De Gereformeerde Kerk te Pingjum-Zurich (1)

De Gereformeerde Kerk in het Friese Pingjum werd op 10 december 1893 geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk te Witmarsum.

Kaart: Google.

De School met den Bijbel.

De Gemeente Wonseradeel (Fries: Wûnseradiel) stond in de negentiende bekend ‘als het brandpunt van Modernisme en Socialisme’, maar toch was de christelijke school in Pingjum – die in 1893 opgericht werd – al de vijftiende School met den Bijbel in die gemeente!

Een van de stichters van de School met den Bijbel te Pingjum was de uit Brabant afkomstige oefenaar Arie Elshout Rzn. (1829-1922), die zich in 1887 uit volle overtuiging had aangesloten bij de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Over zijn belevenissen in dat verband schreef hij in datzelfde jaar een boekje: ‘De beteekenis van den kerkelijken strijd onzer dagen’.

In diezelfde tijd werd in Pingjum door de Gereformeerde Kerk in het naburige Arum zondagsschool gegeven, onder meer door het toenmalige hoofd van de christelijke school, S. van der Kooi. ’s Zondags wandelde hij naar Pingjum om in een lokaal van de Openbare Lagere School (!) het evangelie aan kinderen te vertellen.

Arie Elshout (1829-1922).

Ouderling Arie Elshout (1829-1922).

Arie Elshout verhuisde rond 1890 naar Friesland, waar hij zich in het naburige Lollum vestigde. Hij hielp hier en daar met de stichting van een christelijke school. Dat was opgevallen, want in 1892 werd hij aangeklampt door een afvaardiging van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Makkum, enkele inwoners van Pingjum en door de Districtsraad van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in de gemeente Wonseradeel, waarvan Elshout trouwens zelf voorzitter was. Ze vroegen hem mee te helpen om in Pingjum een christelijke school te stichten.

Oefenaar Arie Elshout schreef een autobiografie.

“Het dorp Pingjum was schromelijk achteruit gezet; ’t was bijna geheel aan zijn lot overgelaten. Er woonden, zoo men zei, nog enkele vromen, doch dezen hadden genoeg met hun eigen geestelijk leven te stellen en bemoeiden zich dus met hunne omgeving weinig of niets”, zo schreef Elshout in zijn levensbeschrijving Gods leidingen met iemand. De handen werden dus uit de mouwen gestoken. Er werd een schoolbestuur gekozen, bestaande uit J. Heyns, J. Wytzes en H. Yntema, alle drie woonachtig in Pingjum, ds. R.K. Brouwer (1859-1905) te Makkum, Arie Elshout te Lollum, Lambertus Yntema, woonachtig in het gebied De Weeren tussen Makkum en Wons, en R. Hoornstra uit Makkum.

De Christelijk Nationale School met de meesterswoning in Pingjum.

Het schoolgebouw kwam er en telde twee lokalen. In het ene lokaal werd school gegeven en in het andere was tot 1899 een bewaarschool (wij zouden zeggen kleuterschool) gevestigd, maar deze hield het dus niet lang vol. Op Hervormingsdag, 31 oktober 1893, werd de School met den Bijbel geopend. Toen de christelijke school open ging waren er dertien leerlingen, een aantal dat gelukkig al snel begon te groeien. Naast de school werd de schoolwoning gebouwd voor het schoolhoofd. Als eerste hoofdonderwijzer werd M.W. Camping uit Exmorra benoemd. Het leerlingental groeide zózeer ‘dat het de vrienden van het openbaar onderwijs teveel werd. Eén lokaal van de openbare school was [door gebrek aan leerlingen] al overbodig verklaard en het tweede begon wankel te staan’.

Collectereizen.

De bouw van de school kostte bijna fl. 4.900. Elshout vertelde in zijn levensbeschrijving dat de financiële zorgen vaak groot waren. In 1899 was er een tekort van fl. 400. Daarom maakte men collectereizen, diep het land in! Meester Camping reisde de provincie Groningen door, Elshout collecteerde in en rond Dordrecht (hij schreef er uitvoerig over in zijn levensbeschrijving), ds. Brouwer toog naar Vlaardingen en omstreken en Hoornstra  hield de hand op ‘in de rijke streken tussen Utrecht en Doorn. Zo kon de school haar belangrijke werk blijven doen: de christelijke school werd beschouwd als ‘een uitnemend middel voor evangelisatie’.

Ds. R.K. Brouwer (1859-1905).

Het schoolbestuur wilde echter meer. In het naburige dorp Zurich werd door het bestuur een Zondagsschool opgericht, die rond 1900 zesentwintig leerlingen telde.

De stichting van De Gereformeerde Kerk te Pingjum en Zurich (1893).

Maar in de dorpen Pingjum en Zurich bestond bij sommigen ontevredenheid over de toestand en de vrijzinnige koers van de Nederlandse Hervormde Kerk, ook over die van de hervormde gemeenten van Pingjum en van Zurich. De gereformeerde classis Bolsward had al meerdere malen over ‘de nood der [hervormde] kerk’ gesproken. Het schoolbestuur in Pingjum had zelfs al voorgesteld om een lokaal van de christelijke school ter beschikking te stellen voor het houden van kerkdiensten zodat uiteindelijk in het dorp een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd zou kunnen worden.

De classis liet er geen gras over groeien. De Gereformeerde Kerk te Witmarsum – op 25 januari 1888 in Doleantie gegaan – kreeg opdracht ‘de zaak Pingjum’ te regelen en direct na de opening van de School met den Bijbel werd op zondag 5 november 1893 de eerste kerkdienst in de school gehouden, terwijl er nog geen Gereformeerde Kerk geïnstitueerd was.

Zurich, lang geleden….

Daar was men ondertussen wel alvast mee bezig gegaan. Op donderdag 26 oktober 1893 was door ds. J.J. Miedema (1869-1936) van de Gereformeerde Kerk te Witmarsum, samen met ‘zijn’ ouderling br. Stegenga, in Pingjum een vergadering bijeengeroepen waar alle hervormde gemeenteleden uitgenodigd werden. Elf meerderjarige manslidmaten waren aanwezig. Besloten werd dat drie broeders een ‘brief van opwekking en vermaning’ zouden sturen aan de hervormde kerkenraad, ‘de genootschapskerkeraad’ genoemd. Daarin zou de kerkenraad worden opgeroepen ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’ en zich los te maken van de ‘synodale hiërarchie’ en van het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk (in 1816 door de overheid aan de hervormde kerk opgelegd) en ‘weer kracht en geldigheid te verlenen’ aan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde.

Ds. J.J. Miedema (1869-1936).

Mocht de hervormde kerkenraad de drie broeders oproepen om verantwoording af te leggen van hun schrijven, dan zouden ze dat mondeling toelichten. Ds. Miedema werd gevraagd de brief voor de drie broeders op te stellen. Als de kerkenraad binnen een ‘behoorlijke termijn’ er niet op inging, kon men gaan denken aan de instituering van de Gereformeerde Kerk.

Die ‘behoorlijke termijn’ was op 15 november 1893 voorbij, want toen kwamen negen hervormde manslidmaten bij elkaar onder leiding van ds. Miedema en ouderling Stegenga van Witmarsum. Het bleek dat de hervormde kerkenraad niet had gereageerd op het schrijven van de drie manslidmaten. Vandaar dat de broeders overgingen tot het kiezen van een kerkenraad. Tot ouderlingen werden gekozen Jan Heins en Evert Giliam en als diaken werd aangewezen Jelle Wytzes.

Op 10 december 1893 kwam de verkozen ‘kerkenraad’ weer bij elkaar, ook nu weer onder leiding van ds. Miedema. Na het lezen van 1 Timotheüs 4 ging hij voor in gebed, hield een inleidend woord over de toestand van de hervormde kerk en over de noodzaak om de  ‘reformatie van de hervormde kerk ter hand te nemen’, en werd besloten alle banden ‘met het genootschap van de zich noemende Ned. Herv. Gemeente, te verbreken, de Drie Formulieren van Enigheid [de gereformeerde belijdenisgeschriften] als eenig akkoord van kerkelijke gemeenschap te erkennen en de Dordtse Kerkorde [net als voor 1816] weer voor de kerk te aanvaarden. Het besluit werd ook meegedeeld aan de hervormde Kerkvoogden, aan de burgemeester en aan Koningin-Regentes Emma. Ook werden de verkozen kerkenraadsleden in het ambt bevestigd. Daarmee was De Gereformeerde Kerk te Pingjum en Zurich een feit.

Iets uit het kerkelijk leven.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) Foto: Archief Ploos van Amstel.

De opkomst naar de godsdienstoefeningen in de school was zo bevredigend dat men besloot tweemaal per zondag een kerkdienst te houden. Als er geen dominee was zou een preek van een gereformeerde predikant gelezen worden. Een inmiddels benoemde financiële commissie regelde namens de kerkenraad de beheerszaken, waaronder de huur van het schoolgebouw: fl. 80 per jaar. Besloten werd de zitplaatsen te verhuren, zodat van de opbrengst het kerkelijk leven gefinancierd kon worden.

Natuurlijk moest van alles geregeld worden: het dopen, de belijdenisdiensten, de avondmaalsvieringen, het benoemen en aftreden van kerkenraadsleden, de afvaardiging naar de classis, enz. De inkomsten en uitgaven over het jaar 1894 bedroegen fl. 232. De inkomsten van de diaconie bedroegen dat jaar fl. 100, de uitgaven ruim fl. 70. Meester Camping werd benoemd als voorzanger (een orgel was er niet, zodat hij moest zorgen dat de gemeente op de juiste toonhoogte begon en zo bleef zingen), en hij was bovendien voorlezer. Vanaf augustus 1895 verzorgde de consulent, ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) uit Reitsum, de catechisaties. Hij kreeg fl. 1,50 vergoed voor de huur van een rijtuig als het slecht weer was.

Ds. H.R. Nieborg (1898).

Ds. H.R. Nieborg (1862-1934).

In oktober 1897 werd ds. H.R. Nieborg (1862-1934) van Witmarsum als consulent benoemd (als er een dominee van elders kwam preken, kreeg deze onderdak bij meester Heslinga. De meester kreeg daarvoor als dank een kistje sigaren). Het jaar daarop werd besloten ds. Nieborg ook officieel aan te stellen als predikant (in plaats van als consulent) van Pingjum-Zurich. Wel werden tussen beide kerkenraden enkele duidelijke afspraken gemaakt: de beide kerken bleven geheel zelfstandig met een eigen kerkenraad en een eigen diaconie. Natuurlijk moest soms door de beide kerkenraden ook gezamenlijk vergaderd worden; dat zou dan gebeuren in Witmarsum.

De taken van ds. Nieborg in Pingjum-Zurich waren ‘geen andere’ dan het catechiseren, het leiden van kerkenraadsvergaderingen en het doen van huisbezoek bij leden van de Gereformeerde Kerk. Over de vergoeding kon men het niet makkelijk eens worden, maar die zal rond fl. 100 per jaar gelegen hebben (uit te betalen in vier termijnen). Natuurlijk kon ds. Nieborg niet elke zondag in de diensten in Pingjum voorgaan, want hij had immers ook de gemeente van Witmarsum onder zijn hoede. Daarom ging ook oefenaar A. Elshout in de diensten voor (we schreven al eerder over hem).

Ds. Nieborg wees de diakenen er op dat zij de armen voldoende moesten ondersteunen, zodat zij geen hulp behoefden te zoeken bij het Burgerlijk Armbestuur. Bij zijn huisbezoeken had hij namelijk ontdekt dat in een gezin armoede heerste. Afgesproken werd dat daar elke dag twee liter melk bezorgd zou worden.

Ds. Nieborg nam trouwens op 22 oktober 1898 afscheid van zijn twee gemeenten en vertrok naar de kerk van Bleiswijk.

Ds. M. Meindertsma (van 1900 tot 1910).

Ds. M. Meindertsma (1865-1950).

Op 5 augustus 1900 deed ds. M. Meindertsma (1865-1950) uit Oldekerk intrede in Witmarsum en Pingjum-Zurich. In de gemeente waren in die tijd enkele leden die slepende ruzies hadden. Daarvoor moest zelfs het avondmaal uitgesteld worden. Uiteindelijk bemoeide ook de classis zich er mee en werden de ruziemakers van het avondmaal afgehouden met de mogelijkheid zelfs uit de kerk gezet te worden als men na aanhoudend vermaan geen verbetering toonde.

Er werd ook een begin gemaakt met het werk van de zending. Een abonnement voor vijf exemplaren van het nieuwe Zendingsblad van de Gereformeerde Kerken in Nederland werd genomen en er werd regelmatig een collecte voor het zendingswerk gehouden.

In 1905 had de Gereformeerde Kerk van Pingjum-Zurich ongeveer zestig leden. Behalve de School met den Bijbel waren er ook een Jongelingsvereniging en een Jongedochtersvereniging, beide bestemd voor de jeugd van ongeveer 16 jaar en ouder. Ook werd in Pingjum zondagsschool gehouden. De hoofdmeester van Pingjum leidde nog steeds de zondagsschool in Zurich, die gehouden werd in de openbare school aldaar.

Pingjum, lang geleden….

Een eigen kerkgebouw?

In 1904 werd voor het eerst gesproken over de mogelijkheid een eigen kerkgebouw te krijgen. Ds. Meindertsma vond dat daar mee gewacht moest worden tot de gemeente er rijp voor was, maar ondertussen zou er met de gemeenteleden wel over gesproken worden tijdens de huisbezoeken.

Ds. H. Jansen (van 1911 tot 1917).

Ds. Meindertsma nam op 22 mei 1910 afscheid van Witmarsum en Pingjum-Zurich, wegens vertrek naar de kerk van het Groningse Leek. Zijn opvolger was kandidaat H. Jansen (1885-1972), die op 12 november 1911 intrede deed, opnieuw in combinatie met de kerk van Witmarsum.

Eind 1912 werd nogmaals gesproken over de bouw van een eigen kerk. Een half jaar later werd besloten alvast een fonds te vormen voor de bouw van een kerk én een pastorie. Elke maand zou er voor worden gecollecteerd. In januari 1913 besloot de kerkenraad een stuk grond aan de Grindweg ten noordwesten van Pingjum te kopen dat in eigendom was van ds. S.T. Goslinga (1852-1922) van Schiedam. Het perceel was veertig meter lang en vijfentwintig meter breed. De kerkenraad werd voor een bedrag van fl. 850 eigenaar van de grond. Een klein stukje grond werd door ds. Goslinga gratis aan de kerk afgestaan. Verder werd er fl. 800 voor geleend.

Ds. Th.D. Prins (1862-1929).

Toen de kerkvisitatoren ds. T.D. Prins (1862-1929) van Bolsward en ds. J.P. Klaarhamer (1873-1933) van Wommels in augustus 1914 op bezoek kwamen, werd opnieuw over kerkbouw gesproken. In juni 1915 werd aannemer Burggraaff te Lollum geraadpleegd. Omdat in Lollum een nieuwe kerk gebouwd werd (die allengs ‘de Kathedraal der Gereformeerden en ‘Greidhoekekathedraal‘ genoemd ging worden) zou het bouwmateriaal en het interieur van de oude kerk beschikbaar kunnen komen voor de bouw van de kerk van Pingjum-Zurich. De kerkenraad bekeek de kerk in Lollum en het leek een goed voorstel.

Ds. J.P. Klaarhamer (1873-1933).

In augustus 1915 konden spijkers met koppen geslagen worden, want de manslidmaten waren samengeroepen om over de plannen te spreken. “De gemeente van Christus mag niet rusten voor ze een eigen kerkgebouw bezit”, vond ds. Jansen. Burggraaff, zo werd meegedeeld, zou de kerk van Lollum afbreken en die in Pingjum precies zo herbouwen, als de oude kerk van Lollum er uit had gezien. En dat is gelukt.

Zo zag de eerste gereformeerde kerk van Lollum er uit. Die van Pingjum zou ‘precies zo gebouwd’ worden.

Ook zou hij het gehele meubilair leveren: de preekstoel en vierentwintig zeer degelijke vierpersoons banken. Verder zou er een galerij in de kerk komen, zodat in totaal ongeveer 180 zitplaatsen beschikbaar kwamen. Meteen werden ook afspraken gemaakt over het verkrijgen van voldoende geld.

Ds. H. Jansen legde de eerste steen (foto: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk Pingjum-Zurich’).

De kerkenraad nam het officiële bouwbesluit op 27 september 1915. Vaste jaarlijkse bijdragen en bijdragen van binnen en buiten de gemeente zouden de bouw mogelijk maken. Dr. Jansen viel de eer te beurt om op 8 april 1916 de eerste steen te leggen. Meteen werd ook afgesproken dat zestien plaatsen in de nieuwe kerk ‘vrij’ zouden zijn en dat de kerkelijke bijdragen in het vervolg maandelijks of desnoods wekelijks moesten worden betaald. De mannen en vrouwen (met de jonge kinderen) zaten in de kerk gescheiden, zoals in die tijd vrij normaal was.

De nieuwe gereformeerde kerk te Pingjum.

Op Tweede Kerstdag, 26 december 1916, werd de nieuwe kerk van Pingjum-Zurich in gebruik genomen. Daarover is verder weinig bekend, want in de notulen wordt over de ingebruikneming gezwegen. Wel is duidelijk dat totale bouwkosten ruim fl. 5.800 bedroegen. De laatste kerkdienst in de school was de dag daarvoor gehouden, Eerste Kerstdag 25 december 1916. En toen ging het kerkelijk leven weer zijn gewone gang.

En verder…

Ds. Jansen nam op 17 juni 1917 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Eindhoven, waar hij trouwens in 1919 buiten bediening raakte en het jaar daarop overging naar de hervormde kerk.

Hoe dan ook, de kerkenraden van Witmarsum en Pingjum-Zurich gingen weer aan de slag met het beroepingswerk.

Naar deel 2 >

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Gereformeerde Kerk in Pingjum-Zurich (1).

The Gereformeerde Kerk in the Frisian town of Pingjum was instituted on December 10, 1893, from the Gereformeerde Kerk in Witmarsum.

The ‘School with the Bible’.
The municipality of Wonseradeel (Frisian: Wûnseradiel) was known in the nineteenth century as ’the focal point of Modernism and Socialism’, yet the Christian school in Pingjum – established in 1893 – was already the fifteenth ‘School with the Bible’ in that municipality!

One of the founders of the ‘School with the Bible’ in Pingjum was Arie Elshout Rzn. (1829-1922), who originated from the province of Brabant. In 1887, he wholeheartedly joined the ‘Doleantie’, the second orthodox departure from the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’. In the same year, he wrote a booklet about his experiences in that regard: ‘The Significance of the Ecclesiastical Struggle of Our Days’.

During that time, Sunday school was conducted in Pingjum from the Gereformeerde Kerk in the neighboring village of Arum, led by the then headmaster of the Christian school in Arum, S. van der Kooi. On Sundays, he walked to Pingjum to teach the gospel to children in a classroom of the Public Elementary School (!).

Arie Elshout (1829-1922).

Around 1890, Arie Elshout moved to Friesland, where he settled in the neighboring village of Lollum. He assisted here and there in the establishment of a Christian school. This did not go unnoticed, as in 1892 he was approached by a delegation from the consistory of the Gereformeerde Kerk in Makkum, some residents of Pingjum, and by the ‘District Council of the Association for Christian National Education in the municipality of Wonseradeel’, of which Elshout himself was chairman. They asked him to help establish a Christian school in Pingjum.

“The village of Pingjum had been greatly neglected; it was almost entirely left to itself. There were, it was said, still a few devout people, but they had enough to deal with in their own spiritual lives and therefore concerned themselves little or not at all with their surroundings”, Elshout wrote in his autobiography, ‘God’s Guidance with Someone’. So, they rolled up their sleeves. A school board was chosen, consisting of J. Heyns, J. Wytzes, and H. Yntema, all three residing in Pingjum, Rev. R.K. Brouwer (1859-1905) in Makkum, Arie Elshout in Lollum, Lambertus Yntema, residing in the area of ‘De Weeren’ between Makkum and Wons, and R. Hoornstra from Makkum.

The school building was completed and consisted of two classrooms. One classroom was used for teaching, and in the other, a preschool (what we would call a kindergarten) was established until 1899, but it did not last long. On Reformation Day, October 31, 1893, the ‘School with the Bible’ was opened. When the Christian school opened, there were thirteen students, a number that fortunately began to grow quickly. Next to the school, a schoolmaster’s residence was built. M.W. Camping from Exmorra was appointed as the first head teacher. The number of students grew so much that ’the friends of public education found it too much. One classroom of the public school had already been declared redundant due to a lack of students, and the second was beginning to falter.’

Fundraising trips.

The construction of the school cost almost 4,900 guilders. Elshout mentioned in his autobiography that financial worries were often significant. In 1899, there was a deficit of 400 guilders. Therefore, fundraising trips were organized, deep into the countryside! Schoolteacher Camping traveled through the province of Groningen, Elshout collected in and around Dordrecht (he wrote extensively about it in his autobiography), Rev. Brouwer went to Vlaardingen and the surrounding area, and Hoornstra solicited in the affluent areas between Utrecht and Doorn. This way, the school could continue its important work: the Christian school was considered ‘an excellent means for evangelization.’

However, the school board wanted more. In the neighboring village of Zurich, a Sunday school was established by the board, which counted twenty-six students around 1900.

The establishment of The Gereformeerde Kerk in Pingjum and Zurich (1893).

But in the villages of Pingjum and Zurich, some were dissatisfied with the state and the liberal course of the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’, also with those of the ‘hervormde’ congregations in Pingjum and Zurich. The ‘gereformeerde’ classis Bolsward had spoken several times about ’the need of the [‘hervormde’] church’. The school board had even proposed to make a classroom of the school available for holding church services so that a ‘Gereformeerde Kerk’ could be instituted in the village.

The classis wasted no time. The ‘Gereformeerde Kerk’ in Witmarsum – which joined the Doleantie on January 25, 1888 – was instructed to handle ’the matter of Pingjum’, and immediately after the opening of the ‘School with the Bible’, the first church service was held on Sunday, November 5, 1893, in the school, even though a ‘Gereformeerde Kerk’ had not yet been instituted.

However, they had already started working on it. On Thursday, October 26, 1893, a meeting was convened by Rev. J.J. Miedema (1869-1936) of the ‘Gereformeerde Kerk’ in Witmarsum, together with ‘his’ elder, brother Stegenga, inviting all members of the ‘hervormde’ congregation. Eleven adult male members were present. It was decided that three brothers would send a ‘letter of exhortation and admonition’ to the ‘hervormde’ consistory, referred to as ’the association consistory’. In it, the consistory would be urged to ‘undertake the reformation of the church’ and to detach itself from the ‘synodical hierarchy’ and from the ‘General Regulations for the Administration of the ‘Hervormde’ Church’ (imposed on the ‘hervormde’ church by the government in 1816) and to ‘restore strength and validity’ to the ancient ‘gereformeerde’ Church Order of Dordrecht.

If the reformed consistory called on the three brothers to account for their writing, they would explain it orally. Rev. Miedema was asked to draft the letter for the three brothers. If the consistory did not respond within a ‘reasonable period’, consideration would be given to instituting the ‘Gereformeerde Kerk’.

That ‘reasonable period’ had expired on November 15, 1893, as nine adult male members of the ‘hervormde’ congregation came together under the leadership of Rev. Miedema and Elder Stegenga of Witmarsum. It turned out that the ‘hervormde’ consistory had not responded to the letter from the three male members. Hence, the brothers proceeded to elect a consistory. Jan Heins and Evert Giliam were chosen as elders, and Jelle Wytzes was appointed as deacon.

On December 10, 1893, the elected ‘consistory’ met again, again under the leadership of Rev. Miedema. After reading 1 Timothy 4, he led in prayer, gave an introductory speech about the state of the ‘hervormde kerk’ and the necessity of undertaking the ‘reformation of the ‘hervormde kerk’, and it was decided to sever all ties ‘with the association of the so-called ‘Nederlands Hervormde’ Congregation, to recognize the ‘Three Forms of Unity’ [the ‘gereformeerde’ confessional documents] as the only agreement of church communion, and to accept the ‘Dordrecht Church Order’ again [just like before 1816] for the church. The decision was also communicated to the ‘hervormde’ Church Wardens, to the mayor, and to Queen Regent Emma. The elected consistory members were also confirmed in office. Thus, The ‘Gereformeerde Kerk’ in Pingjum and Zurich was established.

Some aspects of church life.

The attendance at the religious services in the school was so satisfactory that it was decided to hold two church services every Sunday. If there was no minister, a sermon by a ‘gereformeerde’ minister would be read. A financial committee, appointed on behalf of the consistory, managed the administrative matters, including the rental of the school building: 80 guilders per year. It was decided to rent out the seats so that the proceeds could finance the church life.

Of course, everything had to be arranged: baptisms, confession services, communion celebrations, the appointment and resignation of consistory members, representation at the classis, etc. The income and expenses for the year 1894 amounted to 232 guilders. The income of the diaconate amounted to 100 guilders, with expenses exceeding 70 guilders. Schoolteacher Camping was appointed as precentor (there was no organ, so he had to ensure that the congregation began and continued to sing at the correct pitch), and he was also a reader. From August 1895 onwards, the consultant, Rev. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) from Reitsum, provided catechesis. He was reimbursed 1.50 guilders for the rent of a carriage in bad weather.

Rev. H.R. Nieborg (1898).

In October 1897, Rev. H.R. Nieborg (1862-1934) from Witmarsum was appointed as consultant (when a minister from elsewhere came to preach, he was accommodated by Schoolteacher Heslinga. As a token of appreciation, he received a box of cigars). The following year, it was decided to appoint Rev. Nieborg also as the official pastor of Pingjum-Zurich (instead of consultant). However, some clear agreements were made between the two consistories: both churches remained entirely independent, with their own consistory and diaconate. Occasionally, the two consistories had to hold joint meetings; this would then take place in Witmarsum.

Rev. Nieborg’s tasks in Pingjum-Zurich were ‘no different’ than catechizing, chairing consistory meetings, and conducting home visits to members of the ‘Gereformeerde Kerk’. It was not easy to agree on his remuneration, but it would have been around 100 guilders per year (payable in four installments). Naturally, Rev. Nieborg could not preach every Sunday in Pingjum, as he also had the congregation of Witmarsum under his care. Therefore, preacher A. Elshout also conducted services (as mentioned earlier).

Rev. Nieborg reminded the deacons that they should adequately support the poor, so they did not need to seek help from the Civic Poor Board. During his home visits, he discovered poverty in a family. It was agreed that two liters of milk would be delivered there every day.

Rev. Nieborg actually bid farewell to his two congregations on October 22, 1898, and moved to the church of Bleiswijk.

Rev. M. Meindertsma (from 1900 to 1910).

On August 5, 1900, Rev. M. Meindertsma (1865-1950) from Oldekerk was installed in Witmarsum and Pingjum-Zurich. At that time, there were some members in the congregation who had ongoing disputes. Even the communion had to be postponed because of this. Eventually, the classis also intervened, and the quarrelsome members were withheld from communion, with the possibility of being expelled from the church if they did not show improvement after persistent admonition.

Work on mission also began. A subscription for five copies of the new Mission Magazine of the ‘Gerefoirmneerde Kerken in Nederland’ was taken, and regular collections for missionary work were held.

In 1905, the ‘Gereformeerde Kerk’ of Pingjum-Zurich had about sixty members. Besides the ‘School with the Bible’, there were also a Young Men’s Association and a Young Women’s Association, both intended for youth about 16 years and older. Sunday school was also held in Pingjum. The headmaster of Pingjum still led the Sunday school in Zurich, held in the public school there.

A church building of their own?

In 1904, the possibility of having their own church building was first discussed. Rev. Meindertsma believed that this should be postponed until the congregation was ready for it, but in the meantime, discussions would be held with the members during home visits.

Rev. H. Jansen (from 1911 to 1917).

Rev. Meindertsma bid farewell to Witmarsum and Pingjum-Zurich on May 22, 1910, due to his move to the church of Leek in Groningen. His successor was candidate H. Jansen (1885-1972), who was installed on November 12, 1911, again in combination with the church of Witmarsum.

At the end of 1912, the construction of their own church was discussed again. Half a year later, it was decided to form a fund for the construction of a church and a parsonage. Collections would be made for this purpose every month. In January 1913, the consistory decided to purchase a piece of land on the Grindweg northwest of Pingjum, which was owned by Rev. S.T. Goslinga (1852-1922) from Schiedam. The plot was forty meters long and twenty-five meters wide. The consistory became the owner of the land for an amount of 850 guilders. A small piece of land was donated to the church by Rev. Goslinga. 800 guilders were borrowed.

When the church visitors Rev. T.D. Prins (1862-1929) of Bolsward and Rev. J.P. Klaarhamer (1873-1933) of Wommels visited in August 1914, church construction was again discussed. In June 1915, contractor Burggraaff from Lollum was consulted. Because a new church was being built in Lollum (which would later be called ’the Cathedral of the Gereformeerden’ and ‘Greidhoekekathedraal’), the wood and inventory of the old church could become available for the construction of the church in Pingjum-Zurich. The consistory inspected the church in Lollum, and it seemed like a good proposal.

In August 1915, decisive steps were taken because the male members were convened to discuss the plans. “The congregation of Christ must not rest until it possesses its own church building,” said Rev. Jansen. It was announced that Burggraaff would build the church exactly like the old church in Lollum. He would also provide all the furniture: the pulpit and twenty-four very sturdy four-seater benches. Furthermore, a gallery would be built in the church, providing a total of about 180 seats. Agreements were also made immediately regarding obtaining sufficient funds.

The consistory made the official decision to build on September 27, 1915. Fixed annual contributions and gifts from within and outside the congregation would make the construction possible. Dr. Jansen had the honor of laying the first stone on April 8, 1916. It was also agreed that sixteen seats in the new church would be ‘free’, and that the church contributions would be paid monthly or even weekly in the future. Men and women (with young children) sat separately in the church, as was quite normal at that time.

On Boxing Day, December 26, 1916, the new church of Pingjum-Zurich was inaugurated. There is little else known about it because the minutes are silent about the inauguration. However, it is clear that the total construction costs amounted to over 5,800 guilders. The last church service in the school was held the day before, on Christmas Day, December 25, 1916. And then the church life returned to its usual course.

And further…

Rev. Jansen bid farewell on June 17, 1917, due to his move to the church of Eindhoven, where he actually ceased to be in service in 1919 and the following year transferred to the ‘Hervormde Kerk’. In any case, the consistories of Witmarsum and Pingjum-Zurich resumed the work of calling a new minister.

Part 2 will follow soon.