De Gereformeerde Kerk te Boornbergum (2)

3. Naar een zelfstandige Gereformeerde Kerk in Boornbergum.

( < Naar deel 1 ) – Op 8 juni 1890 nam ds. E. Douma (1842-1913) afscheid van de gemeente van Drachten en deed zijn opvolger op 24 mei 1891 intrede. Het was ds. Th. Oegema (1859-1912) uit Holten.

Ds. Th. Oegema (1859-1912) van Drachten.

  • Uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Boornbergum-Kortehemmen nu nog een overzicht van de periode tot aan de bouw van de huidige kerk, die in 1911 gereed kwam.

De Gereformeerde Kerken in Nederland (1892).

Ongeveer een jaar na de komst van ds. Oegema, op 17 juni 1892, vond de officiële constituering plaats van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat was het gevolg van de ineensmelting van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. De onderhandelingen waren weliswaar niet zonder problemen verlopen, maar tijdens een gezamenlijke synodevergadering in de Keizersgrachtkerk in Amsterdam werd de Vereniging van 1892officieel bekrachtigd.

Daardoor was organisatorisch het een en ander veranderd: de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Drachten heette in het vervolg natuurlijk De Gereformeerde Kerk te Drachten, en deze kerk was ingedeeld bij de nieuwe Classis Kollum. Deze kwam op 27 juli 1892 voor het eerst bijeen.

Opnieuw een verzoek om kerkinstituering (1892).

Niet lang daarna stuurde de Evangelisatievereniging in Boornbergum en Kortehemmen een brief aan de Drachtster kerkenraad met het verzoek in Boornbergum de Gereformeerde Kerk tot openbaring te brengen. De kerkenraad ging daar nu mee akkoord, en stuurde het schrijven door aan de classis Kollum, die de brief op 27 oktober 1892 besprak. De kerkenraad van Drachten had overigens als voorwaarden gesteld dat (1) de kerk van Boornbergum dan ook de schulden van de Evangelisatievereniging overnam, zodat die niet ten laste van de kerk van Drachten kwamen en (2) dat de gemeente ‘mettertijd ook een leeraar zou kunnen onderhouden’.

‘Vaster’ geworden…

Ds. J.W. Draijer (1851-1894).

Tot nog toe had de evangelisatievereniging niet veel meer kunnen doen dan zondagsschool houden, catechisaties geven, op zondagavond een preek lezen en af en toe een dominee laten voorgaan. Zo was ds. J.W. Draijer (1851-1894) uit Suawoude regelmatig komen preken. In juni 1890 was hij er weer. “Ds. Draijer was een buitengewoon zwaar man. Hij kon heel moeilijk door het nauwe deurtje van de preekstoel. Door de druk en de wrijving om in de preekstoel te komen, sneuvelden twee knopen van dominee zijn jas”, zo vertelde een gemeentelid die het had meegemaakt.

Maar – om terug te komen op hun verzoek om kerkinstituering – het bestuur van de Evangelisatievereniging meende dat er kans op uitbreiding was. Maar, vroeg ouderling J.W. de Boer (1833-1907) uit Drachten, ‘wordt er reeds nú uitbreiding gezien?’ Bestuurslid Baron deelde mee dat in Bethel niet meer volk kwam dan vroeger, maar men was wel ‘vaster’ geworden, men stond steviger in de geloofsschoenen. Wel waren de catechisaties ‘zeer veel uitgebreid’. ‘En hoe staat het met de financiën van de Vereniging?’ wilde ouderling De Boer weten. Baron antwoordde daarop dat er alleen een lokaal was waarop een schuld van fl.1.300 lag, waarvoor de vereniging de rente betaalde. De classis besloot om een commissie van de kerk van Drachten een nader onderzoek te laten instellen.

Ouderling J.W. de Boer  (1833-1907).

Het onderzoek vond plaats en op 2 februari 1893 deelde de Drachtster commissie de resultaten mee op de classis Kollum. “De kerk van Drachten, ziende de grote nood te Boornbergum en omstreken en in aanmerking nemende de grote begeerte en liefde voor de zaak [van de kerkinstituering] in de laatste tijd geopenbaard, ondanks de zeer ernstige financiële bezwaren, meent aan de classicale vergadering te moeten adviseren om te besluiten tot de instelling van de ambten en diensten te Boornbergum en Kortehemmen over te gaan”. De classis stemde er dus mee in, oordelende dat deze ‘zo gewenschte zaak op de schier enkel financiële bezwaren niet mocht afstuiten en besluit dat aan de wens van de geloovigen te Boornbergum en Kortehemmen zal worden voldaan”.

De Gereformeerde Kerk te Boornbergum-Kortehemmen geïnstitueerd (1893).

In 1878 werd in Boornbergum Bethel in gebruik genomen.

De Classis en de kerkenraad van Drachten lieten er geen gras over groeien. In Boornbergum werden onder leiding van ds. Oegema kerkenraadsverkiezingen gehouden, en op 3 april 1893 werden de eerste ambtsdragers bevestigd. Het waren de ouderlingen H. de Vries, P. Mulder en J. Baron, terwijl als diakenen bevestigd werden H.T. van der Zee, H. van der Laan en D. Bergsma.

De eerste tijd.

De pastorie naast de gereformeerde kerk.

De Gereformeerde Kerk te Boornbergum en Kortehemmen had dus slechts de beschikking over Bethel. Ruimte voor vergaderingen en andere bijeenkomsten was er niet, zodat die in het kerkzaaltje of bij een van de leden thuis gehouden werden. Maar consulent ds. Oegema liet zijn gemeenteleden in Boornbergum niet in de steek. Hij hielp waar mogelijk. Wilde de jonge kerk een dominee hebben dan moest er behalve geld ook een pastorie komen. Geld werd voor dat doel door bemiddeling van de predikant geleend, zodat op 19 april 1894 de eerste steen kon worden gelegd. Mevrouw Oegema viel die eer te beurt. De bouw vorderde vlot en zo kwam de pastorie in 1894 gereed.

Nu nog een dominee. Dat viel niet mee. Het beroepingswerk werd ter hand genomen, en tussen augustus 1894 en juli 1895 werden verscheidene predikanten c.q. kandidaten beroepen. De kandidaten N.Y. van Goor (1866-1941) uit Harlingen, A. Nawijn (1864-1910) uit Amsterdam en N.G. Kapteyn (1867-1922) uit Amstelveen bedankten voor de eer, evenals de predikanten H.T. Hoeksema (1859-1955) uit het Groningse Zevenhuizen, O. Casemier (1861-1937) uit De Krim en ds. W.A. Dekker (1859-1902) uit Middelburg.

Ds. A.S. Schaafsma (van 1896 tot 1901).

Ds. A.S. Schaafsma (1863-1937).

Maar kandidaat A.S. Schaafsma (1863-1937) uit Grootegast nam het in augustus 1895 op hem uitgebrachte beroep wél aan en deed op 12 januari 1896 intrede. Het jaartraktement was op advies van de classis gesteld op fl. 800, maar daarvan kon men in Boornbergum en Kortehemmen slechts fl. 550 opbrengen, zodat men voorlopig steun moest ontvangen van het Deputaatschap Hulpbehoevende Kerken.

De jeugdige Albert Sake Schaafsma was, tijdens een van de ‘revivals’ die plaatsvonden tijdens de (zeer lange) ambtsperiode van ds. E. van de Berekamp (1821-1904) van Grootegast, ‘krachtdadig bekeerd’. Van toen af wilde hij predikant worden en liet zich inschrijven in Kampen. Hoe dan ook, de predikant zette zich bijzonder in voor het tot stand komen van de Vereeniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met den Bijbel (eind 1905, toen ds. Gerber in Boornbergum predikant was, kon de school de deuren openen). Ds. Schaafsma nam 9 juni 1901 afscheid en vertrok naar de kerk van Beilen.

Ds. T. Gerber (van 1902 tot 1906).

Het beroepingswerk werd dus weer ter hand genomen en dat liep deze keer vlotter. Weliswaar kwamen er twee bedankjes binnen, maar kandidaat T. Gerber (1875-1933) uit Lemmer nam het op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 1 mei 1902 intrede.

Ds. T. Gerber (1875-1933).

“Hij was een man als een boom; recht van statuur, vastberaden van blik, daarbij een man van nauwgezette plichtsbetrachting. Wat hij deed, deed hij goed; steeds met volle ernst en met al zijn krachten. In zijn preken hield hij van het compacte”. Op zijn catechisaties “ging het correct en nauwkeurig steeds langs een vaste lijn. (…) Vriendelijk was hij en voorkomend, maar als het ging om de eer van zijn Zender, wist hij van geen wijken”.

De School met de Bijbel te Boornbergum (foto: ‘Gedenkboek Van kracht tot kracht’).

Tot zijn vastberadenheid behoorde ook zijn inzet voor de School met de Bijbel. Het door zijn voorganger opgepakte werk maakte hij af, zodat op 26 december 1905 de feestelijke opening van de school en de installatie van het personeel konden plaatsvinden. Ds. Gerber was voorzitter van het bestuur. De kerk van Boornbergum had intussen ook een bloeiend verenigingsleven gekregen. Behalve de Schoolvereniging bestonden er – wat het jeugdwerk betreft – een Jongelingsvereniging en een daarvan uitgaande Knapenvereniging. Ook waren er in die tijd twee zondagsscholen met in totaal 125 kinderen. En de kerk telde inmiddels 375 leden, waarvan 112 belijdende. Ds. Gerber nam op 20 mei 1906 afscheid en vertrok naar de kerk van Oldekerk.

Ds. G.D. Scheepsma (van 1907 tot 1910).

Ds. G.D. Scheepsma (1879-1929).

Slechts twee bedankjes moest de kerkenraad incasseren toen hij het beroepingswerk weer aanpakte. Kandidaat G.D. Scheepsma (1879-1929) uit het Friese Schettens nam het in augustus 1906 op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 6 januari 1907 intrede. “Zijn leven is een leven van lijden geweest. Reeds als jongeling werd zijn eindexamen gymnasium door ziekte een jaar vertraagd; als student aan de Vrije Universiteit moest hij eveneens een tijdlang rust nemen”, net als later in Roodeschool en in de kerk van Westergeest (die later Kollumerzwaag heette). De predikant nam op 20 november 1910 afscheid van Boornbergum en vertrok naar de kerk van Roodeschool.

Een nieuw kerkgebouw (1911).

Ds. D. Prins (1867-1934) was verscheidene keren consulent.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Scheepsma kwamen de plannen naar boven om óf Bethel te verbouwen en te vergroten, dan wel een nieuwe kerk te bouwen. Vlak voor zijn afscheid werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Ds. D. Prins (1867-1934) van Oudega (bij Drachten) was in die vacaturetijd consulent. Deze was overtuigd van de noodzaak van nieuwbouw en spande zich bijzonder in om het financieel mogelijk te maken die plannen te verwezenlijken. Met de bouw werd begonnen en de werkzaamheden verliepen vlot, zodat op zondag 22 oktober 1911 de laatste dienst in Bethel gehouden werd, waar ds. Prins voorging. Zijn preek ging over Genesis 26 vers 22b: ”Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land”.

De gereformeerde kerk aan de Easterbuorren te Boornbergum (foto: Reliwiki).

Op maandag 23 oktober kwam de gemeente voor het eerst bijeen in de nieuwe kerk aan de Easterbuorren. Ook tijdens die ‘inwijdingsdienst’ ging ds. Prins voor. Zijn preek ging over een gedeelte uit Salomo’s bede toen de tempel ingewijd werd: “Mijn Naam zal daar zijn, om te horen naar het gebed, hetwelk uw knecht bidden zal in deze plaats“. Boven de hoofdingang van de kerk werd een gedenksteen ingemetseld, waarop als tekst gebeiteld werd: “Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods hooren en hetzelve bewaren“.

De gedenksteen boven de hoofdingang van Boornbergums gereformeerde kerk.

Ds. S. Dwarshuis (van 1912 tot 1917) en ds. H. Fokkens (van 1917 tot 1922).

Achtereenvolgens bedankten tussen november 1910 en april 1912 zeven beroepen kandidaten c.q. predikanten voor het op hen uitgebrachte beroep. Maar toen in juni 1912 een beroep werd uitgebracht op ds. S. Dwarshuis (1868-1944) van Staphorst, nam hij dit aan en deed op 17 november 1912 intrede.

‘Familie’ van de kerk van Boornbergum…

Kerk en pastorie te Nij Beets (foto: Reliwiki).

Zoals de kerk van Boornbergum-Kortehemmen in feite zelf voortgekomen was uit het evangelisatiewerk, zo nam de kerk ook haar eigen taak op het gebied van de evangelisatiearbeid serieus. Behalve door middel van de zondagsschool, stichtte ze evangelisatieposten in Nij Beets en Beetsterzwaag. In Nij Beets leidde dat op 13 september 1917 tot de instituering van de Gereformeerde Kerk door de bevestiging van de ambtsdragers. De instituering scheelde Boornbergum ongeveer tachtig leden (plus de daaruit voortvloeiende kerkelijke inkomsten). Men kwam bijeen in het kort daarvoor gebouwde kerkje aan de Prikkewei. Het kerkje werd in 1937 en ook in 1984 uitgebreid, maar werd in 2004 buiten gebruik gesteld en later gesloopt.

De bouwvergunning voor de bouw van het kerkje te Beetsterzwaag.

Nadat ds. Dwarshuis op 6 mei 1917 afscheid genomen had wegens vertrek naar de kerk van Avereest werd hij op 28 oktober 1917 opgevolgd door ds. H. Fokkens (1883-1963) van Dronrijp. Ook tijdens zijn ambtsperiode werd een gedeelte van de kerk van Boornbergum-Kortehemmen zelfstandig. Het was die van Beetsterzwaag. In 1920 was men begonnen met evangeliseren en met de bouw van een ‘lokaal’, waaruit op 17 september 1922 de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Beetsterzwaag ontstond.

En verder…

Ook aan het eigen kerkgebouw te Boornbergum gebeurde in die tijd het een en ander. Het interieur werd aangepakt en geverfd. Ondanks de dure tijd ging de gemeentevergadering er van harte mee akkoord toen de kerkenraad voorstelde het predikantstraktement te verhogen tot fl. 2.000 met 5% duurtetoeslag. De predikant nam op 8 oktober 1922 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Hollandscheveld.

Zo zag de gereformeerde kerk van Beetsterzwaag er oorspronkelijk uit.

Zoals al eerder aangegeven beperken we ons verhaal ditmaal tot en met de bouw van de tegenwoordige kerk aan de Easterbuorren, als vervangster van Bethel. Er gebeurde in de navolgende jaren weliswaar veel: andere predikanten volgden na ds. Fokkes; in 1932 werd een consistorie aangebouwd, dat Bethel als vergaderzaal moest vervangen. In 1950 werd de kerkzaal heringericht en in de tweede helft van de jaren ’80 werden nieuwe lokaliteiten bij de kerk gebouwd. Het verenigingsleven maakte een flinke groei door, zoals de Jongedochtersvereniging die in 1896 werd opgericht (we hadden het al over enkele andere verenigingen), en de meisjesvereniging Strijdt in in te gaan die in 1919 het levenslicht zag.

Ook was er een Jongelingsvereniging met de naam Prediker 12 vers 1a (‘Gedenkt dan uw Schepper in uw jongelingsjaren’) met een eigen bibliotheek, waarvan driftig gebruik gemaakt werd bij het samenstellen van de ‘inleidingen’. Naast de ‘grote ‘-meisjes en jongedochtersvereniging  was er Mirjam, de ‘kleine-meisjesvereniging’, en Samuel, de knapenvereniging, waarover we al eerder schreven. In de latere jaren kwamen er nieuwe clubs en nieuwe activiteiten.

In augustus 1945 werd de eerste vergadering gehouden van de Vrouwenvereniging Ken Hem in al uw wegen, die later gesplitst werd wegens het grote ledental. De mannenvereniging werd in november 1930 opgericht onder de naam Door onderzoek tot kennis, terwijl in 1911 de muziekvereniging Looft den Heer het licht zag. Lang geleden was er een zangvereniging onder de naam Laus Deo, terwijl in 1939 de zangvereniging Eere zij God werd opgericht.

Eén punt dient nog vermeld te worden:

De Gereformeerde Kerk te Boornbergum-Kortehemmen sloot zich in 2004 aan bij de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN), omdat kerkenraad en gemeente bezwaren hadden tegen het samengaan binnen de Protestantse Kerk (PKN).

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Boornbergum-Kortehemmen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Boornbergum-Kortehemmen tussen 1904 en 2004 (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp. Deel IV. Leeuwarden, g.j.

J. Dijkstra, e.a., Gedenkboek Van kracht tot kracht 1893-1993. Gereformeerde Kerk Boornbergum/Kortehemmen en omstreken. Boornbergum, 1993

J. Dijkstra, Rehoboth. De Here heeft ons ruimte gemaakt. Boornbergum, 2011

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G.J. Kok, ‘Bewust zelfstandig; bewust afhankelijk’. Vijf jaar vGKN, 2004-2009. Smilde, 2010

Notulen van de classes Drogeham (c.q. Drachten) en Kollum van de Gereformeerde Kerken in Friesland. Tresoar, Leeuwarden

Notulen van de Commissie Binnenlandsche Zending van de Gereformeerde Kerken in Friesland. Tresoar, Leeuwarden

Notulen van de Provinciale Vergadering c.q. Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in Friesland. Tresoar, Leeuwarden

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel II, De classes Drogeham (Drachten) en Leeuwarden van de Afgescheiden kerken. Groningen, 1981

© 2021. GereformeerdeKerken.info