De Gereformeerde Kerk te Nieuwerkerk a/d IJssel (2)

“De Gereformeerde Kerk te Nieuwerkerk aan den IJssel” (1892).

( < Naar deel 1 ) –  Op 17 juni 1892 vond in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de landelijke Vereniging plaats van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie). De beide synodes hadden besloten samen verder te gaan als ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

In de Amsterdamse Keizersgrachtkerk vond de ‘Vereniging’ plaats van Christelijke Gereformeerde Kerk en Nederduitsche Gereformeerde Kerken (foto: Gebroeders Douwes).

Daardoor veranderde ook de naam van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Nieuwerkerk in ‘De Gereformeerde Kerk te Nieuwerkerk aan den IJssel’.

Een christelijke school.

Zoals al opgemerkt was in Nieuwerkerk in 1888 de “Vereniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met de Bijbel” opgericht. Men ging meteen aan het werk met het stichten van een schoolgebouw aan de Kerklaan, dat geheel door de ouders moest worden betaald, net als het salaris van de onderwijzers en de kosten van de leermiddelen. Er was namelijk nog geen rijkssubsidie voor de christelijke-school. Hoe dan ook, op 3 december 1889 werd de School met den Bijbel geopend.

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Het is bijzonder te weten dat de grote gereformeerde roerganger van die tijd, dr. A. Kuyper (1837-1920), ook lid werd van de Schoolvereniging en jaarlijks het lidmaatschapsgeld van fl. 5 stortte. Niet moeilijk te bedenken dat dr. Kuyper – als groot voorvechter van de christelijke school en van de financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs – door zijn bemoeienis met de kwestie van het traktementsgeld van ds. J.C. de Mol Moncourt (1856-1915), zijn meeleven met de gemeente wilde laten blijken!

Het jeugdwerk.

Stempel van de JV ‘Obadja’ (ill.: ‘Tekens in de tijd’).

Al in 1887 – toen de Doleantie in Nieuwerkerk nog niet had plaatsgevonden – bestond in de hervormde gemeente al een zondagsschool. Buitenkerkelijke jeugd zou op die manier iets kunnen worden verteld uit de bijbel, er kon gezongen worden en geknutseld. Maar ook voor de oudere jeugd wilde men een vereniging stichten. Dat gebeurde op 4 januari 1888 – nog steeds vóór de plaatselijke Doleantie – toen de Christelijke Jongelingsvereniging [JV] Obadja opgericht werd, aanvankelijk ook als evangelisatieclub.

Het Bondsinsigne van de ‘Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag’.

Toen echter in 1889 de Dolerende Kerk van Nieuwerkerk werd geïnstitueerd ging Obadja mee als kerkelijke Jongelingsvereniging voor de jeugd van 16 jaar en ouder. Men sloot zich in 1892 aan bij de landelijke Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerden Grondslag. Ondanks of juist misschien door de groei van het ledental verpieterde het vergaderwerk van de jongens, waardoor langzaam maar zeker het ledental weer daalde. In 1904 waren er nog zes leden over. Gelukkig daagde er redding; daarover later meer.

Ds. J. van den Berg (van 1892-1894).

‘De Bazuin’, 2 december 1892.

Op 27 november 1892 deed kandidaat J. van den Berg (1869-1943) intrede in de Gereformeerde Kerk te Nieuwerkerk aan den IJssel. In druk bezochte kerkdiensten werd hij ‘s ochtends door zijn vader ds. B.J. van den Berg (1836-1894) in het ambt bevestigd en deed hij ’s middags intrede in zijn eerste gemeente. Hij preekte over 1 Cor. 1 vers 23a: “Doch wij prediken Christus den Gekruisigde“ en kon hij aan zijn werk beginnen.

Ds. J. van den Berg (1869-1943).

De kerkdiensten werden in die tijd – totdat in 1912 de ‘echte’ kerk gereed kwam – gehouden in de christelijke school aan de Kerklaan. Koster L. Vente zette daarvoor elke zaterdagavond de schoolbanken aan de kant en zette de bruine kerkbanken en de tachtig stoelen klaar voor de kerkdiensten. Maandagochtend vroeg bracht hij alles weer terug naar het schuurtje bij de school, waar ze werden opgeslagen. De schoolbanken konden dan weer op hun plaats teruggezet worden, zodat de school weer kon beginnen. Tenminste, als meester Hogeweg niet eerst de resten van de sigaren der jeugd moest weghalen uit de klapkast van de schoolbanken of het uitgespuwde pruimtabak niet van de vloer moest vegen. Om tijdens de kerkdiensten meer toezicht op de jeugd te kunnen houden werd besloten dat ze niet meer in het achterste schoollokaal mochten zitten.

Over het werk van ds. Van den Berg is mede door zijn korte ambtsperiode in Nieuwerkerk niet veel bekend, al weten we wel dat zijn interesse voor de politiek en voor de sociale beweging groot was en dat hij daarover zo nu en dan ook toespraken hield. Hij was volgens de berichten “een populaire en vlotte spreker, en was gaarne op den kansel gezien”. Hij verdween van Nieuwerkerks kansel toen hij op 28 oktober 1894 afscheid nam wegens vertrek naar de kerk van Rhoon.

Ds. G. Dalhuijsen (van 1895 tot 1920).

Ds. G. Dalhuijsen (1862-1926).

Zijn opvolger was ds. G. Dalhuijsen (1862-1926) uit Heinkenszand. Hij deed op 1 september 1895 intrede in Nieuwerkerk en bleef ongeveer vijfentwintig jaar aan deze kerk verbonden, waardoor hij een groot stempel op de gemeente drukte! Aanneming van het beroep naar Nieuwerkerk geschiedde met het oog op de gezondheid van zijn vrouw, voor wie ‘verandering van lucht’ gewenst was én voor de opvoeding van zijn kinderen, ‘daar hij voor dezen christelijk onderwijs begeerde, die te Heinkenszand niet en te Nieuwerkerk wel kon worden gegeven. (…)”.

‘De Bazuin’, 6 september 1895.

Maar het jaar na zijn intrede overleed zijn echtgenote, Lucassina Lindeboom. Zijn hoop dat haar gezondheid in Nieuwerkerk zou verbeteren werd niet bewaarheid. In de nacht van 3 januari 1896 overleed zij. “’t Was een nacht om nooit te vergeten; alleen met een drietal kleine kinderen bij het stoffelijk overschot van zijn lieve doode”. Drie jaar later – op 7 april 1899 – hertrouwde hij met Pieternella de Groot, uit welk huwelijk zes kinderen geboren werden.

“Ds. Dalhuijsen was een man in wiens uiterlijk, zoowel als in al zijn werk, uitkwam de zin voor netheid en orde. Zijn prediking kenmerkte zich door frischheid”.

Jeugdwerk.

De JV ‘Obadja’ in 1927 (staande v.l.n.r.: Ab de Graaff, Maarten Vente, Jan van der Ham, Herman Zanen, Klaas Karreman, Dirk van Witloostein, Arie Karreman, Jacob Quartel, Frans van Kranenburg, Riekus van Arnhem. Zittend v.l.n.r.: Kees Maaskant Azn., Leendert Muit, Jan van Arnhem, Jan Quartel, Gerrit van Arnhem, Teun de Graaff, Dirk Quartel, Leendert Karreman (foto: ‘Tekens in de tijd’).

De JV Obadja kon niet spreken van frisheid, want het aantal leden bedroeg in 1904 nog maar zes, omdat “de liefde voor het werk verschrompelde, waardoor ook het peil van het werk aanzienlijk aan hoogte inboette”. Mogelijk dat ds. Dalhuijsen de zaak weer wat geactiveerd heeft, want het ledental groeide sinds 1904 weer, en men ging zich weer bezighouden met ’een met liefde bestuderen van de gereformeerde beginselen’. De kerkenraad gaf toestemming om in de kerkenraadskamer te vergaderen, mits men fl. 5 stortte in de kerkelijke kas. Niet altijd ging alles van een leien dakje. Zo werd in 1912 geklaagd dat het niveau van de besprekingen op de JV dermate hoog was dat de jongere leden er geen snars van begrepen. Vandaar dat de JV in het vervolg ging werken aan de hand van de ‘Schetsen’ van de Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag. Men hield zich bezig met Bijbelstudie, met de bestudering van de kerk- en de vaderlandse geschiedenis en met politieke en maatschappelijke onderwerpen.

Een eigen kerk (1912)!

Tot 1912 werden de kerkdiensten van de gereformeerden gehouden in de christelijke school aan de Kerklaan. Rechts van de school kwam in 1912 de nieuwe gereformeerde kerk.

“Ds. Dalhuijsen heeft veel voor Nieuwerkerk gedaan. Tot 1912 had de gemeente geen eigen kerkgebouw. Elke zaterdagmiddag werd de school tot kerk ingericht. Doch Dalhuijsen spande zich ervoor in om een kerk te doen bouwen. Vele jaren preekte hij [gratis] in verschillende kerken onder voorwaarde een collecte te mogen houden voor een kerkgebouw. Zo werd ruim fl. 6.000 bijeen gezameld en kon een kerkje worden gebouwd”.

Al in 1902 was ds. Dalhuijsen over de bouw ‘van een eigen gebouw voor de Godsdienstoefeningen’ begonnen. In 1907 werd er vaart achter gezet. Twee kerkenraadsleden, Rolloos en Van Leeuwen, brachten een bezoek aan Zwammerdam om het aldaar kerkgebouw te bekijken; iets dergelijks zou ook voor Nieuwerkerk geschikt zijn.

Advertentie in de Rotterdammer van 9 maart 1912 (ill.: ‘Tekens in de tijd’).

De kerkenraad en ook de gemeentevergadering stemden met de plannen in en de classis werd gevraagd een landelijke collecte te mogen houden voor de kerkbouw. Ook besloot men de ‘derde collecte’, eigenlijk voor de school bestemd, in het vervolg voor kerkbouw af te zonderen. Bovendien werden negenhonderd circulaires naar de andere Gereformeerde Kerken in ons land verstuurd met het verzoek een bijdrage te storten. Omdat daarop te weinig respons kwam werd een tweede brief verstuurd, waarna meer geld binnenkwam. Eigen acties brachten fl. 1.000 op. Zoals al opgemerkt ging ds. Dalhuijsen in vele gemeenten ‘uit preken’ met als voorwaarde een collecte te mogen houden voor de kerkbouw.

Advertentie in ‘De Heraut’ van 28 januari 1912.

Op 29 maart 1912 werd de aanbesteding gehouden voor de bouw van de kerk, een consistorie en een kosterswoning. Bij de plannen diende de kerk van Numansdorp als voorbeeld. Koster Vente wilde trouwens niet in de kosterswoning gaan wonen, zodat gemeentelid Th. Nobel de kans kreeg zijn intrek in de kosterswoning te nemen. Hoewel van verscheidene kanten gevraagd werd de gescheiden zitplaatsen van mannen en vrouwen op te heffen, bleef de kerkenraad bij deze scheiding: de vrouwen in het middenblok, de mannen aan beide kanten van de kerkzaal.

De kerk in gebruik genomen (1912).

‘De Heraut’, 6 oktober 1912.

Op 25 september 1912 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Het bedehuis zat tot de nok toe vol. Ds. Dalhuijsen hield zijn preek naar aanleiding van psalm 48 vers 10: “O God, wij gedenken Uwer weldadigheid in het midden Uws tempels”. De predikant eindigde zijn toespraak met de woorden ‘Dit is van den Heere geschied’. Dank werd gebracht aan allen die bij het tot stand komen van het kerkgebouw belangrijk waren geweest. Terwijl de gemeente psalm 103 vers 1 en 9 zong, werd gecollecteerd voor de schuld op de kerkbouw. Deze bracht maar liefst bijna fl. 100 op. Natuurlijk was er na afloop van de dienst een aantal sprekers die de gemeente feliciteerden met het ‘mooie en doelmatige’ kerkgebouw.

De nieuwe gereformeerde kerk (links ervan de christelijke school, waar tot 1912 de kerkdiensten gehouden werden).

Ongeveer twee jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Weliswaar bleef Nederland in de ‘Grote Oorlog’ van 1914 tot 1918 neutraal, maar dat wilde niet zeggen dat ons land van deze wereldbrand geen nadeel ondervond. De wereldhandel werd grotendeels lamgelegd; werkloosheid en armoede streden om de voorrang. De diaconie had de handen vol aan hulp vragende gemeenteleden. Bezuinigingen ook in het kerkelijk leven werden noodzakelijk.

Ds. Dalhuijsen met emeritaat.

Omdat hij in de laatste jaren van zijn ambtsperiode in Nieuwerkerk last kreeg van suikerziekte en ‘verslapping van krachten als gevolg van oorlog en distributie’ vroeg ds. Dalhuijsen begin 1920 emeritaat aan, dat hem per 1 februari verleend werd. De predikant vestigde zich in Doorn waar hij de kerk als ouderling diende en nog vele malen uit preken ging. Hij overleed op 13 mei 1926 in Doorn, waar hij ook begraven werd.

De gedenksteen op het graf van ds. G. Dalhuijsen (1862-1926) te Doorn.

Ds. A.M. van den Berg (van 1921 tot 1925).

Bijna twee jaar lang was de kerk van Nieuwekerk aan den IJssel vacant. Maar het beroepingswerk leidde op 17 december 1921 tot de intrede van ds. A.M. van den Berg (1877-1963) uit Opperdoes.

De predikant stond in Nieuwerkerk bekend als een ‘grote, flinke en zeer hartelijke man’. In elk geval was hij daarnaast op Koninginnedag bovendien vrolijk, want toen ds. Van den Berg in die tijd ter verhoging van de feestvreugde plaatsnam in een draaimolen vonden sommige gemeenteleden dat maar niks, te werelds. De predikant maakte in Nieuwerkerk ook zware tijden mee: in 1924 overleed zijn echtgenote Hermina Wachtels.

Ds. A.M. van den Berg (1877-1963).

Credo wordt opgericht (1923).

Het jeugdwerk bleef zich in Nieuwerkerk aan den IJssel ontwikkelen. Op 2 oktober 1923 werd een meisjesvereniging opgericht dat de naam ‘God met ons’ kreeg. Op aanraden van ds. Van den Berg veranderde men deze naam, die hij niet geschikt achtte voor een meisjesvereniging, in ‘Credo’. De meisjes vergaderden eens in de veertien dagen en waren dan fl. 0,20 verschuldigd. De kerkenraad gaf toestemming om – net als de jongens van de JV Obadja – in de kerkenraadskamer bijeen te komen.

Overigens bestond in Nieuwerkerk ook een Knapenvereniging (gesierd met de naam ‘Samuel’), en samen met de meisjes- en de jongelingsvereniging én met de naaikrans ‘Martha’ (Martha vervaardigde kleding voor door de diaconie bedeelde gemeenteleden) werd de eerste jaarvergadering gevierd. Ook de meisjes van Credo hielden regelmatig elk een ‘inleiding’, waarvoor het onderwerp door de leiding werd opgegeven, bijvoorbeeld een onderwerp uit de bijbel, de kerkgeschiedenis of de belijdenis. Daarna werd er over gediscussieerd.

Op 6 september 1925 nam ds. Van den Berg afscheid van Nieuwerkerk en vertrok naar de kerk van Vreeswijk.

Ds. J. Versteegt (van 1928 tot 1934).

Ds. J. Versteegt (1889-1945).

Op 13 mei 1928 werd oefenaar J. Versteegt (1889-1945) uit Grote Lindt aan de kerk van Nieuwerkerk aan den IJssel verbonden. Maar hij was intussen bezig met een studie voor predikant naar Artikel 8 van de Dordtse Kerkorde, op grond van ‘singuliere gaven’. Toen hij als zodanig was toegelaten werd hij door de kerk van Nieuwerkerk beroepen en deed op 5 februari 1930 intrede als predikant. Eigenlijk werkte hij in deeltijd in Nieuwerkerk, omdat hij ook nog twee dagen werkte voor de evangelisatiearbeid onder schippers in Rotterdam. Van ds. Versteegt is bekend dat hij uit zijn hoofd preekte, ‘en hoe!‘.

De kerk wordt gerestaureerd (1930).

Ruim vijftien jaar nadat de kerk aan de Kerklaan in gebruik genomen was bleken ernstige bouwkundige problemen aan het licht te komen. In de muren vertoonden zich scheuren terwijl het regenwater tijdens zware buien door de achtermuur sijpelde. Daardoor werd de houten lambrisering in de kerkzaal aangetast, terwijl ook het dak lekte! Kortom niet iets dat men na een toch betrekkelijk korte tijd al hoefde te verwachten. Er bleef weinig anders over dan de kerk een flinke opknapbeurt te geven. Men nam de gelegenheid te baat de kerk ook uit te breiden door er aan de achterkant een stuk aan te bouwen, waardoor het aantal zitplaatsen vergroot kon worden. Het orgel werd bovendien verplaatst naar boven de kansel, tegenover de ingang. Fl 7.000 kostte de bouwkundige ingreep. Een gemeentelid was bereid fl. 6.000 te lenen tegen lage rente.

De gereformeerde kerk aan de Kerklaan. Links de school, waar voordien de kerkdiensten gehouden werden.

Crisistijd…

Ds. Versteegt stond in Nieuwerkerk ten tijde van de grote economische crisis in de dertiger jaren, die in oktober 1929 begon met de ‘Beurskrach’ op Wall Street in New York. In 1932 bedroeg de kerkelijke schuldenkast ruim fl. 500, een groot bedrag in die tijd. Een rondgang door de gemeente kon de schuld wegwerken. Maar tegelijk werd door de kerkenraad een aantal bezuinigingen doorgevoerd. Het traktement van de predikant werd bijvoorbeeld met 10% verminderd, van fl. 3.200 naar fl. 2.880. Ondertussen kelderden ook de kerkelijke inkomsten van fl. 6.200 in 1928 naar fl. 3.500 in 1935. Dat kwam onder meer door het vertrek van een aantal leden naar elders.

De kerkelijke financiën liepen dus terug, voornamelijk omdat de verdiensten van de gemeenteleden achteruitgingen. Sommigen raakten daardoor in de problemen. Zo maakte het bedrijf van een gemeentelid schulden waardoor fallissement onafwendbaar werd. Het gemeentelid ontvreemdde toen geld uit de zakken van werknemers. Daarvoor stond hij terecht, en ook de kerkenraad vroeg hem zijn schuld te belijden. Toch zorgde de diaconie voor steun zodat hij zijn schulden kon afbetalen. Daarmee bleef hem gevangenschap bespaard.

Links Café Honkoop.

Ondertussen kwam in Duitsland en elders het fascisme op. Hitler kwam in 1933 als rijkskanselier aan de macht. Bij sommige jongelui in de gemeente leek daadwerkelijk belangstelling te bestaan voor het fascisme, wat de predikant ook opmerkte. Toen in Café Honkoop aan de ‘s-Gravenweg dan ook een lezing over het nationaal-socialisme zou worden gehouden en sommige catechisanten er heen wilden, ging de predikant mee. Na afloop legde hij de catechisanten haarfijn uit welke gevaren het nationaal-socialisme inhield.

In dezelfde sfeer lag in 1935 de belangstelling die een gemeentelid voor de NSB aan de dag legde, de door Anton Mussert in 1932 opgerichte Nationaal-Socialistische Beweging, heulend met Hitler. De man vond dat hij als gereformeerde best lid kon worden van de NSB, maar de kerkenraad wist wel beter en kreeg daarbij in 1936 steun van de generale synode. Deze verklaarde dat het lidmaatschap van De Gereformeerde Kerken in Nederland en dat van de Nationaal-Socialistische Beweging niet verenigbaar waren. Kerkenraden moesten NSB-leden vermanen en bij ongehoorzaamheid onder de kerkelijke censuur plaatsen en bij blijvende hardnekkigheid uit het lidmatenregister schrappen. Het genoemde gemeentelid werd onder censuur geplaatst: hem werd het avondmaal ontzegd.

Ds. G. Toornvliet (van 1935 tot 1939).

Ds. G. Toornvliet (1908-1981).

Om de schuldenlast van de kerk te verminderen besloot de kerkenraad enige tijd geen predikant te beroepen. Zo spaarde men het traktement tenminste uit. Jaarlijks scheelde dat zo’n fl. 3.000. Maar uiteindelijk werd kandidaat G. Toornvliet (1908-1981) beroepen, die op 3 november 1935 in zijn eerste gemeente intrede deed.

De predikant deed veel voor de evangelisatie, in het bijzonder straatprediking had zijn aandacht. Een twintig leden tellend evangelisatiekoortje vergezelde hem daarbij om liederen te zingen. Zijn toespraken trokken de aandacht. Over een van die samenkomsten schreef hij: “Op 22 mei 1937 hadden wij de eerste samenkomst aan den Onderweg. Wat een belangstelling! Daarna volgde Kortenoord, ook daar rustige hoorders. De politie hoefde geen enkele maal in te grijpen”.

Evangelisatie aan Onderweg en Kortenoord… In de Kerklaan stonden de school en de kerk.

“Vanaf een vrachtauto, door de brs. A. Maaskant en Vente belangeloos beschikbaar gesteld, klonk het klare Evangelie van Jezus Christus, terwijl het zangkoor door bezielende zang het gesproken woord ondersteunde. Assistentie hadden wij van br. Runia, student Van Wijngaarden, de heer Struyk en de autozending.  Het verblijdde ons zeer, dat sommigen uit de gemeente door hun geregelde aanwezigheid ons gesteund hebben. Een opmerkelijk voorrecht was het, dat de weersgesteldheid op het uur der samenkomst steeds bijzonder goed was. De Heere deed groote dingen!” Het koortje leerde in 1938 zelfs vierstemmig zingen.

Natuurlijk werd door de Evangelisatiecommissie ook gezorgd voor lectuurverspreiding en voor huisbezoeken. Het evangelisatieblad Elisabeth Bode werd in ongeveer honderd van het evangelie vervreemde gezinnen gratis bezorgd. Dit werd betaald door gemeenteleden die een abonnement op het blad namen, waardoor ook gratis exemplaren bij de ‘evangelisatie-objecten’ door de brievenbus geschoven konden worden.

In Nieuwerkerk was de predikant populair en zijn meelevende pastorale bezoeken werden door velen nog lang herinnerd. Maar op 26 november 1939 nam de predikant afscheid en vertrok naar de kerk van Wolfheze.

Ds. G.W. Rijksen (van 1940 tot 1943).

Ds. G. Rijksen (1910-1995).

De dreigende oorlog was voor de kerkenraad aanleiding het beroepingswerk snel op te pakken. In de oorlog moest geestelijke leiding aanwezig zijn. Ds. G.W. Rijksen (1910-1995) had het als opvolger van de populaire ds. Toornvliet aanvankelijk niet makkelijk. Op 15 september 1940 had hij in Nieuwerkerk intrede gedaan, na in Lutterade enige tijd hulpdiensten verricht te hebben. In 1941 schreef hij het gevoel te hebben “door een deel der gemeente niet begeerd te worden”. Was ds. Toornvliet meer ‘man van het volk’, tussen ds. Rijksen en zijn gemeente bestond wat meer afstand. Toch bleek hij een boeiend prediker en werd zijn ziekenbezoek meestal positief gewaardeerd. Later kon ds. Rijksen verklaren dat er “meer waardering voor mijn werk was gekomen, meer kerkbezoek en meerdere zegeningen op mijn arbeid”.

Het interieur van de gereformeerde kerk die in 1912 in gebruik genomen werd (foto: ‘Tekens in de tijd’).

De Tweede Wereldoorlog.

Veel van wat in de kerkenraad gedurende de Tweede Wereldoorlog besproken werd kon niet worden genotuleerd. Zo nu en dan wordt iets duidelijk over hoe de oorlog de kerk in Nieuwerkerk beïnvloedde. Toen de Duitse bezetter eiste een collecteplan op te sturen – men wilde ongetwijfeld nagaan waar de kerkelijke geldstromen vandaan kwamen en naar toe gingen – voldeed de kerkenraad daar op advies van de synode niet aan. Ook ondersteunde de kerkenraad het werk van Winterhulp niet, een in 1940 door de Duitse Rijkscommissaris Seyss Inquart opgerichte instelling die het werk onder de armen moest gaan verzorgen en die ook geacht werd de diaconale werkzaamheden van de kerken over te nemen. De kerkenraad piekerde daar natuurlijk niet over. Maar dat kwam hem op een verwijt van één van de gemeenteleden te staan.  Deze beschuldigde de predikant en de kerkenraad ervan niets met Winterhulp te maken te willen hebben. De predikant werd om die reden door het gemeentelid bedreigd dat hij die zaak aan de grote klok zou hangen. De predikant gaf echter aan die pressie niet toe.

Toen de gemeente na de dienst op 11 mei 1941 spontaan het Wilhelmus begon te zingen schrok de kerkenraad wel even. En op 31 augustus nam de gemeente opnieuw de kans waar door op de verjaardag van de koningin Een Vast Burcht is onze God te zingen.

De gereformeerde kerk aan de Kerklaan.

Ondertussen waren vier gemeenteleden in Duitsland te werk gesteld om te helpen bij de productie van oorlogstuig. En vanaf augustus 1942 werden de (kerkelijke) jeugdverenigingen door de bezetters verboden en ontbonden, en ontbrak het aan geschikte evangelisatielectuur doordat het Nederlands Bijbel Genootschap en de Vereeniging tot Verspreiding van de Heilige Schrift verboden waren; daardoor werd het evangelisatiewerk gehinderd werd. En tenslotte was de school door de Duitsers gevorderd, zodat in de kerkenraadskamer moest worden lesgegeven. Maar ook: het ledental groeide weer, de schuldenlast werd een stuk minder door een rondgang door de gemeente, die maar liefst ruim fl. 3.600 opleverde!

Jeugdwerk.

Zoals gezegd was het jeugdwerk sinds augustus 1942 door de bezetters verboden. In de daarop volgende winter vergaderden de meisjes- en de jongelingsvereniging gezamenlijk. De bijeenkomsten werden studieavonden genoemd, waar kerkelijke- en leerkwesties behandeld werden door de predikant of door ouderling P. de Boer. Op 15 oktober 1943 richtte de predikant een Bijbelstudiekring voor meisjes op. “Het werk onzer studie deden wij met veel animo, en met goeden zorg werden de inleidingen geleverd. Zo werd ons door Gods goedheid nog gelegenheid gegeven om het heilig Woord van Hem te doorzoeken en te besturen, opdat wij steeds meer kennis zouden krijgen van de liefde Gods (…)”.

Ds. Rijksen nam op 1 november 1943 afscheid van Nieuwerkerk aan den IJssel en vertrok naar de kerk van Almelo.

Ds. A. Keyser (van 1944 tot 1946).

Ds. A. Keyser (1914-1997).

Op 2 april 1944 deed zijn opvolger intrede in Nieuwerkerk: ds. A. Keyser (1914-1997) uit Maassluis, waar hij enige tijd hulpprediker was geweest. Volgens getuigenissen van gemeenteleden was hij een ‘enthousiast mens, een gezaghebbend man, resoluut en humoristisch en een fervent pijproker’. In de pastorie zaten op zolder onderduikers, terwijl de Duitsers de kelder in bezit genomen hadden. Het was voor ds. Keyser geen makkelijke tijd: “Een slechtere start kan een beginnend predikant zich niet denken: een gemeente waarvan hele delen onder water werden gezet; voedselschaarste overal; geen warmte en geen licht; dagelijkse dreiging en kerkelijke troebelen, die ook in onze gemeente zich lieten gevoelen. Narigheden bij de vleet. Maar ’s zondags kwamen we samen. Werd er gepreekt en gebeden. Dan sterkten wij ons net als David in de Here, onze God”.

Ondertussen woedde de oorlog voort. Gemeenteleden werden opgepakt, er werden razzia’s gehouden, waarvoor ook ds. Keyser en koster Van Arnhem zich in het torentje van de kerk schuil hielden. Maar de eenheid in de gemeente werd niet verbroken, getuige een grote financiële actie in 1944 om het tekort van de kerk weg te werken. Een Orgelcommissie werd opgericht om het kuren vertonende oude orgel te vervangen. Ook werd een Verjaardagsfonds opgericht, dat ook voor fondsen ten behoeve van het orgel collecteerde. Toen een anoniem gemeentelid beloofde fl. 1.500 te zullen geven als de gemeenteleden fl. 6.500 zouden bijeenbrengen voor het wegwerken van de schuldenlast (fl. 3.000) en voor de aanschaf van een nieuw orgel (fl. 5.000), ging de predikant bij de gemeenteleden langs om hun medewerking aan de actie te vragen. In een tijdsbestek van ongeveer twee weken kwam maar liefst fl. 8.600 binnen! “Wij hebben een goede gemeente achter ons die tot offer bereid is!” jubelden de notulen van de kerkenraad terecht.

De Vrijmaking.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) tijdens de ‘Vrijmakingsvergadering’ op 11 augustus 1944 in Den Haag.

Terwijl de oorlog nog steeds voortging ontstond in onze Kerken de Vrijmaking. Onenigheid over een synodebeslissing in 1943 was de aanleiding tot de Vrijmaking, waarbij een grote groep kerkleden De Gereformeerde Kerken in Nederland verlieten en een eigen kerkverband stichtten: de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt); dit kerkgenootschap beschouwde zich als de wettige voortzetting van de Gereformeerde Kerken. Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van de Theologische School in Kampen was de leider van de Vrijmaking; hij werd afgezet als gereformeerd predikant en als hoogleraar vanwege doorgaand verzet tegen de beslissingen van de synode. Op 11 augustus 1944 maakte hij zich tijdens de ‘Vrijmakingsvergadering’ vrij van de Gereformeerde Kerken. Velen volgden hem. Hoewel bij sommige gemeenteleden overredingskracht nodig was om hen te weerhouden mee te gaan met de Vrijmaking, bleef de eenheid in Nieuwerkerk uiteindelijk bewaard.

De oorlog ‘voorbij’.

Gemeentelid D.F. van Dool werd door de Duitsers geëxecuteerd nadat hij was verraden door een bij hem verborgen onderduiker. Ook J.C. Vente en de vroegere predikant ds. Versteegt kwamen om het leven. Hoewel de oorlog officieel op 5 mei 1945 eindigde, bleef de oorlog in feite nog doorgaan in de harten van hen die zwaar getroffen waren…

Naar deel 3 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info