866–1936) from Zaandam saw an ad in the weekly church paper De Bazuin, where the Deputation was looking for an unmarried colporteur. He applied—along with around twenty others—and was selected.

His duties included Sunday Bible readings, distributing Bibles, Sunday school, catechism, and developing relationships with soldiers in Geertruidenberg. He was appointed on November 22, 1892, to begin on January 1, 1893, with a salary of 500 guilders per year and free housing. After negotiations with Rev. Van der Linden (since Dekker wanted to marry), his salary was increased to 600 guilders.

Work Flourishes.

The work thrived. There was consideration to purchase a wooden church building from Vrijhoeve-Capelle to place in Geertruidenberg. By June 1893, the mission station was described as “flourishing.” More attendees came, particularly from Drimmelen and Raamsdonksveer. A Sunday school, catechism classes for civilians and soldiers, and a Young Men’s Association were formed. Dekker also began work in Drimmelen, where a group of concerned ‘Hervormde’ people regularly met.

His activities extended to Moerdijk and weekly Saturday night speeches in a barn in Hooge Zwaluwe—which tragically burned down.

A Church in Raamsdonksveer (1894).

The house in Geertruidenberg used for meetings became too small. On June 29, 1893, the ‘Gereformeerde’ Churches in Classis Klundert purchased a house with land at Maasdijk in Raamsdonksveer for 3,300 guilders. In 1894, the house was converted into a parsonage, and a church was built next to it for nearly 7,000 guilders, including furnishings and organ. Rev. J.H. Feringa oversaw the construction.

Most of those attending services came from the local liberal ‘Hervormde’ congregation.

Helmerick Dekker.

Evangelist H. Dekker was the first to live in the parsonage next to the church. At the Provincial Synod in June 1895, concerns were raised that he had continued teaching the Heidelberg Catechism, which was not allowed for a non-ordained person. But since no ministers could visit Geertruidenberg, and his work was flourishing, the Deputies did not want to disrupt it.

Dekker’s health worsened, likely due to winter conditions. In July 1897, the family moved to Venlo.

The ‘Hervormde’ Congregation of Raamsdonk.

The ‘Hervormde’ Church of Raamsdonk had had a pastor since 1611, with a church at the village edge. After a major fire in 1878, and rebuilding began, the ‘hervormde’ members of Raamsdonksveer also wanted their own building. It was built in 1880, and services alternated between the two locations. By 1900, the congregation numbered about 1,260 souls.

Unrest in the Reformed Congregation.

In 1893, complaints were raised in the ‘Hervormde’ church council about unrest and schism caused by the Afgescheidenen (Seceders), by which they referred to the sympathizers of the Doleantie movement. Some ‘Hervormde’ church members who were financially supported by the church attended gatherings of the Dolerenden. As a result, they were removed from the ‘Hervormde’ membership registry.

However, on December 13, 1896, eight members of the ‘Hervormde’ congregation sent a letter to their church council requesting that they distance themselves from the “sinful condition of the ‘Hervormde’ Church” — referring primarily to the liberal theology that the church leadership barely, if at all, opposed — and return to the ‘gereformeerde’ confession.

They also objected to the governance of the ‘Hervormde’ Church, which was based on the General Regulation for the Administration of the ‘Hervormde’ Church, a regulation imposed by the government (!) on the ‘Hervormde’ Church in 1816. This regulation severely limited the autonomy of local congregations. At the same time, the old ‘Gereformeerde’ Dordt Church Order of 1619 — which was “remarkably democratic in nature” — had been abolished. The members requested that the church council set aside the General Regulation and “once again grant authority and validity to the Dordt Church Order.”

They also offered the council a booklet titled The Regulations for the ‘Hervormde’ Church, written by now-Doleantie ministers Rev. H. Franssen (1907–1983) and Rev. J.H. Feringa.

Furthermore, they rebuked the church council for allowing “open unbelievers” to partake in Holy Communion, and for not using the required baptismal formula when baptizing children. The ‘Hervormde’ church council, under the leadership of Rev. Meischke, did not act on the request. However, not long afterward, seven other signatories submitted a similar letter to the church council. This request was also rejected.

The Reformed Church of Raamsdonk and surroundings (1897).

On December 25, 1896 — Christmas Day — fourteen brothers gathered in Raamsdonksveer under the leadership of Rev. J.H. Feringa from Klundert to elect elders and deacons. These were officially ordained by the minister on February 1, 1897. The elected elders were H. de Jong and W. Zijlmans Dzn., and the deacons were P. Lankhuijzen and W. Hommel. On May 4, 1897, the brothers attended the classis (regional synod) for the first time.

Rev. W. Kapteyn (1857–1903) of Breda was then appointed by the classis as the consulent (advisor/supervisor) of the ‘Gereformeerde’ Church of Raamsdonk and surroundings. The ‘gereformeerde’ believers living in Geertruidenberg and Drimmelen henceforth belonged to the church of Raamsdonk and surroundings.

Rev. J.C.C. Voigt (1897–1904).

Rev. J.C.C. Voigt (1857–1918) from Fijnaart became the first minister of the ‘Gereformeerde’ Church of Raamsdonk and surroundings. On August 7, 1897, he was officially installed in the church building at Raamsdonksveer. He served the church for about seven years.

During that time, evangelism work was also being carried out in nearby Drimmelen. This seemed to be going well, as at the classis meeting on February 1, 1898, elder H. de Jong stated that “the work in Drimmelen was showing blessed progress.” Special church services for the ‘gereformeerde’ believers in Drimmelen were held in a private house on Dorpsstraat. At that time, the church of Raamsdonk and surroundings had just over two hundred members.

Rev. Voigt said farewell on October 30, 1904, and left for the church in Bunschoten.

Rev. C. Warner (1905–1909).

His successor was candidate C. Warner (1880–1919). He was officially installed on November 19, 1905.

“As a student, he showed great talent. With meticulous diligence, almost anxious precision, and great industriousness, Warner, when a subject of study occupied his attention, would first collect the data and scrutinize them with great care before carefully forming and expressing his opinion.”

During his ministry in Raamsdonk, Warner was also working on a doctoral dissertation about the philosophy of (‘Hervormde’) Dr. Opzoomer, but he never completed it. On May 30, 1909, he departed to serve the ‘Gereformeerde’ Church in Brussels.

Rev. E. Zwiers (1909–1912).

On October 31, 1909, the successor of Rev. Warner was installed in the church of Raamsdonk. This was Rev. E. Zwiers (1863–1926) from Willemstad.

Drimmelen Receives Its Own ‘Gereformeerde’ Church (1912).

After several years, when it became known that Rev. Zwiers was leaving for Asperen, the ‘gereformeerde’ believers in Drimmelen informed their church council that they wished to have an independent ‘Gereformeerde’ Church in their own village. The distance between the villages was so great that it had become difficult for some believers to make the weekly journey to Raamsdonksveer for Sunday services. The church council deliberated thoroughly on the matter.

On June 28, 1912, the decision was made: a ‘Gereformeerde’ Church would be instituted in Drimmelen. Several resolutions were adopted:

  • The church of Raamsdonk and surroundings would be split into two independent churches with their own church councils: the church of Raamsdonk and surroundings (including Raamsdonksveer and Geertruidenberg) and the church of Drimmelen.

  • It was agreed that calling ministers would, for the time being, be done jointly.

  • The minister’s salary would be split 50/50.

  • Both churches would each pay half the travel expenses for ministers preaching in Drimmelen.

  • Each church would provide its own church building.

  • Each church would hold one Sunday service, alternating between morning and afternoon.

  • The church and parsonage in Raamsdonksveer would remain the property of the ‘Gereformeerde’ Church of Raamsdonk.

As a result of the separation, the church of Raamsdonk and surroundings naturally lost members. In the year of the split, Raamsdonk had 276 confessing members (fifty of whom lived in Drimmelen) and 242 baptized members. The total membership of Raamsdonk and surroundings thus amounted to 518.

To Part 2 >