De Gereformeerde Kerk te Marrum (3)

Ds. O.N. Oosterhof (van 1922 tot 1938).

( < Naar deel 2 ) – Zestien jaar lang was de opvolger van ds. Diemer aan de Gereformeerde Kerk te Marrum verbonden. Het was dr. O.N. Oosterhof (1881-1942) uit Borger.

Ds. O.N. Oosterhof (1881-1942) stond van 1922 tot 1938 in Marrum.

De bouw van de nieuwe kerk begint (1923).

Al in 1916 was de kerkenraad er toe overgegaan om de gemeente rond te gaan voor een inzameling ten behoeve van de bouw van een nieuwe kerk; deze rondgang leverde maar liefst fl. 12.176 op! De aanleg van een tweede galerij in de kerk, in 1918, was dus inderdaad een tijdelijke noodoplossing. De gemeente groeide namelijk zo, dat de kerk aan de Lytse Buorren te klein werd. Vandaar dat in 1918 al een stuk grond gekocht werd waarop men een grotere nieuwe kerk zou bouwen. Toch wilde men kennelijk betere tijden afwachten; de Eerste Wereldoorlog (destijds de ‘Grote Oorlog‘ genoemd) was in 1918 na vier jaar ten einde gelopen, en van de wrede wereldbrand had de economische toestand van land en kerk nadelige gevolgen ondervonden. Bovendien: in 1917/1920 was de gelijkberechtiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs tot stand gekomen, zodat de christelijke school niet meer door de ouders, maar via subsidies door het rijk betaald zou worden. Dat gaf de kerk extra financiële armslag.

De oude gereformeerde kerk in de Lytsebuorren werd te klein…

In 1923 was architect Nauta op de kerkenraad, om te spreken over nieuwbouw. Zijn advies was een kerk te bouwen met 460 zitplaatsen ‘beneden’ en nog 125 op de galerij. Eventueel konden veertig extra plaatsen worden aangebracht door middel van uitschuifbankjes. De nieuwe kerk – mét centrale verwarming! – moest wel een toren hebben en er moest ook een kosterswoning komen. In totaal kwamen de kosten op fl. 48.500. De aanbesteding verliep gunstig, want het karwei werd voor fl. 34.000 aan de aannemers O. en J. Steen te Leeuwarden gegund. De schilders deden hun werk voor fl. 3.800.

De ingebruikneming (1924).

Op 31 mei 1923 legde gemeentelid Bouma de eerste steen waarop de inscriptie aangebracht was van psalm 100 vers 2: ‘Dient de Heere met blijdschap, komt voor zijn aanschijn met vrolijk gezang’. Om dat vrolijke gezang tijdens de erediensten niet te laten verflauwen door onrustige jonge kerkgangers, werd voorgesteld de zitplaatsenverhuring in de nieuwe kerk zó te regelen dat de gezinnen bij elkaar kwamen te zitten, zodat de kinderen onder toezicht van de ouders stonden. Sommigen vroegen zich echter af of alle (oudere) kinderen daartoe wel bereid zouden zijn. “Het ouderlijk gezag zal in deze moeten beslissen”, antwoordde de predikant daarop. Hoe dan ook, de nieuwe kerk werd op 21 februari 1924 in gebruik genomen!

De nieuwe gereformeerde kerk te Marrum, die in 1924 in gebruik genomen werd.

De toren verzakt…

Anderhalf jaar nadat de kerk in gebruik genomen was traden de eerste mankementen aan het licht. Daarvan was vooral de verzakking van de toren van belang. De architect had bij de constructie van de toren kennelijk een rekenfout gemaakt, want hij was bereid een derde deel van de reparatiekosten te betalen tot een maximum van fl. 500. De totale schade bedroeg fl.1.100; maar toen stond ‘ie tenminste weer stevig en recht…!

Iets over het kerkelijk leven.

Niet overal in de gemeente was het pais en vree. “Onderscheiden broeders” [kerkenraadsleden] “rapporteren nog een onverzoenlijkheid tussen broeders en zusters in de gemeente. Sommige zelfs van verregaande bitterheid, ook tegenover de opzieners wanneer die komen met christelijk vermaan”. Bovendien bleek dat sommige jongelingen in de gemeente dansles kregen en daaraan ook werkelijk deelnamen! Natuurlijk moesten de wijkouderlingen er even op af om hen op het rechte pad terug te leiden.

De kerkenraad wilde aanvankelijk niets weten van ‘nog meer gezangen’.

Men wilde in Marrum vooralsnog ook niets weten van de uitbreiding van de bundel ‘Eenige Gezangen’. De synode had daarvoor overigens wel toestemming gegeven. Het flinterdunne bundeltje telde oorspronkelijk slechts heel weinig gezangen (‘rechtstreeks vanuit de Bijbel op melodie gezet’), maar de kerkenraad vond dat de 150 psalmen meer dan voldoende waren; deze waren bovendien rechtstreeks afkomstig uit de bijbel; dat was bij ‘nóg meer gezangen’ niet zo, hoe mooi ze misschien ook waren.

En moest de kerk van Marrum ook eens mee doen met de zgn. tentzending? In een grote tent kon men dan in de zomermaanden extra veel aan het evangelisatiewerk doen. Maar dat vond de kerkenraad ‘te opzichtig’.

De crisisjaren.

Het kerkelijk weekblad ‘De Bazuin’ werd uitgegeven ten voordele van de Theologische School in Kampen.

In oktober 1929 was de Beurs van Wall Street in New York onderuit gegaan, waardoor de wereldeconomie in grote problemen kwam te verkeren. Werkloosheid en armoede streden om de voorrang. Ook de financiën van de kerk moesten er aan geloven.

Het weekblad ‘De Reformatie’ zou onder leiding van dr. K. Schilder later een belangrijke rol spelen tijdens de ‘Vrijmaking’…

Men koos voor vermindering van het aantal abonnementen op kerkelijke bladen (zoals daar waren ‘De Heraut’, ‘De Bazuin’, ‘De Reformatie’, enz.). Ook kwam er steeds minder ruimte om  financiële hulp te verlenen aan andere kerken of aan bepaalde kerkelijke doeleinden. En de schuld van fl. 13.800 moest ook nog afbetaald worden!

Het kerkelijk weekblad van dr. A. Kuyper, ‘De Heraut’, speelde een niet te onderschatten rol bij (de voorbereiding van) de Doleantie.

Ds. Oosterhof met emeritaat (1938).

Ds. Oosterhofs lichamelijke toestand verslechterde langzamerhand. Uiteindelijk werd het in 1938 nodig geacht de classis te vragen hem emeritaat te verlenen. De classis ging daarmee akkoord. Op 27 november dat jaar nam hij afscheid van de gemeente; per 1 december ging hij met emeritaat, waartoe hem jaarlijks fl. 1.771 pensioen werd toegekend.

Ds. J. van Harmelen (van 1939 tot 1943).

Op 16 juli 1939 deed zijn opvolger intrede in Marrum. Het was ds. J. van Harmelen (1910-?) van Harkstede.

Enkele maanden later, in oktober 1939, besloot de kerkenraad een veertiendaags mededelingenblad uit te geven waarin de gemeenteleden het wel en wee van Marrums kerk konden volgen. Het blad heette Kerk en Gezin en kostte aanvankelijk 3, en later 4 cent per exemplaar. De winkels in het dorp konden er in adverteren, zodat de prijs laag gehouden kon worden.

Ds. J. van Harmelen (1910-?).

Jeugdwerk en andere verenigingen.

Rond 1930 werd de Kleine Meisjes Vereniging ‘Van Knop tot Bloem’ opgericht, in 1935 gevolgd door de Jongelingsvereniging ‘Christus in Alles’. In  1939 kwam de Mannenvereniging ‘Berea’ tot oprichting en na de oorlog, in 1947, de Vrouwenvereniging ‘Onze tijd onze roeping’.

De NSB (1936).

In Duitsland was Adolf Hitler ondertussen aan de macht gekomen. Hij sloeg oorlogstaal uit, dus donkere wolken pakten zich boven Europa samen. Ook in ons land voelden velen zich aangetrokken tot Hitlers beloften voor een betere tijd die komen zou. De Nationaal Socialistische Beweging (de NSB) ontstond, die heulde met de vijand. De generale synode was over het lidmaatschap van de NSB heel duidelijk: dat was onverenigbaar met het lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Als kerkleden zich daar niets van aantrokken moesten de kerkenraden hen bezoeken, vermanen en bij volharding in het kwaad hun het kerklidmaatschap ontnemen.

De gereformeerde kerk te Marrum met pastorie.

De Tweede Wereldoorlog.

De Duitsers vielen ons land op 10 mei 1940 binnen, waardoor ook Nederland in de wereldoorlog betrokken werd die door onze Oosterburen was ontketend. In de Eerste Wereldoorlog kon ons land nog neutraal blijven, al werden toen ook bij ons de gevolgen van de door de ‘Grote Oorlog’ ontstane crisis gevoeld. Nu wilden de bezetters ook het kerkelijk leven aan zich binden en onder controle krijgen. Zo werd in december 1940 door de kerkenraad een schrijven ontvangen van de (gereformeerde) Deputaten voor de Correspondentie met de Hoge Overheid (benoemd door de generale synode), waarin meegedeeld werd dat de kerken vooral niet moesten voldoen aan de verordening van de Duitsers om een collecteplan op te sturen. De kerkenraad van Marrum volgde dat advies op.

Burgemeester G.W.H. Esseling werd door de Duitsers afgezet, maar werd na de oorlog opnieuw burgervader van Marrum.

Ook werd geen gehoor gegeven aan medewerking aan de door de Duitsers verplicht gestelde Arbeidsdienst, waarbij mannen in een bepaalde leeftijd naar Duitsland moesten om daar in de oorlogsindustrie te gaan werken. De classis hoopte op een eenparige gedragslijn: weigering er aan mee te werken. Ook de generale synode waarschuwde zowel ouderen als jongeren zich te onthouden van medewerking.

Een gedenkbord van de landelijke ‘Bond van Gereformeerde Meisjesverenigingen’.

In 1942 werden de jeugdverenigingen door de bezetters verboden. De synode adviseerde in plaats daarvan de catechisaties zo mogelijk uit te breiden. De kerkenraad besloot deze met een half uur te verlengen. Ook het Nederlands Bijbel Genootschap werd verboden en in 1943 werd het evangelisatieblad De Goede Tijding opgeheven, omdat het door de Duitsers verboden was. In hetzelfde jaar werd ook de Jongelingsvereniging verboden. Afgesproken werd de JV om te zetten in een ‘Bijbelkring’, waarmee het werk doorgang kon vinden.

Ouderling Kingma was in 1943 enkele maanden door de Duitsers gevangen genomen; hij keerde in augustus dat jaar behouden terug. Eind 1944 verdween ook gemeentelid Prins achter Duitse tralies. Hij keerde enkele maanden eveneens later behouden terug. Ook een behoorlijk aantal gereformeerde predikanten bevond zich in gevangenschap. In 1944 werd de pastorie naast de kerk door de bezetters gevorderd. Overleg met een jurist leerde dat daaraan niets te doen was.

Per 1 januari 1944 werd de gereformeerde pastorie door de Duitsers gevorderd en werd daar een aantal manschappen gestationeerd. Deze groep werd door hun patrouilles gevreesd in de wijde omgeving.

Ook Marrum had dus zijn deel van de oorlog. Op 5 mei 1945 werd Nederland bevrijd. Maar op 16 april waren de eerste Canadese bevrijders Marrum al ‘binnengerold’!

De Vrijmaking.

In de oorlog was in de Gereformeerde Kerken de kerkstrijd, die al sinds de jaren ’30 woedde, tot een uitbarsting gekomen. Het ging, kort gezegd, over de visie op de doop en het Verbond. De vroegere Afgescheidenen hadden daarover andere ideeën dan de voormalige Dolerenden. In 1905 had de synode een oplossing gevonden door te verklaren dat beide visies in de kerken toegelaten waren.

Dr. K. Schilder (1890-1952).

De synode van 1942/’43 zou echter volgens ‘bezwaarden’ de Dolerende visie op doop en Verbond tot enig wettige uitleg hebben verklaard. Daartegen ontstond veel verzet onder leiding van dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar van de Theologische Hogeschool te Kampen. Deze werd geschorst en las vervolgens op 11 augustus 1944 in de Burgwalkerk in Den Haag de Acte van Afscheiding voor, waarmee hij zich losmaakte van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Samen met vele anderen vormde hij de Gereformeerde Kerken in Nederland (met als tijdelijke toevoeging ‘vrijgemaakt’ of ‘onderhoudende Art. 31 DKO’). Deze kerken achtten zich de wettige voortzetting van De Gereformeerde Kerken in Nederland.

In Marrum kwam geen vrijgemaakte kerk. Wel ontstonden in enkele naburige plaatsen zeer kleine vrijgemaakte kerken: in Ferwerd, Blija, Hallum en in Oude en Nieuwe Bildtzijl.

Ds. E. Baerends (van 1946 tot 1951).

Ds. E. Baerends (1913-1968).

Na een vacante periode vanaf 1943 deed op 27 januari 1946 ds. E. Baerends (1913-1968) uit Voorst intrede in Marrum. “God had hem begiftigd met gaven van bescheidenheid en ootmoed, zodat hij zich nooit ter wille van zichzelf naar voren drong. Hij sprak op de classis alleen als het om der wille van de zaak nodig was”.

In de betrekkelijk korte periode dat ds. Baerends aan de kerk van Marrum verbonden was, de tijd van de ‘wederopbouw’, vonden in Marrums kerk enkele ontwikkelingen plaats. Zo werd vooralsnog afgezien van het aanbrengen van een luidklok in de toren, terwille waarvan de predikant had voorgesteld een Verjaardagsfonds op te richten om de klok te betalen. Maar omdat men op dat moment ook al spaarde voor een nieuw orgel ging het Verjaardagsfonds niet door. Wat wél doorging was de aanschaf van doorgeefcollectezakjes, die in de plaats kwamen van de ‘hengels’, waarmee de diakenen op zondag de collecten ophaalden.

Het nummer van ‘Kerk en Gezin’ van 19 december 1940 (bron: ‘Geslacht meldt aan Geslacht’).

Het hinderde de kerkenraad ook dat in de winter van 1946 de dienst veelvuldig gestoord werd door hoestende gemeenteleden. “De gemeente wordt op het hart gebonden in de dienst de grootst mogelijke stilte in acht te nemen en het ergerlijke hoesten tot het uiterste te beperken”.

Veel jongelui maakten in 1946 hun eerste vakantie mee. Dat kwam omdat toen de eerste gecombineerde vergadering gehouden werd van de Jongelings- en de Meisjesvereniging en besloten werd samen een driedaags uitstapje naar Ameland te maken. Dat is ook gebeurd, maar daarna niet meer.

‘Ondeugende gemeenteleden’ zullen in mei 1946 wel even gezweet hebben toen ze hoorden dat de kerkenraad de burgerlijke gemeente gevraagd had alsnog aan ‘ondeugende gemeenteleden’ de gelegenheid te bieden tot terugbetaling van in de oorlog ontvreemd hout, dat eigendom was van rijk en gemeente. De burgerlijke gemeente ging daar echter niet op in.

De kerktoren verzakt weer (1947).

De gereformeerde kerk, in 1999 getekend door P. van Huizen.

Op zijn beurt zweette de kerkenraad behoorlijk van toen bleek dat de reparatie van de opnieuw verzakkende toren drie tot vierduizend gulden zou moeten kosten. Het Architectenbureau Rotshuizen-De Wind adviseerde namelijk “het bovenste stuk van de toren af te breken, verder de toren door onderheiïng vast te zetten (…), tenslotte de allernoodzakelijkste gebreken te repareren en in de toekomst een nieuwe kerk te bouwen”. Toe maar! Na nog niet eens vijfentwintig jaar een nieuwe kerk bouwen! Dat is dus ook niet gebeurd, al werd de toren natuurlijk wel gerepareerd.

Gereformeerd maatschappelijk werk.

Na de oorlog had de regering zich ingespannen de wederopbouw van ons land ter hand te nemen, gelukkig met veel bijstand van de Marshallhulp van de Amerikanen. “Maar tegen dit ter hand genomen herstel stak de in de voorgaande jaren sluipenderwijs binnengekropen verloedering van de maatschappij schril af. “Wanneer er ooit een tijd geweest is, waarin men de geestelijke volksgezondheid ernstig in gevaar kon achten, dan is het zeker nú wel. (…) Het gezin  is verbroken en uit elkaar gerukt. De school is buiten functie gesteld, de arbeid is ontredderd, de omgangsvormen verruwd, de moraal op ontstellende wijze gezakt, de misdaad heeft overal de kop opgestoken en toont openlijk zonder schroom het schaamteloze gelaat. Kortom, het geestelijk leven in ons dierbaar vaderland is ernstig ziek het is dringend nodig middelen te beramen om de geestelijke volksgezondheid weer op peil te brengen”.

Het logo van de landelijke overkoepelende ‘Stichting Gereformeerde Sociale Arbeid’ te Leusden. In Friesland was de provinciale Stichting ‘It Sintrum’ werkzaam.

Het was dus niet voor niets dat in 1952 het Ministerie voor Maatschappelijk Werk werd opgericht. En dat door de toestand van ons land het maatschappelijk werk, en dan vooral de gezinsverzorging, een hoge vlucht namen, is niet moeilijk te begrijpen. Overal in het land ontstonden ook plaatselijke en regionale gereformeerde Stichtingen voor gereformeerd maatschappelijk werk, onder de paraplu van een landelijke gereformeerde ‘Stichting Gereformeerde Sociale Arbeid’.

Ook in Marrum was de kerkenraad van het nut daarvan overtuigd. Vandaar dat al in maart 1950 in de kerkenraad gesproken werd over de aanstelling van een diaconaal gezinsverzorgster. Helaas sloten sommige andere kerken zich bij neutrale instellingen aan. “De kerkenraad betreurt het dat door medewerking van de Gereformeerde Kerken van Ferwerd en Hallum met de neutrale verenigingen, onze kracht in dit opzicht wordt gebroken”. De kerkenraad van Marrum ondernam wel actie, waarover later meer.

Lokalenbouw (1951).

De gereformeerde kerk aan de Lage Herenweg.

De kerkenraad riep de gemeenteleden op 18 december 1950 samen voor een gemeentevergadering waarin de noodzaak van lokalenbouw aan de orde kwam. “De voorzitter brengt de lokalenbouw ter sprake en zegt onder andere dat lokaalruimte al sinds jaren onvoldoende is gebleken. De onmogelijkheid alle verenigingen tevreden te stellen drijft de koster soms tot wanhoop. De totale kosten komen op ongeveer fl. 25.000. Voor fl. 13.000 is renteloos toegezegd”. Weliswaar waren vier van de aanwezige gemeenteleden tegen, maar het ging wel door.

Ds. J.P. Schouten (van 1952 tot 1965).

Ds. J.P. Schouten (1907-1977).

Ds. Baerends nam op 27 mei 1951 afscheid van Marrum wegens vertrek naar de kerk van Zuidhorn. De kerkenraad nam het beroepingswerk ter hand en op 16 november 1952 deed ds. J.P. Schouten (1907-1977) van Niezijl intrede in Marrum. Hij woonde – net als zijn voorgangers – in de in 1905 aangekochte woning aan de Lage Herenweg 37 die, later vernieuwd, tot 1985 dienst deed als gereformeerde pastorie.

Tien dagen voor de intrede van de nieuwe dominee had de kerkenraad besloten ‘om bij de eerstvolgende verkiezing van ambtsdragers ook de vrouwelijke belijdende leden toe te laten’. Zij mochten meestemmen, maar ze konden zelf nog niet gekozen worden. Er kwam één brief van een bezwaarde broeder binnen. Hij had weliswaar sinds dat besluit twee keer meegedaan aan de ambtsdragersverkiezingen waarbij ook vrouwelijke leden meededen. Maar hij beloofde echter niet een derde maal aan de verkiezingen mee te zullen doen “daar naar zijn gevoel het scheepje onder Jezus’ hoede is vastgelopen en wij zijn overgestapt op de grote stomer met de rode vlag ten top, met de geesteskinderen van Pieter Jelles [Troelstra, de socialistische voorman van die tijd] op de brug”.

Het kerkzegel van De Gereformeerde Kerk te Marrum.

Nogmaals: maatschappelijk werk.

De classiskerken van Ferwerd en Hallum deden weliswaar aanvankelijk niet mee met de gereformeerde Gezinszorg, maar in de classis kwam toch een ‘Gereformeerde stichting van Maatschappelijk Werk in de classis Hallum’, waaraan ook die twee kerken meewerkten. De deelnemende kerken hadden alle een of meer vertegenwoordigers in het stichtingsbestuur. De activiteiten van de kerk verbreedden zich buiten het directe kerkelijke terrein…!

Een nieuw orgel (1961).

Het oude orgel voldeed niet meer. Vandaar dat de kerkenraad besloot een nieuw orgel aan te schaffen. Het al jaren bestaande orgelfonds bevatte intussen ruim fl. 14.000, en het oude orgel zou fl. 5.150 opbrengen, zodat nog ongeveer fl. 11.000 geleend zou moeten worden. De totaalprijs van het nieuwe instrument bedroeg namelijk ongeveer fl. 31.500. Het orgel werd gebouwd door de fa. Leeflang. Tegelijk was ook het kerkgebouw onder handen genomen. Schilder- en restauratiekosten bedroegen fl. 17.100. Ds. Schouten hield op 22 december 1961 een toespraak tijdens de feestelijke ingebruikneming van orgel en kerk. “Hij sprak over de vele veranderingen die er sinds 1835 hadden plaatsgevonden. Wat was het eerst allemaal sober: de eerste jaren geen kerkgebouw en voor 1869 geen orgel dat de gemeentezang kon begeleiden; nú was men als gemeente bijeen in een fraai gerestaureerde kerk met een nieuw orgel”.

De gereformeerde kerk.

Ds. Schouten nam op 10 oktober 1965 afscheid van Marrum wegens zijn vertrek naar de kerk van Schildwolde. De kerk was daarna ongeveer vier jaar vacant.

  • Het laatste deel van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Marrum gaan we hieronder in snelle vogelvlucht en in zevenmijlslaarzen bij langs.

De predikanten vanaf 1969 tot 2006.

Op 21 december 1969 deed de opvolger van ds. Schouten intrede, ds. K. Hoogsteen (1922-2015) uit Twijzel en Kollumerzwaag. Nadat hij op 16 augustus 1981 afscheid genomen had was ds. J.H. Becker (*1951) uit Ooltgensplaat vanaf 1985 aan de kerk van Marrum verbonden. Hij vertrok in 1990 naar de kerk van Rotterdam-Hillegersberg/Schiebroek. Na een vacante periode van ongeveer vier jaar werd dr. A.J. Jonker (*1950) in 1994 gereformeerd predikant te Marrum. Deze nam in 1998 afscheid. In september 2000 werd dr. H.A. Speelman (*1953) uit Vorden als gereformeerd predikant aan de kerk van Marrum verbonden.

Ds. K. Hoogsteen (1922-2015).

Tenslotte.

Deze periode kenmerkte zich ook in de Gereformeerde Kerk te Marrum als een tijd van verandering. Allerlei ontdekkingen, onderzoeken, meningen en standpunten brachten ook in Marrum de kerk ‘in de branding’. Het rapport ‘God met ons’ bijvoorbeeld, ‘Over de aard van het Schriftgezag’, bracht nieuwe zienswijzen naar voren die soms haaks stonden op de overtuigingen van eerder. De ‘nieuwe theologie’ kwam op. In Marrum werd niet spoorslags achter de nieuwe denkbeelden aangehold.

Het rapport ‘God met ons’.

Maar ook andere veranderingen kwamen: de oprichting van de Stichting Bejaarden Woningen, waarna aan de Sinnebuorren bejaardenhuisjes gebouwd werden, waarvoor de diaconie garant stond.

In 1964 werd gesproken over de invoering van de nieuwe bundel 119 Gezangen, een van de voorlopers van een nieuwe psalmberijming, die een lange voorgeschiedenis had, maar in het begin van de jaren ‘70 uiteindelijk leidde tot de komst van het Liedboek voor de Kerken. In Marrum werd het nieuwe Liedboek in 1975 ingevoerd.

Samen op weg…

Het laatste SoW-logo.

Langzamerhand kwam er meer samenwerking met de hervormde gemeente. Een gezamenlijke kerkenraadsvergadering (1965); overleg over een eventuele gezamenlijke Stichting Maatschappelijk Werk en Gezinsverzorging (1969); een gemeentevergadering over kanselruil (1970); overleg over een fusie van de gereformeerde en de hervormde jeugdverenigingen (1973); een gezamenlijke kerkenraadsvergadering over een eventuele gezamenlijke avondmaalsviering (1979), de eerste werd in 1980 gehouden; een gemeenteavond met de behandeling van de ‘Verklaring van overeenstemming ten aanzien van het samen kerk zijn’ (1986), over de landelijke kerkenfusie. Enzovoort.

De kerk buiten gebruik gesteld (2000).

In 1979 werd besloten de lokaliteiten bij de gereformeerde kerk voor een bedrag van fl. 100.000 uit te breiden c.q. te vernieuwen. “Acties, collectes en een verjaardagsfonds moeten doorgaan met een opbrengst gelijk aan vorig jaar”, zodat de bouw in 1980 zou kunnen beginnen. En dat gebeurde. Op 20 mei 1981 werden de nieuwe lokaliteiten officieel geopend. De onthulling van de naam (“De Boustien”) werd verricht door ds. Hoogsteen. Op de gedenksteen stond de tekst: “Salang ’t de gemeente bout, sil hja boud wurde” (“Zolang de gemeente bouwt, zal ze gebouwd worden”). Een kleine steen met het jaartal 1981 herinnerde aan het jaar van ingebruikneming van de lokalen.

De torenspits van de gesloopte gereformeerde kerk staat op het terrein van een bedrijf in Ryptsjerk (foto: Reliwiki, JvN).

Ten gevolge van het Samen-op-Wegproces werd besloten het gereformeerde kerkgebouw te Marrum in het jaar 2000 buiten gebruik te stellen. De kerk werd het jaar daarop gesloopt. Op dat terrein werden woningen gebouwd. De kerkdiensten worden sindsdien gehouden in de voormalig hervormde Godeharduskerk. In die kerk herinneren enkele voorwerpen aan de vroegere Gereformeerde Kerk: zo staat tegen de muur aan de rechterzijde van de kansel de stichtingssteen van de gereformeerde kerk en aan weerszijden van de avondmaalstafel vindt men de staanders die zijn gemaakt van de kroonluchters uit de gereformeerde kerk.

Ongeveer zes jaar later, op 30 augustus 2006, fuseerden de Gereformeerde Kerk te Marrum en de Hervormde Gemeente te Marrum-Westernijtsjerk, en heetten in het vervolg de Protestantse Gemeente te Marrum-Westernijtsjerk.

Ledentallen Gereformeerde Kerk te Marrum.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Marrum tussen 1896 en 2006 (Bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Acta Classis Wanswerd van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leeuwarden, Tresoar

Acta Particuliere Synode Friesland van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leeuwarden, Tresoar

A. Algra, De Geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp. Deel V. Leeuwarden, g.j.

De Bazuin, div. jrg.

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

O.N. Oosterhof, “Wij zullen het niet verbergen”. De Afscheiding te Marrum-Westernijkerk. Gedachtenisrede (…) 4 december 1935. Leeuwarden, 1936

N. Wagenaar, Geslacht meldt aan Geslacht. Kroniek van een dorpskerk. 150 jaar Gereformeerden in Marrum. Marrum, 1986

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel I. De Classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden Kerken. Groningen, 1980

© 2022. GereformeerdeKerken.info.